30. Onderbroken Rijnreis
Ondanks de laaghangende bewolking, met af en toe een buitje, genoten Jacob, Ezra en Rodrigo van de boottocht. Met een zwakke wind in het zeil dreven ze zachtjes verder. Op weg naar Holland, op weg naar Amsterdam. Ze hadden volop te eten en ze hoefden niet te lopen.
Schipper Mayer was een zwijgzaam man. Hij liet zijn passagiers voor op het schip zitten en bemoeide zich verder niet met hen. Met één knecht deed hij het weinige werk dat gedaan moest worden. Een paar maal legden ze aan om tol te betalen. Verder gebeurde er niets. Tot ze aan het eind van de middag bij het plaatsje Speyer kwamen. Daar was de grens van de Palts. Van hieraf zouden ze een heel eind door het gebied van de paltsgraaf varen. Er stonden vrij veel soldaten bij de aanlegsteiger. Schipper Mayer moest weer tol betalen, en verder moest hij precies opgeven waar hij heen voer en wat hij bij zich had. De soldaten kwamen aan boord. Ze tilden de luiken op en keken in het ruim.
Aan de grens van de Palts was men bijzonder waakzaam.
Het leger van Ambrosio Spinola bracht onrust in veel landen waar deze grote krijgsmacht in de buurt kwam. Inde protestantse Palts was men altijd verdacht op een aanval van het katholieke Spanje. De soldaten zagen dat er bij Mayer geen Spanjaarden verborgen waren. Een sergeant merkte de drie kinderen voor op het schip op. ‘Wat moeten zij?’ vroeg hij de schipper. Mayer haalde zijn schouders op. ‘Passagiers voor Keulen.’ ‘Waar komen ze vandaan?’ ‘Weet ik niet. Ik heb ze in Straatsburg aan boord gekregen.’
De sergeant liep naar voren. ‘Opstaan,’ schreeuwde hij. De kinderen keken op en bleven rustig zitten.
De sergeant liep rood aan. Hij gaf Jacob een schop: ‘Opstaan!’ Jacob sprong op, woedend. ‘Wat mot je van me?’
‘Waar kom je vandaan!’ schreeuwde de sergeant.
Jacob begreep het duits van de man best. Ezra en Rodrigo wisten niet waar het over ging.
‘Waar kom je vandaan,’ herhaalde de sergeant.
‘Daar vandaan,’ wees Jacob.
De man maakte zich bijzonder kwaad. ‘Meekomen,’ schreeuwde hij. Hij wenkte een paar soldaten, die grepen Jacob beet en haalden hem van het schip af. ‘Ook meekomen,’ beet de sergeant Rodrigo en Ezra toe. Ze volgden