Geus tegen wil en dank
(1968)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd12. Dood de verrader!De Zeehond werd zo snel mogelijk hersteld. Toen midden in de winter een groot aantal Engelsen, Fransen en Walen een aanval op Goes zou ondernemen, was het schip weer zeilklaar. Op de Zeehond vervoerde men de vendels van kapitein Thomas Morgan. Floor kon toen nog niet vermoeden dat hij met deze Engelsen heel veel te maken zou krijgen. Hij was blij dat ze eindelijk weer eens de haven uitgingen. Al die weken was hij op het schip geweest. De wond was goed genezen. Alleen als er slecht weer kwam met veel sneeuw en kou deed het nog pijn. De Zeehond had bij de reparatie meer kanonnen en een hoger tuig gekregen. Het schip kon nu meer zeil voeren en een grotere snelheid maken. Natuurlijk had het niet aan pessimistische deskundigen ontbroken, die beweerden dat het schip nu te veel zeil voerde, dat het topzwaar werd, enzovoort. De eerste vaart met de nieuwe tuigage voldeed best. De Zeehond verliet de haven van Vlissingen als laatste en zeilde vóór de landingsplaats Baarland bijna alle schepen van de grote vloot voorbij. Het ging zo goed, dat zelfs de matrozen er plezier in kregen en voor het eerst in weken vergaten ze te mopperen. Deze aanval op Goes was al de tweede in een jaar tijd. De eerste was jammerlijk mislukt. Nu moest het goed gaan. Goes werd slechts door achthonderd Spanjaarden verdedigd. De aanvallers kwamen met drieduizend man. Er waren twee aan- | |
[pagina 73]
| |
voerders: de Engelse Sir Humphrey Gilbert en de Nederlander Tseraerts. De landing bij Baarland verliep vlot. In lange rijen marcheerden de Engelse, Franse en Waalse soldaten het land in op weg naar Biezelinge. Op de schepen werd het nu wachten, wachten, wachten. De aanvoerders rekenden erop over twee of drie dagen Goes veroverd te hebben, dan kon het merendeel van de soldaten terugvaren.
Zo vlot zou het echter niet gaan. Het duurde een volle dag eer alle troepen in Biezelinge waren. Toen de volgende dag de aanval werd ingezet op het fort en de haven van Goes, waren de verdedigers al lang op de hoogte van de komst van het leger. De verovering van het fort en de dijk kostte bijna een hele dag en de aanvallers konden niet verhinderen dat de Spanjaarden uit het fort terugtrokken in de stad. Onmiddellijk begonnen de Engelsen met de beschieting van Goes. Tussen de twee aanvoerders ontbrandde een hevige ruzie over de vraag of men diezelfde avond of de volgende dag de bestorming van Goes zou wagen. Om een stad met succes te kunnen bestormen, moeten er op verscheidene plaatsen diepe bressen geschoten worden. Ondanks de ernstige meningsverschillen tussen de aanvoerders werd nog diezelfde avond een ondiepe bres in een der muren bestormd. De Spanjaarden waren op de aanval voorbereid en de ene groep aanvallers na de andere werd bloedig teruggeslagen. De wanorde was zo groot, dat bij het vallen van de nacht grote groepen soldaten in wilde paniek wegvluchtten. De aanvoerders waren ten einde raad en besloten een speciale boodschapper naar de Prins te sturen om nader orders te vragen. In de dagen die verstreken eer het antwoord binnenkwam, sloot men Goes in met de soldaten die weer tot normale ordelijke eenheden samengevoegd waren. Op de vloot was bekend geworden dat de troepen voor Goes verslagen waren. Er waren er die zeiden: ‘Wat wil je? Het zijn allemaal huurlingen. Dat moesten ze ons eens op laten knappen!’ Het lange wachten in de bittere kou begon te vervelen en toen het antwoord van de Prins bekend werd, begroetten de geuzen dat met gejuich. | |
[pagina 74]
| |
De Prins gelastte Bartold Entes zich met de tweeduizend man die hij bij zich had te voegen bij het leger van Tseraerts en Sir Humphrey Gilbert. Op de schepen bleef slechts een zeer kleine bezetting achter. Op de Zeehond bleef alleen Hendrik de Bakker, de man met één hand. Floor marcheerde ook mee. Heini Schwadde had hem leren schieten met de harkebus, een vuurwapen dat iets lichter was dan de musket. De vergrote troepenmacht sloot Goes stevig in. De aanvoerders waren voorzichtiger geworden en wachtten op een gunstige gelegenheid om de stad te bestormen. Aan de Spaanse kant besefte men ten volle de grote betekenis van Goes. Als de stad door de troepen van de Prins veroverd werd, was Zuid-Beveland voor de Koning van Spanje vrijwel verloren. Juist in die dagen veroverden de geuzen Zierikzee. Aan de Spaanse kant had men nu alleen nog maar Tholen, Terneuzen, Middelburg en Goes. Het bezit van Zeeland was van levensbelang voor Antwerpen. De geuzen legden nu de handel vrijwel stil. Goes was de Spanjaarden veel waard. Daarom besloot hun bekwame aanvoerder Mondragon een stoutmoedig plan uit te voeren. Voorgegaan door gidsen uit de streek trok hij 's nachts bij eb over de drooggevallen gronden van de Oosterschelde van Brabant naar Zuid-Beveland. Het was een gewaagde onderneming, want als ze verdwaalden of te lang onderweg waren, zouden ze allemaal verdrinken bij de opkomende vloed. Wat niemand voor mogelijk had gehouden gebeurde: vroeg in de ochtend stonden de Spanjaarden op het eiland. Het nieuws sloeg in als een bom. Eerst wilde niemand het geloven. Toen bleek dat het waar was, lieten de aanvoerders kostbare uren voorbijgaan waarin de Spanjaarden uit konden rusten van hun vermoeiende tocht. Een onmiddellijke tegenaanval zou Mondragon en zijn mannen in grote moeilijkheden gebracht hebben. Nu ze de tijd kregen uit te rusten en te eten, gingen ze 's middags zelf tot de aanval over.
De bemanning van de Zeehond stond in een stelling bij de | |
[pagina 75]
| |
Engelsen van kapitein Morgan. Links was een damhek, vóór hen een sloot en rechts een boomgaard. De kale takken van de bomen staken zwart af tegen de lucht. Links achter de Engelse stelling lag een boerderijtje waar de meesten 's nachts sliepen. Over het kale vlakke land naderden de Spanjaarden. Kleine, zwarte figuurtjes op de dode akkers. De troepen van kapitein Morgan waren erg opgewonden en begonnen veel te vroeg te schieten. Ver voor de Spanjaarden zag Floor de kogels inslaan in de grand. De geuzen wachtten hun tijd beter af, maar over het algemeen waren het slechte schutters en hun kogels deerden de Spanjaarden weinig. Floor deed erg zijn best goed te mikken, maar hij kon niet zien of hij raakte. Aan de Spaanse kant klonken enkele korte bevelen. Alle musketiers vuurden tegelijk. De uitwerking van hun salvo was verschrikkelijk. Links en rechts vielen mannen dood en gewond neer. De kok probeerde vertwijfeld te vluchten, maar een Spaanse kogel had hem zo lelijk geraakt, dat hij dood neerviel. Kapitein Morgan liet zijn piekeniers naar voren gaan. Zij werden in hun vaart gestuit door hevig vuur van harkebussen en pistolen. Toch drongen ze door in de Spaanse linies en weldra was een verwoed gevecht aan de gang van man tegen man. De geuzen stormden ook naar voren met het zwaard in de hand. ‘Wacht hier!’ riep de schipper Floor toe. Zo was Floor noodgedwongen toeschouwer bij het verschrikkelijke gevecht dat gevoerd werd op en om het damhek dat toegang gaf tot de boerderij. Ook de boomgaard werd aangevallen. De Spanjaarden drongen de Engelsen daar geleidelijk terug. Bij het damhek zag Floor Laurens de Blok in gevecht met drie of vier Spanjaarden. Hij schudde ze eerst af als lastige vliegen, maar hij kreeg het steeds moeilijker met die kleine, beweeglijke kereltjes. De Blok hijgde zwaar. Met zijn vijftig jaren had hij niet meer zoveel uithoudingsvermogen als zijn jongere tegenstanders. Een vent met een bijzonder gemene tronie velde hij met een snelle slag. Twee, drie anderen drongen op. Heini Schwadde weerde zich dapper aan de zijde van de schipper. De Spanjaarden probeerden de doorgang over de dam te forceren. Laurens de Blok en Heini stonden met hun rug tegen het hek. De Engelsen bij de boomgaard begonnen te vluchten. Weldra | |
[pagina 76]
| |
zouden de Spanjaarden de geuzen van twee kanten aanvallen. ‘Schipper, kom terug!’ gilde Floor. Ook Willem Koster zag het gevaar. Met grote behendigheid sprong hij op het hek en stortte zich onvervaard tussen de Spanjaarden. Even deinsden ze terug. Toen werd Koster gedood door een pistoolschot van nog geen meter afstand afgevuurd. Heini Schwadde hoorde het lawaai van de Spanjaarden die bij de boomgaard doorbraken. Hij keek om, zag het gevaar en schreeuwde: ‘Vluchten schipper!’ Hij voegde de daad bij het woord en sprong over de sloot. Hij was juist op tijd om de vluchtende Engelsen in te halen. ‘Schipper!’ schreeuwde Floor wanhopig. Hijgend en uitgeput wankelde De Blok naar de slootkant. Hij zou springen, maar struikelde en viel half in het water. De Spanjaarden lieten hem liggen en renden over de dam de vluchtende Engelsen en geuzen na. Floor werd meegesleurd in de vluchtbeweging van de anderen. Hij was radeloos. De schipper was dood!
Overal werden de troepen van Sir Humphrey Gilbert en Tseraerts op de vlucht gedreven. Ze leden zware verliezen aan doden en gewonden. De Spanjaarden hadden een grote overwinning behaald. Floor zwierf tot tegen de avond rond. Hij was doornat, want verscheidene malen gingen de vluchtelingen dwars door sloten en greppels vol water. Er blies een ijzige wind. Toen Floor een lichtje ontwaarde, ging hij er meteen op af. Het bleek een klein boerderijtje te zijn. Floor was erg blij eindelijk beschutting te vinden en veiligheid voor de nacht. Versuft van kou en ellende klopte hij aan bij de boerderij. Hij had het beter niet kunnen doen...
In de boerderij waar hij werd binnengelaten zat en lag een groot aantal vermoeide mannen. Velen waren min of meer ernstig gewond. Hun wonden waren niet of uiterst gebrekkig verbonden. Er werd weinig gezegd. De stemming was gedrukt en somber. Elk geluid buiten kon gevaar betekenen. | |
[pagina 77]
| |
Zouden de Spanjaarden nog terugkomen? Niemand wist wat er nog kon gebeuren. Niemand wist eigenlijk precies wat er gebeurd was. Ieder had slechts een klein gedeelte van de veldslag meegemaakt. Niemand besefte hoe klein de groep Spanjaarden eigenlijk wel geweest was. Die kleine groep van Mondragon had opdracht het garnizoen van Goes te versterken. Zodra ze erin geslaagd waren de stad te bereiken, bleven ze daar. In de verhalen van de mannen in de boerderij werd het aantal Spanjaarden op vele duizenden geschat. Anders hadden ze toch niet verloren? De hele nacht bleven de mannen bang voor een overval door Spanjaarden. Toch hadden ze niet meer de fut om wachtposten uit te zetten. Wie had er op wacht willen staan? De officieren die hiertoe bevel hadden moeten geven waren er niet. Bovendien waren de mannen niet in de stemming om bevelen op te volgen, van wie dan ook. In doffe berusting wachtten ze af wat er zou gebeuren. | |
[pagina 78]
| |
Tegelijk met de overdrijving van het aantal tegenstanders doken ook de geruchten op over verraad. De een had gezien dat een boer de Spanjaarden de weg wees. Iemand anders kon er een eed op doen dat hij bij de eigen troepen mensen had gezien die de vijand signalen gaven, enzovoort. De verhalen werden steeds gekker maar alles werd grif geloofd. Zo was de stemming op het moment dat Floor binnenkwam. Aan de tafel bij een lampje herkende hij een aantal mannen van de Zeehond. Erger was dat zij hem ook herkenden. Dit groepje had de ergste verhalen verteld over het zogenaamde verraad dat de nederlaag veroorzaakt had. Zelfs degenen die de leugens bedachten, geloofden er zelf in. Het gaf het gevoel dat zij er niets aan konden doen, dat het aan hen niet gelegen had. ‘Daar heb je dat jong uit Mechelen!’ riep één van de kerels. ‘Waarom ben je niet bij je Spaanse vrienden gebleven?’ schreeuwde een ander. Overal in het vertrek spitste men de oren. Spaanse vrienden? Was dit dan één van die verraders? De man die het laatst geroepen had, voelde alle aandacht op zich gericht. Hij was een van de mannen die de laatste tijd de felste en de gemeenste kritiek had gehad op Floor en op schipper De Blok. Nu de kok dood was, voelde hij zich de woordvoerder van de bemanning. ‘Waarom ben je niet bij je Spaanse vrienden gebleven?’ herhaalde de man. Floor begreep er niets van. ‘Ik heb geen Spaanse vrienden,’ stamelde hij. ‘O nee? En wat heb je ze dan toegeroepen bij het damhek, toen wij in moeilijkheden raakten?’ De man kwam dreigend vlak voor Floor staan, een slecht verbonden hoofdwond gaf hem een duivels uiterlijk. ‘Ik heb alleen de schipper geroepen,’ zei Floor met trillende lip. ‘Zie je wel!’ riep de geus triomfantelijk uit. ‘Hij heeft de schipper geroepen! Samen hadden ze een mooi plannetje bedacht om ons allemaal aan de galg te helpen. Eerst hebben ze geprobeerd ons kapot te laten schieten op zee en nu dit. Maar het is niet gelukt, hè mannetje? Het is niet gelukt! Wij leven nog. Jammer voor jou en voor de schipper.’ ‘De schipper is dood,’ zei Floor zacht. | |
[pagina 79]
| |
‘Des te beter,’ riep de man uit. ‘Laten we hem zijn kajuitsjongen nasturen!’ riep iemand achter uit de dreigende groep. Luid gelach. Iedereen leefde op. Voor het eerst die avond was er weer gelachen. ‘Dood de verrader!’ riep een ander. De dreiging was groot. Floor stond met de rug tegen de muur naast de deur. Hij dook in elkaar en trok zijn dolk. Drie, vier messen werden getrokken. ‘Hij heeft een Spaanse dolk!’ schreeuwde iemand. Een luid gebrul steeg op. Van vele kanten tegelijk werd Floor aangevallen. Hij zou zeker niet lang meer geleefd hebben, als er niet iets heel onverwachts was gebeurd.
Een Engelse soldaat had met enige moeite de woordenwisseling gevolgd. Hij had er niet alles van begrepen, maar het was duidelijk wat de mannen wilden. Omdat hij niet in de kring geuzen door kon dringen, was hij snel door de achterdeur de boerderij uitgegaan en omlopend bereikte hij de deur waar Floor naast stond, precies op het moment van de aanval. Volkomen onverwacht gooide hij de deur open en stond met getrokken zwaard voor de geuzen. De aanvallers deinsden geschrokken terug. ‘Leave the boy alone,’Ga naar voetnoot1 zei de man. Tegelijk duwde hij Floor door de deur naar buiten. De geuzen herstelden van hun eerste schrik. Ze zagen dat de Engelsman maar alleen was en met luide kreten vielen ze hem aan. De voorste geus kreeg een harde trap in de maag. Met een kreet klapte hij dubbel op de grond. Twee anderen vielen over hem heen. Dit gaf de Engelsman juist tijd om te ontsnappen. Met Floor rende hij weg zo hard hij kon. ‘My name is Roger,’Ga naar voetnoot2 zei hij onder het hollen, ‘Roger Williams.’ |