‘Die hekserij van je moeder,’ bromt boer Luiten. ‘Laat ze gewoon doen, net als iedereen. Ga weg, ik wil je hier niet meer zien.’
Op de terugweg door het dorp kijken de mensen die Marieke tegenkomt een andere kant op. Dat is ongewoon, anders groeten ze elkaar altijd. Marieke is bang, er gaat iets vreselijks gebeuren, dat voelt ze.
Thuis zegt ze: ‘We mogen niet meer bij boer Luiten komen. Hij is net zo bang als de andere mensen. Iedereen praat over je, we moeten echt vluchten.’
‘Laat ze toch praten,’ zegt moeder onverschillig. ‘Morgen zijn ze het vergeten. Dat volk is zo stom.’
Dan hoort Marieke geschreeuw op straat. Ze kijkt naar buiten, door het kapotte raam, er staan wel honderd mensen op de weg. Moeder kijkt ook naar buiten.
‘Daar is die heks!’ schreeuwen de mensen. ‘Ze heeft het kind van vrouw Jaspers vermoord!’
Moeder schrikt, het is alsof er iets in haar knapt. Marieke ziet het aan haar, ze wordt plotseling bleek en gebogen. Haar strijdbare moeder is ineens een kwetsbare oude vrouw.
Moeder stapt naar buiten en roept: ‘Wat is er met het kind van Jaspers?’
‘Dat weet jij best, vuile heks!’ schreeuwt een man. ‘Het kind is dood en dat heb jij gedaan!’ De mensen schreeuwen door elkaar. Van alle kanten klinkt: ‘Het kind is dood.’