Geus tegen wil en dank
(1968)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd15. De staart van de SpanjaardFloor had erop gerekend de hele dag te moeten lopen. Maar nog voor hij in Leiden was, kwam een ruiter van de Prins hem tegemoet. De man was uitgezonden om de koerier van Haarlem te zoeken en om hem zo snel mogelijk naar Delft te brengen. Eerst was Floor blij. Nu hoefde hij niet zo'n eind te lopen. Maar de pret verging hem al spoedig. De ruiter zei: ‘Houd je maar stevig aan me vast.’ Daarna gaf hij het paard de sporen. | |
[pagina 93]
| |
Floor had nog nooit op een paard gezeten en tijdens de rit nam hij zich vast voor dat deze eerste rit tevens de laatste zou zijn. Zonder de steun van stijgbeugels was zijn enige kans om niet te vallen inderdaad het uit alle macht vasthouden van de ruiter. Floor danste op en neer op de paarderug. Van het landschap zag hij slechts zo nu en dan een flits langs de rug van de ruiter. Hij had er geen idee meer van welke kant ze uit gingen, hoelang ze al onder weg waren en hoelang het nog zou duren. Bij aankomst in Delft voelde Floor zich gebroken. De ruiter had meer oog voor zijn paard dan voor zijn passagier en verdween onmiddellijk in de stal om zijn rijdier te verzorgen. De mand met duiven werd losgemaakt van de zadelknop en een soldaat bracht de dieren naar een geschikt hok, waar ze zouden blijven tot ze met een bericht terug moesten vliegen naar Haarlem. Floor werd naar de Prins gebracht en hij vertelde hoe de tocht verlopen was. Willem van Oranje las de brief van Ripperda. Floor kreeg in de kamer naast de studeerkamer van de Prins een ruime beloning van de secretaris en hij kon gaan. Buiten stond even later een jongen van vijftien, die blij zijn eerste zelfverdiende geld telde. Binnen stond voor het raam een man van veertig, die met een zorgelijk gezicht de brief herlas die hem zojuist gebracht was. Ripperda schreef dat Haarlem sinds de geslaagde uitval van 25 maart, een maand geleden, geen nieuwe voorraden meer had kunnen bemachtigen. De bevolking werd geteisterd door honger en ziekte. Steeds meer mensen wilden dat Ripperda proberen zou met de Spanjaarden een verdrag te sluiten. Temeer omdat de vijand na het langdurige moeilijke beleg van de afgelopen winter vastbesloten bleek de stad voor de zomer in handen te krijgen. Willem van Oranje stuurde per postduif een antwoord. Hij beloofde zo snel mogelijk een poging tot ontzet te ondernemen. Inderdaad trachtte men op 28 mei 1573 Haarlem te bereiken over het water. Het gevecht op het brede water van de Haarlemmermeer eindigde echter in een jammerlijke nederlaag. Roger Williams was erbij en hij vertelde later aan Floor dat er voor het gevecht al moeilijkheden waren geweest over de betaling en dat bij het eerste schot de aanvoerders er vandoor gingen. | |
[pagina 94]
| |
Op een ochtend kwam er een duif uit Haarlem met een briefje waarin stond dat de stad het nog maar drie weken uit kon houden. In Haarlem stierven honderden mensen van honger. In de eerste dagen van juli voerden de Haarlemmers onderhandelingen met Don Frederik, de zoon van Alva. In die tijd werd de geteisterde stad ook nog een dag zwaar beschoten. Uit Delft verstuurde de Prins de dringende boodschap om vol te houden. Met vierduizend vrijwilligers en zeshonderd ruiters ondernam men een laatste poging om Haarlem te ontzetten. Helaas liep ook deze onderneming op een jammerlijke mislukking uit. Twee duiven met de volledige aanvalsplannen vielen in handen van de Spanjaarden. Het was voor Don Frederik toen heel eenvoudig om de aanval af te slaan. Op 12 juli opende Haarlem de poorten voor de Spanjaarden. Later in de maand kwamen de Engelse troepen van kolonel Morgan terug in Delft.
Voor Floor begon nu pas het gewone militaire leven. Hij ontving voortaan ook soldij! Zijn werk was met de andere jongens de leren uitrustingsstukken van officieren en andere militairen te poetsen en verder allerlei werkjes te doen. Bij de oefeningen op de Markt en buiten de stad gingen ze altijd mee en zo leerden ze het militaire bedrijf kennen. Floor voelde zioh al heel wat. Zijn tocht naar Haarlem had hem enige bekendheid gegeven en aan de andere jongens toonde hij trots het diepe litteken in zijn schouder van zijn vroegere verwonding. Roger Williams bleef zijn speciale vriend. De man die hem bij Goes het leven had gered, leerde hem Engels, legde hem uit hoe verschillende wapens werkten en nog veel meer. Deze rustige tijd in Delft was voor Floor een gelukkige tijd. Hij was kerngezond. Hij had veel vrienden en hij maakte er elke dag nieuwe vrienden bij. Hoewel hij bij de soldaten sliep in een grote slaapzaal van een oud klooster, kwam hij toch nog vaak bij de bierbrouwer die zo goed voor hem gezorgd had toen hij ziek was. De oorlog was ver weg. Floor hoorde wel over het beleg van Alkmaar, dat in augustus begon, hij hoorde over de verovering van Geertruidenberg door | |
[pagina 95]
| |
troepen van de Prins, maar in de rustige oude stad leken dit berichten uit een andere wereld.
Aan het eind van de zomer leek het er even op of de oorlog naar Delft zou komen. Terwijl Don Frederik Alkmaar belegerde, probeerde de Spaanse veldheer Valdez steden te veroveren in het zuiden van Holland. Met een rooms-katholieke inwoner van Delft zochten de Spanjaarden contact en zij verzochten hem mee te helpen de stad door verraad in Spaanse handen te krijgen. De Delftenaar gaf echter de Spaanse brieven aan de Prins van Oranje en deze besloot de Spanjaarden in de val te lokken. De briefwisseling met Valdez werd gewoon voortgezet en het leek net of de Delftenaar van plan was zijn stad te verraden. In zijn laatste brief schreef hij: "Kom vannacht bij de Waterslootpoort, ik zal u daar ontvangen."
Floor zat laarzen te poetsen in de grote slaapzaal, toen er trompetsignalen op de binnenplaats klonken. Roger Williams kwam binnen rennen. "Kom mee," riep hij, "we moeten naar de poort. Vannacht gaat er iets gebeuren." Even later marcheerden de Engelse vendels over de Oude Delft, linksaf ging het langs een kleine gracht naar de stadspoort. Wat zou er die nacht gebeuren? Na de eerste opwinding over het onverwachte uitrukken gebeurde er niets. Langs de wal van de Westvest werden de Engelsen in hinderlaag gelegd. De Spanjaarden zouden langs de Houttuinen komen of langs de Gaag, recht tegenover de poort. Floor werd met Roger Williams en nog een aantal Engelsen in de Waterslootpoort verborgen. Door de kleine ramen van de poort keek Floor uit over het land. Vlak voor hem bevond zich een driehoekig eiland in de stadsgracht. Daar lag een groep Delftse schutters in hinderlaag. Een smalle, houten brug leidde van het eiland naar de Houttuinen. Hier lagen stapels hout, boomstammen, planken en scheepsmasten. Die kant hielden ze goed in de gaten, want achter de houtvoorraden kon de vijand zich schuilhouden. Recht vooruit waren moestuinen. Hier kon men niet gemakkelijk ongezien naderen. Verder weg, in de schemer nauwelijks meer te zien, waren de resten van een klooster, Het was kort tevoren gesloopt | |
[pagina 96]
| |
om te voorkomen dat de Spanjaarden er bij een eventueel beleg gebruik van zouden maken. Het werd snel donker. Een maanloze nacht. Waar bleven de Spanjaarden? Het werd warm in de torenkamer. In de schouw tegen de achterwand brandde een flink vuur om straks, als de vijand voor de stad kwam, fakkels te kunnen ontsteken, die over de gracht heen gegooid zouden worden om de Spanjaarden beter te kunnen zien. Op hetzelfde moment zouden de schutters op het eilandje en de soldaten langs de Westvest de vijand onder vuur nemen. Op datzelfde moment. Welk moment? Traag verstreken de uren. De mannen in de toren hadden het zo slecht nog niet. Zij zaten bij het vuur of stonden op de uitkijk bij de ramen. Zij konden zacht met elkaar praten en af en toe klonk onderdrukt gelach als iemand iets grappigs zei. De mannen buiten moesten zwijgend wachten. Elk onverwacht geluid kon de vijand waarschuwen en dan liep het hele plan mis. Zij telden met tegenzin de uren. Telkens als de vele klokken van de stad hadden bekendgemaakt dat er weer zestig lange minuten verstreken waren, leek de stilte in en buiten Delft groter. Even na middernacht maakte iemand bij het raam van de stadspoort een waarschuwend geluid. Iedereen rende naar de ramen en keek in de richting die de man aanwees. De heg langs een van de tuinen bewoog! Wie sloop daar door de greppel? De beweging werd heftiger en kwam snel naderbij. ‘Spanjaarden,’ fluisterde iemand. De mannen grepen de fakkels, gereed om ze aan te steken en weg te slingeren. De vijand was nu tot vlak bij de stadsgracht genaderd... ‘Klaar voor actie,’ fluisterde een officier. Waf, waf, waf, luid blaffend kwamen twee honden uit de greppel te voorschijn. De spanning in de toren ontlaadde zich in luid gelach toen Roger Williams zei: ‘I always thought the Spaniards were devils and look, they have got tails already.’Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 97]
| |
Later in de nacht meenden de Delftse schutters een vijand te zien. Ze vuurden onmiddellijk en ze schoten raak ook! Het slachtoffer bleek een losgebroken kalf te zijn. De onfortuinlijke schutters moesten nog lang horen dat ze zulke goede kalverschieters waren. Spanjaarden lieten zich echter niet zien. Hadden ze argwaan gekregen? Waren ze gewaarschuwd? Niemand wist het. Moe en teleurgesteld keerden de soldaten 's ochtends terug in de kazerne. De hinderlaag had geen succes gehad. |
|