Met een kaars in de hand gingen ze op zoek.
Elsje opende een kamer waar nog niemand geweest was. Het leek er vreemd stil. Ze aarzelde, Hein duwde haar naar binnen en sloot de deur.
‘Schiet op, waar zit het zilver en het goud.’
Op goed geluk opende Elsje een kast. Het was ineens raak. Een compleet koffieservies in zwaar zilver, verder bekers, lepels, vorken, messen en een grote schaal. Hein graaide alles bij elkaar en smeet het in de zak. Iemand opende de deur, ineens was de kamer vol.
De ramen aan de tuinkant werden ingeslagen en een zware tafel ging de tuin in. De rest van de meubels volgde, een schilderij werd aan repen gesneden. Hein en Elsje glipten naar buiten.
Op de donkere gracht sloten ze zich aan bij een ander groepje en zo sjouwden ze de hele nacht door van huis naar huis.
Tegen de ochtend waren bij een paar honderd huizen de ruiten ingesmeten, ruim dertig keer was al het meubilair naar buiten gegooid.
Hein zorgde ervoor dat de buit veilig weggeborgen werd en Elsje probeerde op de Lage Gouwe binnen te komen.
Ze vond de hele familie angstig bij elkaar in de achterkamer. Aan de voorkant was geen ruit meer heel.
Kee wachtte haar op. ‘Waar heb jij gezeten?’
‘Bij mijn moeder,’ zei Elsje zo onschuldig mogelijk.
‘Je hoort hier te zijn, je mocht helemaal niet meer naar buiten.’
‘Ik was zo bang, ik wilde naar mijn moeder.’
‘Naar je vrijer zul je bedoelen. Maak dat je wegkomt, je hebt hier niets meer te zoeken.’
‘En mijn loon dan,’ zei het meisje brutaal.
‘Dat zul je wel ergens anders gehaald hebben,’ snauwde Kee. ‘Vooruit, verdwijn! Je komt er hier niet meer in.’
Elsje verdween en Kee deelde vader en moeder mee dat het meisje ontslagen was.
De oude keukenmeid zag er moe uit.
Het werd stil in de stad. Bij het eerste daglicht floten vogels in de tuin.
‘Ik ga Jan Snel halen,’ zei Kee.
Iedereen vond het heel gewoon dat zij alles regelde zonder iemand iets te vragen.
‘Mag ik mee,’ vroeg Margje.
Ze was de hele nacht opgeweest, ze was heel bleek. Ze wilde graag met Kee mee het huis uit. Ze hadden steeds in de achterkamer gezeten, ook toen de stenen aan de straatkant door de ruiten vlogen. Haar vader had niets gedaan, moeder en tante Melanie zaten angstig in een