dat hoefde Ezra niet te weten. Zij was de baas niet. Hij zou zelf wel bepalen wat hij deed.
Inmiddels was het donker in de kamer. Pieter lag nu ook op een strozak. Hij praatte maar door en Rodrigo vertelde steeds meer.
‘Houd je nu maar eens stil’, zei Ezra bits, ‘Ik wil slapen.’
Ze zwegen.
In de herberg was het ook stil.
Ezra staarde met wijdopen ogen in de duisternis.
Ze hoorde Jacob ademen, hij zuchtte, draaide zich om. Het stro kraakte, daarna lag hij weer stil.
Pieter fluisterde nog wat, Rodrigo lachte en toen was het ook daar stil. Rodrigo was zo moe, dat hij vrijwel meteen insliep. Hij vergat zijn geld weg te stoppen.
Ezra wilde wakker blijven. Ze vertrouwde Pieter de Vos niet. Zodra ze iets verdachts hoorde zou ze gaan gillen. Dat was ze vast van plan.
Vastberaden tuurde ze in het donker. Door een raam zag ze de nachtlucht, wolken en sterren. In de stad klonk ver weg een trompetsignaal, een nachtwaker kwam langs met zijn ratel. Hij riep een eentonig zinnetje. Ook dat geluid verstierf. Stilte, duisternis.
Zelfs de beste schildwacht zou moeite gehad hebben wakker te blijven. Voor de kleine waker in de hoek van de kamer werd het teveel. Een hele dag lopen, springen over plassen en maar weer verder lopen, daar word je moe van. Zelfs een strozak is dan een heerlijk bed. Ongemerkt doe je even je ogen dicht, heel even maar.
Je zal ze zo weer open doen...
Zo sliep Ezra in.
Ze werd pas weer wakker toen de zon al door het raam naar binnen scheen. Het duurde even voor ze wist waar ze was. Rodrigo sprong opgewonden rond in de kamer. Jacob zat op de rand van zijn bed en keek ernstig.
‘Kijk eens onder je strozak, misschien is het er onder geraakt.’
‘Daar heb ik al gekeken, het ligt er niet. Het is weg! Al mijn geld is weg.’
‘Misschien weet Pieter waar het ligt’, zei Jacob nog heel onnozel. Rodrigo rende de gang op: ‘Pieter, Pieter waar ben je?’
Ezra was nu klaar wakker.
‘Als Pieter weg is en het geld is weg, dan weet Pieter heel goed waar het geld is, maar dan zie je het niet meer terug’, zei ze kalm.
Rodrigo kwam weer terug.
‘Pieter is weg. De waard zegt dat hij al heel vroeg vertrokken is. Hij heeft niet betaald, hij zei dat wij zouden betalen.’ Vertwijfeld wierp hij zich op