vriendelijker dan op anderen. Het schetsboek hield Pier geheim, alleen mem had het wel eens mogen zien. Het liefst schilderde hij water en riet, eenden, bomen en hoge luchten, met heel kleine boerderijtjes.
Op één schilderij was hij echt trots, het was een brandende boerderij. Je kon heel goed zien, dat het Atemastate was, overal sloegen de vlammen uit, kleine figuurtjes stonden met emmertjes water klaar, onmachtig het laaiende vuur te temmen.
Die dag liep Pier naar een van zijn favoriete plekjes achter op pakes land bij de trekvaart. Daar was een groepje bomen en wat struikgewas. Tussen het riet door had je er een prachtig gezicht op het dorp. Hij wilde nu eens proberen al die huizen en de kerk te schilderen.
In de vaart vulde hij een oude klomp met water, zocht een goed plekje en opende de mooie schilderdoos met de rondjes verf.
Het was woensdagmiddag, er was geen school, op de boerderij hadden ze hem niet vast kunnen houden voor een of ander onbenullig werkje, hij was vrij. ‘Laat Jan maar werken,’ dacht Pier. ‘Ik zit liever hier.’
Hij zette voorzichtig de eerste streken verf op het papier en raakte zo in zijn werk verdiept, dat hij niet merkte dat er van de andere kant van het bosje iemand naderde.
Het was oom Tjalling en hij had een jongetje bij zich.
Pier merkte het pas toen ze al vlak bij waren en hij hun stemmen hoorde. Tussen de takken en bladeren van de struiken door zag hij dat het Bouke Tjebbes was die oom Tjalling daar bij zich had. Wat moesten die nu hier doen?
Wat had oom Tjalling met die vieze Bouke te maken.
Niemand bemoeide zich met Bouke. Hij stonk en zijn moeder heette niet voor niets Antje Luizekop. Bij een andere naam kende hij haar zelfs niet eens.
Pier zag niet goed wat zijn oom deed, hoorde hem alleen raar praten.
Die gekke Bouke sarde hem. ‘Als je het weer doet, zeg ik het aan mem,’ hoorde hij.
Oom Tjalling zei, dat hij zijn mond moest houden en beloofde hem een gulden, als hij lief zou zijn.
Toen trok hij de jongen verder mee het bosje in.
Pier maakte dat hij weg kwam. Hij had het gevoel dat hij hier niet ontdekt moest worden.
Hij was nog zo in gedachten, dat hij zomaar het erf opliep en eer hij zich had kunnen omkeren had beppe hem opgemerkt en werd hij aan het schoonmaken gezet van melkbussen.