‘Misschien wel,’ zei Perovia. ‘Blijf in de buurt.’
‘We wachten hier al drie dagen,’ bromde één van de twee.
‘Ik wacht al langer,’ antwoordde Perovia geïrriteerd. ‘Ik betaal je toch zeker voor elke dag.’
‘We willen nou wel eens iets doen.’
Santos Perovia reageerde niet. Hij had die kerels gehuurd om Josef te overvallen en te beroven. Het kostte hem handenvol geld. Als die jongen nu maar eens kwam.
Hij zag twee schepen tussen de zandbanken door naar de haven koersen. Het voorste voerde de nederlandse vlag, daar had hij niets aan.
Het achterste leek interessanter: een klein venetiaans schip voorzien van driehoekig zeil en roeiriemen. Hier vlakbij de haven was het zeil gestreken. De hele bemanning van twaalf koppen zat aan de riemen.
Voorop stonden twee personen. Perovia herkende ze, zoals ze daar naast elkaar stonden. Dat moesten ze zijn, die jongen en de Venetiaan waar hij mee reisde. Hij wenkte zijn helpers. ‘Ze komen, de kleinste van de twee moet je hebben. Denk erom: de brieven zijn voor mij; wat je verder vindt kun je zelf houden.’
‘Ze zijn met z'n tweeën, zei één van de kerels aarzelend.
‘Ze hebben niks met elkaar te maken,’ snauwde Perovia. ‘Het is toeval dat ze samen reizen, onze man kun je straks apart te pakken nemen.’
Het nederlandse schip meerde af aan de kade. Er stonden drie kinderen aan de railing. ‘Mogen we in de stad gaan kijken schipper?’ riep de kleinste van de drie. De schipper werd gestoord in zijn werk.
‘We moeten de bankier van mijn vader bezoeken,’ zei de middelste zakelijk.
Aarzelend gaf de schipper toestemming.
‘Ga jij maar met ze mee, Jacob,’ zei hij. ‘Je bent hier al eerder geweest.’ Dat was waar, maar of Jacob Valk nu ook de weg wist in de wirwar van straatjes, steegjes en kanalen van Venetië?
Zodra de loopplank uitgelegd was gingen Jacob, Esther en Rodrigo van boord. Esther danste op de kade. ‘Wat een mooie stenen, wat een hoge huizen! Wat zijn dat?’ Ze wees op twee hoge zuilen waar bovenop gevleugelde leeuwen stonden.
‘Daar worden de boeven terechtgesteld,’ zei Jacob, blij dat hij het antwoord wist.
‘Alleen maar boeven?’
Jacob wist wel waar Esther aan dacht. ‘Alleen boeven, in Venetië mag