altijd geld, hij kan eten kopen en een bed vragen.
Dan hoort hij iets vreemds. Rechts van hem is hoog riet, er groeien wilgen, het is zo dicht dat hij niet kan zien wat er achter zit. Toch roept daar iemand.
Er is een smal paadje dat het moeras in voert. Voorzichtig stapt Raimon op dat weggetje, hij loopt door het riet en ziet dan een ruiter. De man schreeuwt wanhopig. Zijn paard is misgestapt en nu zakken ruiter en paard in de modder weg.
Wat moet Raimon doen? Als hij zelf het moeras ingaat verdrinkt hij ook. Is er nergens een stok? De ruiter ziet hem en zwaait.
‘Help me, red me, ik zak weg.’
Raimon legt zijn tas neer en holt naar voren. Losse takken zijn er niet, maar er is wel een stevige wilgeboom dicht bij de ruiter. Raimon gaat daar aan hangen, de dikke tak buigt door, de man grijpt ernaar. Hij grijpt mis en zakt dieper weg. Raimon schuift aan zijn handen nog wat verder langs de tak, als die breekt verdrinkt hij ook. De man grijpt weer, heeft de wilgetak beet en Raimon schuift zo snel hij kan naar het weggetje. De tak heeft nu minder gewicht te dragen en trekt langzaam de ruiter uit de zuigende modder. Hij spartelt en trekt zich omhoog, hij komt zwart en vuil op het weggetje.
Daar omhelst hij Raimon, de jongen wordt ook vies. ‘Je hebt mijn leven gered,’ zegt de man uit het moeras.
Ze kijken naar het paard, dat hinnikt droevig. Ze kunnen niets meer doen, het dier is reddeloos verloren. Langzaam zakt het weg, het hinnikt nog driemaal heel klaaglijk.
Even later sluit het moeras zich boven het paard.
De ruiter huilt, hij rilt.
‘U moet u wassen en schone kleren aandoen,’ zegt Raimon.
Het lijkt alsof de geredde man uit een andere wereld terugkomt. ‘Je hebt gelijk. Ga met me mee, ik woon in het kasteel daar. Blijf bij ons slapen, morgen zal ik je belonen.’
Raimon pakt zijn tas en gaat met de modderige man naar het kasteel. Daar schrikt iedereen als ze hem aan zien komen.
Het verhaal van de redding is spoedig overal bekend. Nu pas