In de boot wachtten Gerrit en Klaas.
In de kelder wachtten zes gevangenen.
Waarom kwam Bijsterus niet?
Niemand wist dat Bijsterus het benauwder had dan wie ook. De soldaat die wacht had op de beide zolders was precies voor zijn schuilplaats gaan zitten! De soldaat verwachtte geen controle die nacht. Hij had het zich gemakkelijk gemaakt en scheen voorlopig niet van plan weg te gaan.
Beneden in het kasteel werd nog vrij veel heen en weer gelopen. Even na twaalf uur kwamen vijf soldaten luid zingend over de slotbrug naar buiten. In de voorburcht verdwenen ze in hun soldatenverblijven.
Klaas hield het niet langer uit. Hij nam het laddertje en het touw en verdween over de muur. Binnen de voorburcht zag hij hier en daar nog licht. Om geen risico te lopen, bond hij alle deuren aan elkaar vast, zodat niemand er meer uit kon.
Behoedzaam ging hij over de brug. Onder de poort bleef hij staan. ‘Crockmock!’ riep hij zo zacht mogelijk.
Een gedaante maakte zich los uit de schaduw. Het was de invalide soldaat.
‘Waarom komen ze niet?’ fluisterde Klaas.
‘Ik weet het niet,’ zei Crockmock. ‘Je vader komt niet naar beneden.’
‘Ga eens kijken,’ zei Klaas.
Crockmock verdween naar boven. Daar trof hij de schildwacht aan. ‘Hoor jij niets op de zolder?’ vroeg hij.
‘Nee,’ zei de soldaat.
‘Ik vertrouw het niet,’ zei Crockmock ‘ga eens mee.’ Zo lokte hij de schildwacht weg.
Klaas deed snel de kelder open. Bijsterus maakte zich uit de voeten. Toen hij beneden kwam, was Klaas al met de zes anderen op het plein. Zo snel mogelijk ging het door de voorburcht.