de storm overleefd? Was alles weer normaal? Inderdaad, alles was weer normaal. De bootsman vloekte en schold. Het touwtje zwiepte door de lucht, en het schip moest van boven tot onderen schoon.
In de kombuis ging het vuur aan, en als speciale tractatie voor de hele bemanning slachtte de kok een van de varkens. Die middag werd er goed gegeten, en er heerste een min of meer tevreden stemming op de Phoenix. Zeker in de hut van de schipper, waar Willem de beste delen van het vers gebraden vlees mocht opdienen.
Aan het eind van de middag zag Daniël twee galeien van dichtbij. Hij zag ze niet alleen, hij kon ze ruiken. Het ene schip was uit Algerije, misschien wel hetzelfde bootje dat ze vóór de storm zagen. Het andere had twee masten, het was groter. Er was een ruime bovenbouw op het schip, en er waren veel meer roeiriemen. ‘Die is uit Marseille,’ zei de schipper. Daniël kon in de schepen kijken. Hij zag er rijen halfnaakte, vervuilde mannen. Ze stonden voor de roeibanken en gooiden bij elke slag op het houtblok hun volle gewicht op de grote riem, waar ze met drie man tegelijk beweging in moesten krijgen. Het leek Daniël dat het niet veel verschil maakte, of je als galeislaaf op dat christenschip voer of op het schip van de Algerijnen.
Oom Karel vertelde hem dat misdadigers op de galeien gezet werden om er hun hele straftijd te roeien. ‘Maar er zijn ook wel onschuldige mensen bij. Vooral die barbarijse zeerovers hebben veel slaven op hun schepen. Christenen, die jarenlang slavenarbeid verrichten.’
Daniël herinnerde zich dat hij er thuis over gelezen had in een oud boek. Toen dacht hij dat zoiets in zijn achttiende eeuw niet meer mogelijk was.
Hij zei dat ook tegen zijn oom. Die lachte. ‘Nee jongen, hier zit je nog midden in de middeleeuwen. Onze admiraal heeft een aantal jaren geleden nog een paar honderd Hollanders vrijgekocht uit slavernij.’
‘Zijn er nu nog hollandse slaven daar?’
‘Ik denk het niet. We hebben al jaren vrede met Algiers. Met Marokko nog niet, daarom gaan er ook zoveel oorlogsschepen met ons mee. Maar je hoeft je niet ongerust te maken. Ons kan niets gebeuren.’
De stank van de drijvende gevangenissen gleed voorbij. Op de Phoenix haalde iedereen opgelucht adem. Gelukkig dat zij daar niet zaten. Het was hier ook geen lolletje, maar dit was toch een heel wat beter leven dan als galeislaaf.
‘Zouden ze daar geen bootsman nodig hebben?’ mompelde Wolnar tegen Gross. Die lachte. ‘Dat zou niet gek zijn.’ De bootsman had al