‘Nee, nee, dat zal wel niet, het was ook een heel eind,’ zei Abe, een beetje verlegen met de situatie. Er waren nu meer mensen aan dek en sommigen stonden zo dicht bij, dat ze het gesprek best zouden kunnen verstaan.
Molly merkte dit ook. Ze stond nu vlak naast hem en zei zachtjes: ‘Je bent de fijnste man die ik ooit ontmoet heb.’ En nog steviger tegen hem aangedrukt, zacht lachend: ‘We hadden het nog veel leuker kunnen hebben samen, maar dan zou je nu veel meer een gewone man voor me zijn en dat ben je niet, hè Abe? Je bent een man van principes, je bent heel bijzonder.’ Ze lachte wel, maar Abe zag tranen in haar ogen. Hij wist niet goed wat hij er mee aan moest en deed een stapje opzij.
Ze zuchtte. ‘Je zult me wel een idioot vinden, Abe. Ik stel me aan als een dwaas, ik weet het, maar je bent de eerste, die ik echt helemaal vertrouw en nu moeten we zo meteen van het schip af. Ik ben bang, Abe.’ Ze praatte nu heel snel, half fluisterend. ‘Geloof me, Abe, ik ben bang. Je denkt misschien dat ik oppervlakkig ben en zo, maar dat is niet waar. Dat is allemaal maar aan de buitenkant. Ik ben eigenlijk erg gesloten. Ik durf me tegenover niemand echt vrij te uiten. En toen ik jou zag, was dat allemaal heel anders, Abe. Die avond, toen we wegvoeren van Engeland, toen voelde ik, dat jij heel anders bent, begrijp je dat, Abe?’
Abe knikte en zei vagelijk: ‘Ja, ja, ik begrijp je wel.’
En op heel andere toon: ‘Beneden beginnen ze al het schip te verlaten.’ En op zijn horloge kijkend constateerde hij opgewekt: ‘Over een uur gaan wij ook.’
‘En dan ben je van mij af,’ zuchtte Molly. ‘Dat zul je wel leuk vinden, hè?’
‘Ach nee Molly, natuurlijk zal ik dat niet leuk vinden, maar aan alles komt een eind, ook aan deze reis.
Nu zijn we hier en we hebben allebei werk te doen. Misschien zien we elkaar nog eens, misschien zien we elkaar nooit weer, dat weten we nu niet. Laten we zeggen dat het een mooie reis was, meer niet.’
‘Nee, meer niet,’ zei Molly en ze keek naar de stroom mensen die het schip verliet. Een man en een vrouw draaiden zich om en wuifden naar Molly. De vrouw droeg een bundel lappen in de arm.
‘Daar gaat de baby,’ zei Molly. ‘Ik zal hem missen, het is zo'n lief kind. Hoe waren jouw kinderen als baby, Abe?’
‘O, ongeveer zo,’ zei Abe en hij hield zijn handen op een afstand van veertig à vijftig centimer uit elkaar.
Molly stampte ongeduldig op het dek en zei: ‘Dat bedoel ik niet.