Willem en oom Pieter zagen het met schrik gebeuren.
De boer, de boerin en de twee kinderen vluchtten in de richting Halle. De geschrokken reizigers liepen daar ook heen. De bedelaarsbende verdween achter een bosrand.
In Halle moesten ze rusten. Oom Pieter was te vermoeid, bovendien was het toch al te laat om een volgende plaats aan de route te bereiken. Er bleek slechts één logement in de hele plaats te zijn, waar ze nog terecht konden. Een smerig, laag huis, waar de gasten in stallen sliepen. Het was nog erger dan het volkslogies in Brussel waar hun paard gestolen was. Zoals vaker in dit soort gelegenheden, moesten ze vooruit betalen.
Het avondeten bestond uit een grauwe aardappelsoep met wat groenten erin.
Stukken brood hadden de reizigers gelukkig zelf nog.
Ze wierpen de stinkende dekens in een hoek van hun slaaphok.
‘We hadden ze er ook heen kunnen laten lopen op de pootjes van de luizen en de vlooien,’ zei Willem.
Ze klopten en plukten zo goed mogelijk het ongedierte van zich af en probeerden te slapen in hun overjassen. Of dat zou lukken was niet duidelijk en ze zouden het nooit weten ook.
Er werd luid op de deur gebonkt.
Vijf Oostenrijkse soldaten drongen binnen. Ze namen zonder iets te zeggen Willem en oom Pieter mee naar buiten. Daar zei een officier alleen maar: ‘U bent gearresteerd.’ Oom Pieter protesteerde. ‘Dat gaat zomaar niet, waarvoor zijn we gearresteerd?’
‘Dat weet u zelf wel,’ snauwde de officier.
Margje wist niet wat ze doen moest.
‘Blijf bij de spullen, morgen zijn we wel weer vrij,’ riep oom Pieter.
‘Doe de deur dicht en laat niemand binnen.’
Trillend zat Margje met de zweep in de hand op de rand van de kar. Een kaarslantaarn gaf enig licht. Twee uur zat ze zo in de koude stal. Ze had haar bontmuts ver over haar oren getrokken en ze droeg een extra overjas. Toch bleef het koud.
Ze hoorde wel allerlei geluiden buiten, maar ze durfde niet te kijken. Plotseling werd er op de deur gebonsd.
‘Laat me er in,’ riep een meisjesstem. ‘Red me, laat me er in.’
Was het een list van boeven of was er echt iemand in nood?
Voorzichtig opende Margje de deur op een kier. Meteen werd ze opzij geduwd. Een meisje van haar leeftijd wrong zich naar binnen en probeerde de deur weer te sluiten. In een glimp licht van de kaarslantaarn zag Margje een grote man, die met een dronken stem lalde: