In een lap gewikkeld gaf hij met het pannetje eten nòg iets aan Willem. ‘Ik mag Daniël niets brengen,’ fluisterde Jantje. ‘Zorg dat hij wat krijgt.’
Willem begreep niet wat hij bedoelde. Hij pakte alles aan en wachtte tot het luik weer dicht was. Er kwam een streepje licht door een kier in het dek, zodat het niet helemaal donker was. Ze pakten uit wat de koksmaat gebracht had.
Het was een flinke pan vol gort met rozijnen, er was een kan bier, en in de lap vonden ze timmermansgereedschap. De stuurman begreep het eerst wat hij daarmee kon doen. Hij zei zachtjes bij het houten wandje: ‘Daniël, blijf bij de muur vandaan, we gaan boren en zagen.’
Gelukkig was er nogal wat lawaai aan dek. De geroofde spullen moesten beter weggeborgen worden, en dat gaf op het dek en in de ruimen veel gesjouw en gesleep. Dirk Roos boorde een paar gaten in het houten schot. Toen kon hij de zaag ertussen krijgen, en hij maakte een flink gat in de wand. Binnen een uur was Daniël aan hun kant, en at mee van de gort met rozijnen. Nog nooit had het vaste ochtendmaal op zee hem zo goed gesmaakt.
Om niet onverwacht betrapt te kunnen worden ging Daniël weer terug naar het kabelgat, waar het veel donkerder was. Hij was nu niet bang meer. De stuurman maakte het luikje in de wand zo, dat je niet meteen zag dat er een gat gemaakt was en het er toch gemakkelijk af kon.
Daarna wachtten ze maar af.
Wolnar liet zijn gevangenen dagenlang zitten. Daniël kreeg alleen iets te drinken, eten werd hem niet gegeven.
Tweemaal per dag mochten de gevangenen onder bewaking aan dek, naar de voorsteven, waar boven de golven het scheepstoilet bevestigd was. Daniël deed er zo lang mogelijk over...
Wolnar lette verder niet op de jongen. Hij wist niet, dat zijn gevangene nergens gebrek aan had. Zelfs de kok had niet door wat Jantje voor de opgesloten jongen deed.
Na Kerstmis waagde Wolnar zich voor Sicilië. Ze voeren tamelijk dicht onder de kust van Noord-Afrika. Hij hoopte hier nog een- of tweemaal een goede slag te slaan en rekende er op de buit dan in een haven te kunnen verkopen.
Ze zagen een klein scheepje, dat zwaar geladen leek. Wat zou het zijn? Wolnar voer er op af. Op het kleine schip zag men met schrik de Phoenix naderen. Ze riepen heel luid. Wat zeiden die kerels? Tegen wie