de inenting was bijna even gevaarlijk als de ziekte zelf. Daar moest eens iets tegen gedaan worden.
Door de opwinding kreeg ze hoofdpijn. Tante Melanie zag het.
‘Je kunt beter gaan rusten Catrien, ik zal je groene thee brengen.’
Moeder knikte en ging weg.
Vader en oom Pieter lieten nog een fles wijn uit de keuken komen. Margje liep met Elsje mee naar beneden, tante Melanie zorgde voor moeder.
In de keuken was Kee vis aan het schoonmaken.
‘Eten we nu alweer zalm,’ zei Margje. ‘Dat hadden we gister ook al.’
‘Ja kind, zalm is goedkoop in juni, er is genoeg en de kwaliteit is prima. Goed eten hoeft niet duur te zijn.’
‘Moeder lust ook geen vis.’
‘Als ik het klaarmaak, eet ze het wel.’
‘Ze ligt op bed, ze heeft hoofdpijn.’
Kee snoof minachtend ‘Dames hebben altijd wat. Wees maar blij dat je gezond bent. Goed Hollands eten houdt je gezond. Al die Franse liflafjes waar ze tegenwoordig zo dol op zijn, daar heb je niets aan.’
Kee was zowaar in een goed humeur. Als ze kon praten over goed eten of over vroeger, dan was ze gelukkig.
Margje zat wat verveeld te spelen met haar oude pop.
‘Zo, heb je Liezelotje weer eens tevoorschijn gehaald,’ zei Kee.
‘Ik vond haar in de kast. Ik wil die pop niet meer, daar ben ik nu te groot voor.’ Margje legde de oude lappenpop op een plank bij de brede schoorsteen achter in de keuken.
‘Daar kun je slapen,’ zei ze en lachend legde ze een doek over haar pop heen. Kee schudde haar hoofd.
De bel klingelde. ‘Ze willen zeker nog meer wijn,’ zei de oude keukenmeid. ‘Breng ze dit maar, daar knappen ze van op.’
Zij stuurde Elsje met een kan koffie naar boven. Proestend van het lachen kwam het meisje terug. ‘Ze keken zo gek, ze wilden wijn en ze kregen koffie.’
‘Ze hebben genoeg gehad,’ zei Kee streng. ‘Geen druppel gaat er vanmiddag nog naar boven, we maken er geen bende van.’ Ze voegde er aan toe: ‘Ik ken die jongens al van toen ze nog in de luiers lagen.’
Dat leek een overbodige opmerking, maar dat zei Kee altijd als ze boos was.
Margje en Elsje wisten dat. Ze wachtten af of er nog iets zou gebeuren. Het bleef stil. De twee broers wisten wie de baas was in huis.
Zittend in hun gemakkelijke stoelen deden ze een middagdutje.
Zo werd het toch nog een vredige zondagmiddag.