roomse gedoe’ zei hij. Margje snapte niet wat het allemaal te betekenen had, maar bleef toch tot het eind luisteren en kijken.
Willem was vaak bij de stal van het hotel. Hij hielp er de mannen bij de verzorging van de paarden, echt werk. Margje ging daar ook wel eens kijken. Ze zag daar op een dag een oude man, Gaston, die als voerman ‘de hele wereld’ doorgereisd was. Toen Margje nieuwsgierig verder vroeg, bleek de wereld van Gaston beperkt te zijn tot Limburg, Brabant, Vlaanderen en een deel van Duitsland bij de Rijn. Toch wel een groot gebied. Hij had er met allerlei vrachten gereden. Hij kende Antwerpen, Mechelen, Leuven en Brussel, hij kon er mooi over vertellen. Margje haalde haar boekje en liet het zien. Gaston kon niet lezen. Margje las een paar routes voor en hij knikte goedkeurend.
‘Dat klopt wel zo ongeveer, alleen niet bij Mechelen, als ge daar van Antwerpen komt, dat klopt niet, daar staat 'nen grote boom bij een klein kapelleke, daar kunt ge beter linksaf gaan, dat's 'nen vlakkere baan.’
De oude veerman maakte niet meer zulke verre reizen, maar hij vertelde er graag over. Met het boekje van Margje erbij reisden ze in gedachten heel het Brabantse, Limburgse en Vlaamse land door.
Begin november sprak vader een man die nieuws had over oom Pieter. Verheugd kwam hij naar het hotel terug, hij riep iedereen erbij.
‘Pieter leeft,’ zei vader, ‘hij zit gevangen in Wezel bij de Pruisen. Hij is in Gorkum gewond geraakt en toen hebben ze hem toch het hele stuk naar Wezel laten lopen. Met een heleboel andere krijgsgevangenen moet hij daar aan de versterking van de stad werken. De man die ik sprak kon zich vrijkopen, hij heeft een flink bedrag betaald en is naar huis gestuurd. Pieter mag niet weg, omdat hij bij de Vlist was en de prinses tegenhield.’
Dat was goed nieuws en slecht nieuws tegelijk.
Vader was van plan een brief te schrijven naar Wezel, ze wilden toch proberen oom Pieter vrij te kopen, ook al zou het een heleboel geld kosten.
De volgende ochtend vroeg Margje aan Gaston waar Wezel lag.
Met een stok tekende hij in het zand de Maas en de Rijn en maakte kringen waar steden lagen.
‘Kijk, dit is Den Bosch, daar zijn we nu, verderop aan de rivier ligt Grave. Als ge daar overvaart en dan op de andere oever verder rijdt tot voorbij Mook, dan kunt ge hier bij Gennep over Goch en Xanten naar de Rijn rijden en dan ligt daar Wezel.’
Margje bekeek het aandachtig.
‘Kun je over Wezel naar Brussel rijden?’