maakt hadden, hoe ze over 's Hertogenbosch en Wezel hierheen reisden en dat die ochtend hun paard gestolen was.
Juist op dat moment kwam mijnheer da Silva thuis. Het was alsof hij zijn verloren kinderen hervond. De beide oude mensen deden alles om het hun gasten naar de zin te maken. Margje keek verbaasd rond, de kamer leek precies op die in Amsterdam, dezelfde meubels en alles op dezelfde plaats. Mevrouw da Silva zag hoe Margje keek, ze raadde haar gedachten.
‘Wie het niet gegund is een vaste woonplaats te hebben, moet toch iets doen om zijn huis mee te nemen,’ zei ze.
Mijnheer da Silva pakte de zaken meteen flink aan.
‘U blijft hier logeren,’ zei hij. ‘De bagage kan in het achterhuis. Voor u is er een plaats boven. Vanmiddag gaan we naar het kantoor van de patriotten, we doen dan gelijk aangifte van de diefstal bij de autoriteiten hier. Rekent u er niet op, dat u uw paard ooit terug ziet. De stad wemelt van de vreemdelingen, vluchtelingen en zwervers en de politie is vrijwel machteloos.’
De familie da Silva wist niets over Margjes ouders. Ze hadden ze nooit gezien in Brussel.
‘Dat is wel vreemd,’ zei da Silva. ‘Want het is wel een grote stad, maar de Nederlanders komen elkaar steeds weer tegen. Mijnheer de Lange van Wijngaarden zal er wel meer van weten.’
‘Is die hier,’ vroeg oom Pieter. ‘Hij was mijn commandant in Goejanverwellesluis, toen we prinses Wilhelmina terugstuurden.’
‘Die heer heeft hier een kantoor, waar alle gevluchte patriotten opgeschreven worden,’ zei da Silva. ‘Het zijn er zoveel, dat ze er hier ook geen raad mee weten. De militairen sturen ze nu naar Bethune in Noord-Frankrijk, de meeste burgers gaan in diezelfde streek naar Saint Omer of Sint Omaar zoals de Vlamingen zeggen.’
‘Waar ligt dat,’ vroeg Margje.
‘Ten zuidwesten van Rijssel, dat de Fransen Lille noemen.’
‘Lastig al die plaatsen met twee namen,’ vond Margje.
‘Ja, het is wel eens vervelend. Het is gebied van de Franse koning, daarom gebruikt men meestal de Franse naam, maar de bevolking spreekt nog Vlaams in die streken.’
's Middags hoorden ze van de Lange van Wijngaarden dat de families Blauw en Hofman in november meteen doorgereisd waren naar Saint Omer.
‘Er is wel een brief voor jullie hier,’ zei de patriot. Hij zocht in een la en vond het papier.
‘Er is ook een brief uit Maastricht, die aan je ouders gericht is.’