‘Hij kan wel bij mij thuis komen,’ zei Willem. ‘Dat is hier vlakbij.’
‘Roep de barbier en laat hem naar mijn huis gaan,’ zei hij tegen een van de kinderen. Het kind holde weg, terwijl Willem en de vreemdeling heel voorzichtig de gewonde wegdroegen.
Bij Willem thuis begreep zijn moeder snel wat er moest gebeuren. ‘Leg hem op de tafel,’ zei ze. Daniël, in zijn gescheurde kleren, kreeg een kussen onder schouders en nek, en de moeder vulde een kom met warm water om de wond schoon te maken.
Op datzelfde moment kwam de barbier binnen, een tas bij zich waar alles in zat wat hij nodig had. Willem joeg de nieuwsgierige kinderen weg en sloot de deur.
Daniël was nog steeds bewusteloos. De barbier bekeek de wond en floot door zijn tanden. ‘Dat is een lelijke klap geweest.’ Hij draaide de gewonde voorzichtig om, waste de wond, en bond een dik pak helder linnen met bloedstelpende en geneeskrachtige kruiden op het achterhoofd van de jongen.
Ze droegen hem naar de bedstee van Willems vader en moeder.
De vrouw had er snel schone lakens opgelegd en een extra hoog kussen. Van de barbier moest ze dat weer weghalen. Hij legde Daniël zo vlak mogelijk neer.
‘Een paar dagen rust, dan zal hij wel weer beter zijn,’ zei de barbier geruststellend. De vreemdeling betaalde hem, en de barbier ging weer weg. Hij had haast. ‘Er is veel werk met al die onrust in de stad,’ zei hij. In het huisje in de steeg keken ze elkaar aan.
De gewonde was verzorgd, maar wie was hij? Waar woonde hij?
Gelukkig werd Daniël spoedig wakker. Hij keek verbaasd om zich heen. Pas na enig heen en weer praten werd het hem duidelijk hoe hij hier op een vreemd bed kwam met een dik verband om zijn hoofd.
‘Waar is de viool?’ vroeg hij verschrikt. Willem hield geruststellend het instrument omhoog. De vreemdeling regelde nu verder alles. Daniël wilde het liefst naar huis en het leek wel mogelijk hem te vervoeren. Een draagstoel zou het beste zijn. ‘Eerst ga ik naar uw huis, om uw ouders te waarschuwen, daarna kom ik u hier ophalen,’ zei de man met zijn grappige accent.
Hij verdween, en Daniël bleef achter bij Willem Duiker en zijn moeder. De kleine kinderen mochten alleen binnenkomen als ze heel stil waren. Daniël keek naar de eenvoudige keuken-kamer waar hij zo onverwacht terecht gekomen was, de lage houten zolder, de geschuurde vloer en de zware, grove meubelen. Zijn zwarte schoenen met de zilveren gespen