deeld, maar na een nacht van onzekerheid liet men hem vrij in het zicht van de strop. Hij mocht meteen naar huis en holde weg zo hard hij kon. De beide anderen hoefden niet op genade te rekenen.
De vrouw schreeuwde hard: ‘Help mij mensen, ik heb het niet voor mezelf gedaan. Ik heb toch ook voor jullie gevochten tegen die uitbuiters.’ Ze riep nog veel meer met haar harde stem, maar het geroffel van de trommels overstemde haar geschreeuw.
Tot het laatst toe bleef ze krijsen, pas toen haar lichaam stil hing aan het touw, weid het stil.
Bij de terechtstelling van de man ontstond er grote onrust op de Dam. Achteraan begon de menigte te dringen, iedereen wilde iets zien. Wie vooraan stond werd tegen de schutters geduwd. Ze konden geen kant meer uit. De schutters waren zenuwachtig. Ze dachten dat er weer onlusten begonnen, net als maandag op de Botermarkt.
De officieren lieten met los kruit schieten, maar de mensen dachten dat er met scherp geschoten werd. Daardoor namen de paniek en de angst nog meer toe. Er werd nog meer gedrongen, de schutters dachten nu echt dat het oproer losbarstte en schoten met scherp.
Er vielen doden en gewonden, maar veel erger nog was het gedrang in de straten en aan de waterkant. Mensen werden onder de voet gelopen, velen vielen in het water en verdronken, ondergeduwd door anderen die bovenop hen vielen.
Willem zag het allemaal gebeuren. Toen er even een opening in de menigte onder hem kwam, sprong hij naar beneden, en redde zijn leven door een snelle vlucht. Hij kwam veilig thuis en wachtte daar met moeder en de kleintjes op vader. Ze wachtten de hele dag.
Vader kwam niet.
Pas de volgende ochtend hoorden ze het vreselijke nieuws: bij de opgedregde doden was ook Willems vader.
's Middags werd de dode naar huis gedragen. De buren hielpen, en deden wat er gedaan moest worden.
Willem zat verdoofd van verdriet bij zijn dode vader.
Hoe kon zoiets nu gebeuren.
Dit mocht toch niet. De man had niets gedaan.
Willem herinnerde zich het gesprek in de nacht, nog maar een paar dagen geleden. Toen had zijn vader hem gewaarschuwd: ‘Je moet bij dat schieten wegblijven, dat is veel te gevaarlijk. Al die nieuwsgierigheid, daar komt niets goeds van.’
Hij probeerde er met zijn moeder over te praten, maar zijn moeder hoorde niets, die zat zo maar stil te huilen.