Ze huppelde een paar passen mee en ging toen vlug terug naar oom Pieter en Willem.
Door de dicht opeen gepakte menigte schuifelden ze naar de rand van het plein. Daar zagen ze een groepje dat wat mistroostig bij elkaar stond. Somber keken ze naar het feest dat voor hun ogen plaats vond. Dit waren ongetwijfeld landgenoten.
Die indruk werd bevestigd door de gesprekken die ze hoorden toen ze het groepje naderden.
‘Moet je dat zien,’ zei een man tegen de vrouw naast hem. ‘Wat kost dat allemaal niet, as 't om feestviere gaat hebbe ze ineens wel geld.’ De vrouw knikte.
‘Maar onze uitkeringe verlage ze, omdat ze zo arm zijn,’ vervolgde de man bitter.
‘Je hebt gelijk,’ zei de vrouw. ‘Maar wat ken je doen? Je ben toch zeker machteloos.’ ‘Van Beijma mot er wat an doen,’ mopperde de man. ‘Die ken Frans prate.’
Willem hoorde een bekende naam. ‘Is Van Beijma hier,’ vroeg hij de mopperende man. Die keek hem achterdochtig aan. ‘Jij komp zeker net an,’ zei hij.
‘We zijn net uit Cassel hier gekomen ja,’ antwoordde Willem.
‘Had je beter daar kenne blijve,’ zei de vrouw. ‘Hier is het armoe troef.’
‘Is de familie Blauw hier,’ vroeg Margje.
De vrouw nam haar aandachtig op. ‘De familie Blauw? Die lui uit Gouda? Nee, die benne al weg. Alle sjieke lui gaan hier weg. Alleen de arme donders blijve hier, die kenne van een hongerloontje krepere.’ Margje voelde zich misselijk en duizelig van angst. Vader en moeder weg? Hadden ze daar die hele afstand voor gelopen?
‘Weet u waar ze heen zijn,’ vroeg ze de vrouw.
‘Wie? O, die familie Blauw. Nee, dat weet ik niet. Weet jij het? vroeg ze de man.
‘Wat?’
‘Weet jij waar de familie Blauw heengegaan is.’
‘Familie Blauw? Ken ik niet,’ snauwde de man. ‘As 't van die sjieke lui zijn, zalle ze wel ergens zitte waar meer te hale valt as hier.’ Hij wendde zich tot oom Pieter. ‘Het is hier al net as in Holland, je heb rijke en je heb arme en de rijke late de arme barste. O ja, allemaal patriot hoor, allemaal patriot, maar hoog en laag mot er blijve.’
Het was duidelijk dat hij zo nog uren door kon gaan.
Willem onderbrak zijn woordenstroom. ‘Is Valckenaer ook hier?’
Dat gaf een heel vreemde reactie.
De mopperende man zweeg, keek hem verbaasd aan en zei: ‘Jij weet