Hij schreeuwde: ‘Moet de adel belasting betalen?’
‘Ja,’ riep de enkeling die hem verstaan kon.
‘Moeten de geestelijken belasting betalen?’
‘Ja,’ riepen er nu een stuk of tien.
‘Hoe moeten ze betalen?’
Geen reactie.
‘Met geld of met bloed?’
‘Met geld natuurlijk,’ antwoordde een man nuchter.
De jonge volksmenner wanhoopte, wat een stommelingen! In Parijs riep dan iedereen ‘met bloed’.
‘En de buitenlanders het land uit,’ riep iemand uit de menigte in het Vlaams.
De onervaren volksredenaar was blij eindelijk iets te horen wat de mensen hier misschien wel tot revolutionair enthousiasme kon brengen.
Hij begon een vurig betoog waaruit moest blijken dat buitenlanders niets in het goede Frankrijk te zoeken hadden. De mensen reageerden nu wel. De spreker riep steeds wilder dingen, kreten die hij in Parijs had opgevangen.
Hij besefte niet dat van zijn publiek bijna niemand Frans verstond. De mensen voelden de stemming aan, daar reageerden ze op. Iedereen wilde er bijhoren, maar wat die vent allemaal beweerde was velen niet duidelijk.
De opgezweepte woede van de menigte moest een uitweg vinden.
Een lange jongen naast de spreker fluisterde hem iets in. Deze keek blij en riep in het Frans: ‘Moet Blauw het land uit?’
Geen reactie.
‘Wie knoop je op met het touw van Blauw,’ riep de lange jongen in het Vlaams.
‘Vrouw Blauw,’ joelde de menigte, blij eindelijk iets te kunnen verstaan.
‘En hoe ziet zij er uit aan een eindje touw?’
‘Blauw!’
Dolle pret, gejoel, geschreeuw. Elkaar verdringend kwamen ze het straatje in.
Margje zat in haar kamertje, ze hoorde het lawaai in de straat.
Ze werd doodsbang. Begon nu alles opnieuw? In het pakhuis hoorde ze moeder.
‘Balken voor de deur,’ schreeuwde moeder. ‘Pieter sluit de achterkant bij de lijnbaan.’ Oom Pieter rende langs het kamertje van Margje. Moeder riep haar ook. Ze moest naar de keuken gaan.
Margje kwam uit haar kamer, ze zag vader en moeder slepen met