Wat een gemak, dat iedereen Nederlands sprak.
Een blij opgewonden gevoel maakte zich van hem meester. Hij was terug en niemand wist het nog. Hij was terug, hij was thuis en morgen zou hij zijn jongens zien.
Hij vroeg mensen de weg en iedereen verstond hem, iedereen kon hem in een woord voor woord verstaanbare taal antwoorden. Er reden veel meer automobielen dan zes jaar geleden, toch zag alles er grauwer, armoediger uit. De etalages waren leeg, of er stonden kartonnen borden in met woorden die hij nooit gekend had: theesurrogaat, distributiebonnen, taptemelk.
In het hotel bedacht hij, dat het misschien mogelijk zou zijn een telegram te sturen, om zijn aankomst te melden. Voor hij zijn naam inschreef vroeg hij de receptionist, of dat zou kunnen.
‘Een telegram? Natuurlijk mijnheer, maar kunt u uw familie niet opbellen?’
Opbellen? Abe zou nooit op het idee gekomen zijn. Zouden ze telefoon hebben? In Friesland misschien alleen de dokter en Wietse in Rotterdam? Wietse kon telefoon hebben.
‘Wietse Atema in Rotterdam, heeft die misschien telefoon?’
‘We zullen eens voor u kijken mijnheer. Atema, zei u? W. Atema?’
De man pakte een boek en bladerde er in.
‘Ja, hier heb ik hem, W. Atema, hoofd ener school. Zal ik het nummer voor u aanvragen?’
Abe knikte. Hij moest wachten in een hokje opzij van de receptie.
‘Als de bel gaat, kunt u opnemen en spreken.’
Hij wachtte.
Buiten het hokje hoorde hij de man bezig de verbinding tot stand te brengen, een dof gemurmel.
Abe had het benauwd, hij had nog nooit getelefoneerd.
De bel rinkelde luid. Hij nam de hoorn op en bulderde in het apparaat: ‘Hallo Wietse, ben jij daar?’
‘U spreekt met mevrouw Atema,’ klonk een zachte stem, ‘met wie spreek ik?’
‘Is Wietse niet thuis,’ riep Abe. Hij schreeuwde alsof hij de afstand van Amsterdam naar Rotterdam met zijn eigen stemkracht moest overbruggen.
‘Mijn man is niet thuis, kan ik u helpen? U belt interlokaal?’
‘Nee, ik sta hier in een hok. Is Wietse er niet?’
‘Dat heb ik u al gezegd mijnheer. Wie bent u?’
‘Abe. Abe Bakker, ik kom om de jongens.’
Het was even stil aan de andere kant.