met het krakende rijtuigje en het oude paard.
Tegen de ochtend kwamen ze bij een dijk, de weg ging daar omhoog. Boven gekomen zag Willem ineens een brede rivier. Dat was vast niet de plek waar ze heen moesten. Margje deed haar ogen open. Ze wist eerst niet waar ze was. Ze zat verbaasd op dat rijtuig en zag voor zich het paard en een rivier met witte nevels boven het water. Het was alsof ze boven de wolken reden. Aan de horizon was al licht. Alles zag er grijs-wit uit. In het land achter de dijk staken alleen de bomen en de daken boven de nevel uit.
‘Ik weet niet waar we nu zitten,’ zei Willem. ‘We moeten wel ver afgedwaald zijn.’
Margje herinnerde zich de tekening die Gaston in het zand gemaakt had.
‘Zo'n grote rivier, dat kan de Maas zijn.’
Er doemde een stad op. Ze zagen een poort en muren, torens en de daken van hoge huizen. De poort was al open. Willem stuurde het koetsje over de smalle brug. Er stonden twee soldaten.
‘Hoe heet het hier,’ vroeg Willem.
‘Grave,’ zei een van de mannen. Hij keek wat verbaasd naar Willem. Wat was dat voor rare voerman, die niet eens wist waar hij reed?
Willem bedankte en reed door. ‘Grave,’ mompelde hij, ‘hoe komen we nu in Grave en hoe moet je van hier naar Brussel?’
Margje zag ineens wat een geluk dit verdwalen kon betekenen. Grave, dat was de weg naar Wezel! Ze waren op weg naar oom Pieter!
Willem stopte voor een herberg. ‘We moeten eerst maar wat warms drinken,’ zei hij, ‘dan kunnen we beter nadenken.’
Hij zorgde voor het paard en stapte daarna met Margje de herberg binnen.
Er brandde een flink vuur in de open haard en ze konden er warme melk krijgen. Willem had gelukkig wat geld.
‘Daar zitten we dan,’ zei hij, ‘in Grave.’ Hij leek niet blij met de toestand. Ze waren allebei moe, maar Margje was klaarwakker. Ze wist heel zeker wat ze nu moesten doen.
‘We zijn al halverwege op de weg naar Wezel,’ zei ze. ‘We kunnen net zo goed even doorrijden en oom Pieter halen.’
Willem keek haar slaperig en verbaasd aan.
‘Naar Wezel, helemaal in Duitsland? Zo kom je toch nooit in Brussel.’
‘O ja, wist Margje, ‘over Venlo, Roermond en Maastricht kun je naar Brussel rijden.’
‘Op een achternamiddag zeker,’ mopperde Willem. ‘Mooie boel, dat is een tocht van een paar weken weet je dat wel?’
Margje knikte. ‘Dat weet ik, het staat allemaal in dit boekje.’ Ze haal-