was. Hij vergat helemaal om Hollands te praten. De mannen begrepen hem toch wel.
Ze zagen wel in, dat hij moeilijk zonder brood thuis kon komen. Na een ochtend praten en niets doen leek iedereen wel blij dat er nu een overzichtelijk probleem opgelost moest worden.
Eén had er een idee. Hij hield een langsrijdende schillenboer aan, praatte wat met hem en kwam triomfantelijk met een gaaf brood uit de schillenwagen aanlopen.
‘Hier,’ zei hij, ‘geef dat maar aan je moeder. Wat die rijke lui op maandag weggooien, daar ken een gewoon mens nog wel een week van eten.’
Pier pakte het brood aan. Het was wat hard, maar het leek wel schoon en het was in ieder geval beter dan niets.
Nu maar langs de kortste weg naar huis. Dat viel echter niet mee.
Een eindje verderop stond de roodharige met zijn bende en het was duidelijk dat ze niet veel goeds in de zin hadden. Pier probeerde ongezien langs de huizen een zijstraat te bereiken. Dat lukte niet. Aan het gejoel hoorde hij al direct dat ze hem achterna kwamen. Hij zette het op een lopen en rende zo hard hij kon naar huis.
Toen hij halverwege de zijstraat was, hoorde hij zijn achtervolgers alweer. Er waren er bij die sneller konden lopen dan hij. Pier vervloekte de ongemakkelijke, oude schoenen die hij droeg. Altijd als ze op hun ‘zondags’ gekleed gingen moest hij die afschuwelijke schoenen dragen, afdankertjes van Jan. Hij kwam niet snel genoeg vooruit. Er moest iets gebeuren. Hij rende een hoek om.
Daar zag hij de bakkerskar, waar hij een krentenbol gekocht had. De bakker bezorgde brood bij een der deuren. Naast het huis was een lage schutting.
‘Pas even op mijn brood,’ riep Pier de verbaasde bakker toe. Zo snel hij kon klauterde Pier over het schuttinkje en bleef aan de andere kant stil afwachten wat er verder zou gebeuren. Daar hoorde hij de jongens al: ‘Hé baas, hebbie een klein knulletje zien langskomen?’
‘Die kant op,’ zei de bakker, ‘zoek je hem dan?’
‘Hij heb me broer geslagen,’ riep er een. Het geluid verwijderde zich in de richting die de bakker had aangewezen.
Pier keek voorzichtig over de schutting.
‘Kom er maar uit,’ zei de vriendelijke bakker, ‘pak je brood en maak dat je wegkomt.’
Pier klom over de schutting en terwijl de bakker alweer bij zijn klanten was nam hij het brood uit de kar en haastte zich naar huis. Toen hij al op de brug over de Wijnhaven liep zag hij in de verte zijn