Die ochtend versliep Daniël zich. Charles maakte hem wakker.
De jongen speelde het spel doodernstig.
Hij nam zijn neefje mee naar het veld, en liet hem als eerste een degen uitzoeken. Daniël weigerde. ‘Ik heb geen zin,’ zei hij. Hij wilde weglopen, maar Charles hield hem tegen.
‘Dat gaat zo maar niet, mij eerst beledigen en dan weglopen, nee mannetje, dat kan misschien onder regenten of bij die laffe Fransozen, hier gelden andere regels.’ Hij duwde Daniël een wapen in de hand en stelde zich op. ‘En garde,’ riep hij uit. Daniël deed wat hem op de schermles geleerd was, en wachtte af.
Lang hoefde hij niet te wachten, want zijn neef viel meteen aan. Daniël weerde de eerste stoten met succes af, maar werd al spoedig een paar maal achter elkaar hard geraakt. Hoewel het wapen door een dopje beschermd was, deed dat toch flink pijn. Daniël probeerde volgens de regels van de kunst terug te trekken, maar op een ongelijk weiland valt dat niet mee.
‘En hoe zeg je dit in het Frans,’ riep Charles hijgend, terwijl hij Daniël raakte. ‘En dit, en dit.’
Dat maakte de kleinste van de twee jongens razend.
Ineens had hij de goede stijl te pakken. Hij dreef zijn grotere neef achteruit en raakte zo verhit, dat hij opeens alle regels van het schermen aan zijn laars lapte en in het wilde weg met het zwiepende staal insloeg op de jongen die hem al die dagen getreiterd had.
Charles was zo verbluft dat hij zijn wapen liet zakken.
Daniël, door het dolle heen, ranselde zijn neef bont en blauw. ‘Dit is voor jou, boerenkinkel. En dit is voor die rotte prins van je.’ Charles vluchtte huilend weg. Daniël keek hem verbaasd na. Wat had hij gedaan? Hijgend bleef hij op het weiland achter.
Pas een uur later waagde hij zich weer in het huis.
Daar was alles in rep en roer. Tante Eveline wist niet wat ze er mee aan moest. Charles was op zijn kamer, die liet zich de hele dag niet meer zien.
Op zijn bed, in het zolderkamertje, huilde Daniël alle spanning weg. Toen stond hij heel kalm op, ging naar tante Eveline en zei: ‘Ik ga naar huis. Ik heb reisgeld.’
Zijn tante probeerde hem nog tot andere gedachten te brengen, maar Daniël hield koppig vol. Hij wilde niet meer blijven.
Met moeite kreeg zijn tante hem er toe tot de volgende ochtend te wachten. Vandaag was er geen postkoets.