Moeder was de eerste die de volgende dag de kamer binnenkwam. Ze vond de overledene rustig leunend in de kussens.
Moeder waarschuwde de rest van de familie en deed wat er gedaan moest worden.
Margje was heel verdrietig. Ze besefte nu pas hoeveel tante voor haar betekend had.
Het was 3 februari 1789.
Terwijl in een apart ingerichte kamer haar tante opgebaard lag, schreef Margje op haar kamertje een brief aan Willem. Ze schreef hem dat tante Melanie overleden was. Het werd een lange brief, want alles wat er in het voorbije jaar gebeurd was wilde ze vertellen. Vijf vellen vol stuurde ze naar Watten.
Drie dagen later was de begrafenis.
Valckenaer kwam ook en Willem was bij hem. Hij leek groter en ernstiger vond Margje. Hij merkte ook dat zij veranderd was. Naast elkaar liepen ze met de familie achter een platte kar waarop de lijkkist stond. Bloemen waren er niet. Ze liepen door de poort het stadje uit. Er blies een snijdende oostenwind.
Buiten de stad was een stukje ongewijde grond waar protestanten hun doden mochten begraven. Met moeite had men in de hardbevroren grond een graf kunnen delven.
Een dominee uit Duinkerken sprak bij het graf in het Nederlands. Margje hoorde weinig van wat hij zei.
Ze keek over het vlakke, witte land en zag het stadje, beschut binnen de wallen. De stad waar ze niet hoorden, waar ze altijd vreemdeling zouden zijn.
‘Altijd vreemdeling’, dat zei mevrouw da Silva ook.
En hier in dit koude, ongastvrije land was haar tante gestorven, hier werd ze begraven in vreemde grond.
Willem stootte haar aan. De plechtigheid was voorbij en ze gingen naar huis. In hun huis was er een sobere maaltijd voor de kleine groep die de begrafenis had bijgewoond.
Willem zat bij Margje. Hij vertelde haar wat hij het afgelopen jaar had gedaan. Hij had niet veel woorden nodig. ‘Ik heb op het landgoed gewerkt, hout gehakt en de paarden verzorgd. Dat blijf ik niet doen, ik ga ergens anders heen.’
‘Kom je hier wonen,’ vroeg Margje hoopvol.
Willem lachte. ‘Nee, ik ga ver weg. Volgende maand vaar ik naar Amerika.’
Het was voor Margje alsof het huis instortte. ‘Naar Amerika,’ stamelde ze, ‘zo ver.’