de overval en de vechtpartij. Dat portugees was voor de non een onbegrijpelijke vreemde taal, dus ze praatten aardig langs elkaar heen.
‘We komen van het schip De Fortuin, de Fortuna,’ zei Esther.
‘Ah, fortuna! Jullie hebben geluk gehad dat je hier gebracht bent,’ zei de non.
Ze was een vriendelijke vrouw, van top tot teen verpakt in een wit geheel van jurken en schorten en met een breed uitstaande witgesteven kap. Esther merkte dat de non meer vragen over haar zelf ging stellen. Nu was ze erg op haar hoede. Wat wilde die vrouw weten? ‘Mijn broer,’ wees ze. ‘Vrienden,’ zei ze, naar de andere bedden wijzend. Ze bedacht dat de non haar voor een jongetje aanzag. Door haar kleding en door haar korte haar was dat heel begrijpelijk.
‘Hoe heet je?’ vroeg de non.
Pas op, dacht Esther, als ik mijn naam zeg, begrijpt ze dat ik een meisje ben. Als ze weet dat ik een meisje ben, mag ik niet op de zaal bij de jongens slapen, je weet net hoe die nonnen zijn. Ik moet een jongetje worden.
‘Ezra,’ zei ze.
‘Ezra?’
‘Ja, Ezra Perreira, uit Portugal.’
Josef kreunde in zijn slaap. De non ging naar hem toe, schikte de dekens beter en liep langs de andere bedden.
Laat in de middag werd er eten gebracht. Ezra/Esther was de enige die ervan genoot.
Jacob was wel bijgekomen, maar lag nog, stil en bleek, plat op zijn rug. Rodrigo was wat koortsig en at bijna niet.
Josef mocht helemaal niet eten. Hij zou er trouwens niet om gevraagd hebben. De jongen leed hevige pijn. Hij was er slecht aan toe.
Er kwam een andere non, een zwijgzaam type.
‘Ezra Perreira,’ zei de eerste non en ze streelde Ezra/Esther door de haren. Toen Ezra hoorde dat de eerste non het over ‘quatro ragazzi’ had, wist ze genoeg. Eerder in het gesprek had de non steeds ragazzi gezegd als ze het over de jongens hadden, quatro - vier kon ze zo wel begrijpen. Vier jongens zij was ook een jongen.
De andere non knikte en zorgde verder zwijgend voor de zieken.
Ezra vond het al lang goed. Ze deed haar bovenkleren uit en ging in haar eigen bedstede slapen in haar dikke hollandse ondergoed. De non lette niet op haar.
‘Als Jacob en Rodrigo morgen maar beter zijn,’ dacht Ezra. ‘We moeten