25. De genezing van Umberto
De verwonding van Jacob viel erg mee. Het tasje met de brief van de sultan had inderdaad zijn leven gered.
Jacob werd behandeld door de arts van generaal Spinola. De kapitein had daarvoor gezorgd. Overdag lag Jacob in de boomgaard, in de zon of in de schaduw net zoals het uitkwam. Er was voorlopig weer volop te eten.
Rodrigo gaf Jacob het tasje terug. Toen er niemand in de buurt was bekeken ze de brief. Er zat een snee in het papier, verder was er niets mee aan de hand. Het tasje naaiden ze weer dicht. Het moest voor de rest van de reis wel waterdicht blijven.
Rodrigo vertelde wat hij aan Umberto over de brief gezegd had. Ezra luisterde mee. Ze vond het een leuk verhaal.
Umberto vroeg niet meer naar de brief. Toch bleek hij er nog wel over na te denken. ‘Ben je helemaal onkwetsbaar gemaakt door die oosterse tovenaar?’ vroeg hij op een dag.
‘Niet helemaal,’ zei Jacob. ‘Je hebt gezien hoe ze me geraakt hebben.’
Umberto knikte. ‘Dat is waar, maar normaal is zo'n steek dodelijk en jij bent haast alweer beter.’
‘Het scheelt wel,’ gaf Jacob toe. ‘Het is een veilig gevoel.’
‘Wil je mij dat ding verkopen?’
Jacob weerde dat af. ‘Onmogelijk. De oosterling heeft me gezegd, dat alleen ik hem maar mag dragen. Voor anderen is het juist gevaarlijk, dan trekt hij onheil aan.’ Jacob wist hoe bijgelovig soldaten waren en dat klopte ook bij Umberto. Hij vroeg niet verder, aannemend dat Jacob de waarheid sprak.
Een week later was Umberto ziek.
Hij had koorts en voelde zich heel beroerd.
‘Anna, ik ga dood,’ riep Umberto lijdend.
Anna moest de was nog ophangen. Ze liet haar man liggen en ging weg. Toen ze terug kwam zag Umberto er akelig uit. Hij draaide met zijn ogen, kreunde, zweette en riep: ‘ik ga dood, haal Jacob, hij heeft wondermiddelen.’
Jacob, zelf al weer helemaal genezen, kwam erbij. Anna was nu echt ongerust. Ze bad alle heiligen om genezing van haar zieke man. Umberto zuchtte en steunde en bleef maar roepen dat hij dood ging.