Ze besloten de inhoud van de bagagekoets te gebruiken om hun reis te betalen. Hoe haar vader dat aan Hofman moest betalen wist Margje nog niet precies. Ze maakte zich er geen zorgen over, vader betaalde toch altijd alles. Ze waren op weg naar oom Pieter, daar ging het om. De rest regelden ze later wel.
Ze reden een tijd over de rivierdijk, volgden daarna een weg een eindje van de rivier af en zagen links hoge heuvels met bos. Het was vlak land en het paard trok er flink aan. Ze hadden nog genoeg te eten bij zich, dus wat kon er gebeuren?
Bij Gennep kozen ze een weg het land in langs het riviertje de Niers. Ze lieten het paard tweemaal rusten.
‘Laat hem maar een tijdje grazen,’ zei Willem, ‘dat spaart haver.’
Het was een koude dag, gelukkig bleef het droog. Margje studeerde in haar boekje, maar behalve de aanwijzingen van Gaston had ze geen idee hoe ze moesten reizen. Ze vroegen de weg naar Goch. Het was moeilijk de mensen uit de streek te verstaan. Willem kende wel een beetje Duits. In Friesland kwamen in de hooitijd elk jaar Duitsers het gras maaien. Het taaltje dat de mensen hier spraken was toch weer anders.
Gelukkig was iedereen heel vriendelijk en behulpzaam, zodat ze 's middags toch de stadswallen en poorten van Goch zagen. Ze bleven niet in die stad. Ze reden door naar Xanten.
Nu werd het wat moeilijker voor het paard. Er waren af en toe kleine heuveltjes. De weg was nogal slecht en het rijtuigje schommelde en kraakte erg. Zou het stevig genoeg zijn voor zo'n lange reis?
Laat in de middag zagen ze vanaf een heuvel Xanten.
Ze daalden af en bereikten een boerderij.
‘We kunnen nu beter een plekje zoeken voor de nacht,’ zei Willem.
‘Misschien mogen we wel in de schuur slapen bij deze boer, dat kost niet veel.’
‘In de schuur,’ zei Margje, ‘dat is toch vreselijk vies.’
‘Jij hebt zo vaak op een boerderij gewerkt,’ spotte Willem, ‘dan ben je toch zeker niet vies van een paar koeien.’
Margje wachtte maar af wat er zou gebeuren.
Willem stapte het erf op en vroeg de boer of ze in de schuur konden slapen die nacht. De man keek Willem achterdochtig aan.
‘In de schuur slapen? Wie ben je? Waar moet je heen?’
‘Ik ben met mijn zus op weg naar een oom in Wezel,’ zei Willem. Het fantasieverhaaltje van Margje kreeg al vaste vorm.
‘Hoe oud ben je,’ vroeg de boer.
‘Zestien,’ zei Willem.