‘Als alles weer rustig is gaan we terug naar Gouda,’ zei vader.
Da Silva klakte nadenkend met zijn tong. ‘Als alles weer rustig is, daar zegt u iets. Dat kan heel lang duren.’
‘Als de hulp uit Frankrijk komt is de Pruis zo het land uit,’ meende vader.
‘Daar zegt u iets, àls de hulp uit Frankrijk komt.’ Je kon wel horen dat mijnheer da Silva niet veel vertrouwen had in de Franse beloften. ‘Het is hier eigenlijk veel te druk,’ zei hij. ‘Laten we naar mijn huis gaan.’ ‘Wij moeten eigenlijk terug naar ons hotel,’ zei vader. ‘Mijn vrouw en mijn oudste zuster slapen nog, ze weten niet waar we zijn.’
‘Waar logeert u?’
‘In het “Zwijnshoofd” aan de Brouwersgracht.’
‘Een prima adres, niet te duur, goed eten en alles heel schoon,’ prees da Silva. ‘De waard lijkt iets teveel op zijn uithangbord, maar daar went u wel aan. Ik loop met u mee, mijn huis is op de Keizersgracht, niet ver bij u vandaan. Ik zal het u wijzen, dan weet u waar u terecht kunt als er vragen zijn.’
Bij het huis van da Silva gingen ze nog even mee naar binnen. Ze werden hartelijk ontvangen door mevrouw da Silva, een kleine dame met strakgekamd zilvergrijs haar. Ze gaf Margje een honingzoet snoepje uit een apart doosje. Het huis stond helemaal vol met vreemde snuisterijen en onhollandse meubels. Het was er donker door zware gordijnen. Op een aparte plaats stond een zevenarmige kandelaar op een witte doek.
Ze bleven niet lang, want vader wilde nu echt terug naar het hotel.
Da Silva en zijn vrouw zeiden dat hij altijd welkom was.
‘En jij komt ook maar eens terug,’ zei mevrouw da Silva tegen Margje. ‘Er is hier nog genoeg voor je te zien. Je bent nog niet uitgekeken hè?’ Margje kreeg een kleur, ze had zomaar onbeschaamd rond zitten kijken in dat vreemde interieur. Dat mocht helemaal niet als je netjes op visite ging. Mevrouw da Silva lachte en streek over Margjes blonde haren. ‘Geeft niet hoor kind, je hebt ogen om er mee te kijken. Kom maar gauw weer terug.’
Op weg naar het hotel vertelde vader dat da Silva een Portugese jood was, die vroeger regelmatig pijpen van hem kocht.
‘Wat deed hij met die pijpen?’ vroeg Margje.
‘Hij verkocht ze naar het buitenland, maar daar is nu geen vraag meer naar.’
In het hotel was moeder al wakker, ze zat nog op de kamer tussen al haar kleren. Tante Melanie sliep, het leek wel of ze koorts had.