Oranje boven, de Kezen in de goot
Maandag 17 september 1787 begon heel vredig.
Tante Melanie nam Margje mee naar hun tuin buiten de stad, waar kruiden en planten groeiden voor de huisapotheek. In keurig bijgehouden rijtjes groeide daar van alles. Margje kon al die plantjes niet uit elkaar houden, maar tante Melanie wist precies waar alles voor diende. De blaadjes, de zaadjes of de bloemetjes gingen in witte linnen zakjes waar de naam van het plantje op geborduurd was.
Tante vond dit de mooiste tijd van het jaar. Ze wilde Margje alles leren wat zij wist, maar helaas was haar nichtje een slechte leerling als het om plantennamen ging. Andere dingen kon ze wel goed onthouden.
‘Noem me de tien punten voor gezond leven nog eens op Margje.’
‘Eh, je moet goed bewegen, niet boos worden, je moet je geen zorgen maken, je moet niet teveel eten en drinken en het eten mag niet te heet of te koud zijn, je moet genoeg slapen... Oh ja, je mag je speeksel niet inslikken. Dat vind ik toch zo gek tante. Wat is er nou voor ergs aan om in te slikken wat in je eigen mond ontstaat.’
‘Het is slecht voor de maag kind. Vooral bij mistig weer of bij besmettelijke ziekte gaat de ziekte zo van de ene mens op de ander.’
‘Ik vind dat spugen veel viezer. Overal moeten potten in huis staan. Vooral mannen die roken spugen zo vies. Gelukkig dat vader niet rookt.’
‘Roken is inderdaad heel ongezond kind. Je hebt de hoofdpunten voor de gezondheid goed opgenoemd, maar denk eraan...’ Daarna volgde een lange les over de fijnere uitwerking van de tien punten. Er was er een bij die Margje elke keer weer vergat: je mocht niet te vrolijk of te bedroefd zijn.
Gezellig pratend kwamen ze de stadspoort door. Ze liepen achter een groepje patriotse soldaten, die hun post bij Goejanverwellesluis verlaten hadden.
Tante kende een van de mannen.
‘Zo vlug weer terug Bik,’ zei ze.
‘We zijn naar de stad gestuurd mevrouw,’ zei de man. ‘Ik weet niet hoe dit af moet lopen, het is een rare tijd.’
Een groepje grote jongens zag de patriotten op de Lange Tiendeweg.
‘Kees, kees, wil je niet blaffen,’ riepen ze.
Bik en de andere mannen liepen snel door.
‘Ik neem de kortste weg naar huis, mevrouw, dat is het veiligste.’