Hoofdstuk 3
Willem probeerde ongezien de trap naar het zoldertje te bereiken, maar dat lukte natuurlijk niet. Het huisje in de steeg had maar één kamer, en daar moesten ze met vader, moeder en zes kinderen wonen, eten koken en slapen. De kleintjes waren al naar bed. Ze lagen bij elkaar in een bedstee; de allerkleinsten sliepen in een soort diepe la onder de bedstee van vader en moeder.
De vader van Willem zat nog bij de tafel, zijn moeder lag al op bed. Er brandde een klein stompje kaars.
‘Waar kom jij vandaan?’ vroeg vader.
‘Van buiten, ik heb een beetje in de stad rondgekeken. Ze vechten.’
‘Dat weet ik ook wel, daar heb jij niets te zoeken. Je hebt toch zeker niet meegedaan met dat plunderen?’
‘Nee, ik heb alleen maar gekeken.’ Willem was blij dat hij zijn zakken op tijd had leeggemaakt.
‘Was er werk vandaag?’ vroeg hij om het gesprek af te leiden.
‘Nee, alles ligt stil. Er is niets te verdienen.’
Had ik toch maar een paar munten achtergehouden, dacht Willem, dan was er nog wat geld binnengekomen vandaag.
‘Je moeder is de hele dag ongerust geweest. Waar zat je al die tijd?’
‘Overal, op de Botermarkt, op de grachten.’
‘Op de Botermarkt? Daar is geschoten.’
‘Dat heb ik gezien en later op de dag is er nog meer gebeurd. Ze hebben de Zweed doodgeschoten.’
Zonder te vertellen hoe hij de Zweed kende en hoe hij daar kwam vertelde Willem zijn vader wat er gebeurd was. Nu hij het navertelde leek het allemaal veel minder erg. Het was net of het niet echt gebeurd was. ‘Je moet bij dat schieten wegblijven,’ zei zijn vader. ‘Dat is veel te gevaarlijk, al die nieuwsgierigheid daar komt niets goeds van. Morgen blijf je maar eens bij je moeder. Moet je nog eten?’
‘Ik heb onderweg al wat gekregen.’
‘Als je het maar niet gestolen hebt,’ gromde zijn vader achterdochtig. ‘Ga dan nu maar slapen, morgen zien we wel weer verder.’ Vader Duiker blies de kaars uit, en in het donker vond ieder zijn slaapplaats. In de verte klonken de klokken van de Westerkerk boven de stille stad.
Diezelfde klokken werden ook gehoord in het huis van de familie de Bij aan de Keizersgracht. ‘Het lijkt wel weer rustig in de stad,’ zei de vader.