als we gewillig doen wat zij zeggen, hangen ze ons allemaal op. Let op mij. Als de tijd rijp is geef ik een sein, doe dan precies wat ik je zeg.’
De bootsman had veel plezier in de zaak. Hij zag hoe bang de matrozen waren, en zorgde ervoor dat die angst niet minder werd.
‘Vooruit luie honden,’ schreeuwde hij. ‘Aan het werk, zolang het nog kan. Straks kun je aan de galg uitrusten.’ Langzaam dreef de Phoenix de haven uit, eerst aan touwen voortgetrokken vanaf de wal, daarna met een zacht briesje op eigen kracht.
Willem en Jantje werden aan het werk gezet, en Daniël liep maar weer eens naar de kampanje. Hij had vrijwel niet geslapen, maar hij was helemaal niet moe. Er was zoveel te beleven. De stuurman regelde rustig zijn werk. Hij voer kalmpjes langs de hoge stadsmuren. In normale omstandigheden zou het een prachtig tochtje geweest zijn. De witte muren torenden hoog boven hen uit. Het verdedigingswerk was knap aangepast bij de rotsen. Ragusa, een onneembare vesting. Binnen die vesting zaten nu oom Karel en de schipper, gevangenen eigenlijk. Hierbuiten voeren zij, op weg naar een ander soort gevangenschap? De soldaten waren eerst heel oplettend. Na een tijdje merkten ze dat er geen gevaar voor hen dreigde. Die Hollanders waren heel mak. De mannen uit Ragusa in hun kleurige uniformen stonden druk pratend aan de verschansing. Ze keken naar de langsglijdende stadsmuren. Ondertussen letten ze ook wel zo'n beetje op wat er op het schip gebeurde, maar dat was niet zo belangrijk meer.
Op bevel van de stuurman zorgde de kok ervoor dat de gasten een goed middagmaal kregen. ‘Ik kan die kerels maar beter te vriend houden,’ dacht stuurman Roos.
Dat lukte aardig. De soldaten zaten op hun gemak op het dek en aten lekker. Hun wapens lagen achter hen. Ze waren met de Phoenix nu een heel eind van de stad verwijderd. Om de nieuwe haven te bereiken moesten ze rond een schiereiland varen. Een vrij wijde boog. Bij deze windrichting kon dat wel een halve dag of langer duren. Het was een goede wind om Ragusa te verlaten, maar niet om erheen terug te varen.
Wolnar was zeer gespannen. Hij wist dat vroeg of laat uit zou komen dat hij de moordenaar was van de onderofficier. Dat betekende voor hem onherroepelijk de doodstraf. Niemand scheen te begrijpen dat eigenlijk maar één man echt bedreigd werd. Het was natuurlijk onzin dat ze daar in Ragusa vier of vijf onschuldigen zouden opknopen, als ze de ware dader de pakken hadden. De maats waren daar wel bang voor, en hij liet het graag zo. Alleen algemene angst zou de mannen tot muiterij