handen de lepel te hanteren. In de hut klonk lawaai, geschreeuw van mannen, een schot.
Floor rukte de bewusteloze Pierre Latte de pistolen uit de hand. Hij wist echter absoluut niet hoe hij met een pistool om moest gaan.
Binnen klonken drie harde klappen. Bonkend sloeg Laurens de Blok zijn aanvaller met het hoofd tegen de vloer.
Toch zag Leroux nog kans zich los te maken uit de greep van de schipper. Hij rende de hut uit. Toen hij Floor zag met de pistolen deinsde hij even terug.
Floor probeerde te schieten, maar dat lukte niet. Leroux sprong op hem af met het bebloede mes in de hand.
Floor voelde een vlijmende pijn in zijn schouder. Hij viel.
Leroux struikelde over hem en klapte met zijn hoofd tegen het stuurrad. Zo vond de toegesnelde dokter hem, bewusteloos. De wachtsman naderde met een lantaarn.
Schipper De Blok zat op zijn knieën in zijn hut. Hij bloedde, want Leroux had hem op vele plaatsen met zijn mes gestoken. Gelukkig waren de wonden niet diep. De dikke kleding die de schipper ook 's nachts droeg, had hem beschermd. Het pistoolschot had niemand geraakt.
De dokter verzorgde Laurens de Blok.
De matroos van de wacht droeg Floor naar binnen. De jongen bloedde uit een diepe wond in zijn linkerschouder.
Laurens de Blok schrok toen hij Floor zag. ‘Wat is er met hem gebeurd?’ vroeg hij.
‘Hij lag buiten de hut,’ zei de matroos, ‘Leroux heeft hem neergestoken.’
Met vaardige hand verzorgde de dokter de bleke jongen. ‘Met een paar dagen is hij er wel weer bovenop,’ zei hij.
De schipper knikte zwijgend. ‘Laat hem hier liggen,’ zei hij. Met moeite ging de gewonde man aan dek. Hij keek neer op de bewegingloze lichamen van zijn aanvallers.
‘Leven ze nog?’ vroeg hij de dokter.
‘Ze zullen wel een heel tijdje slapen, maar ze leven nog wel,’ zei de dokter.
‘Goed,’ gromde De Blok.
En tot de wachtsman: ‘Boei ze en sluit ze op. Als ze ontsnappen, laat ik je ophangen. Zij zullen in de stad berecht worden.’