De bedelaars(1986)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] 5 Alleen in het bos Paul staat naast de smeulende resten van het rijtuig. Het is nu licht geworden, een nieuwe dag. Hij ziet de zon tussen de takken van de bomen. Hij hoort de vogels, een mooie dag in september. Paul loopt om de uitgebrande koets. Alles is gestolen. Naast het bospad ligt een brood. Paul raapt het op, hij heeft honger. Hij eet van het brood en hij gooit niets weg. Het is het enige brood dat hij heeft. Nu eet hij wel de harde korst. Dat er modder op het brood zit kan hem niets schelen. Het is een brood, het is eten. Hij schrikt van een geluid achter zich. Geritsel in de struiken. Zijn de bedelaars daar weer? Paul verbergt zich achter een boom, hij kijkt. Daar beweegt iets in de struiken. Een mens? Nee, het is een hert. Een mooi hert, met verbaasde bruine ogen. Het beest kijkt naar de verbrande koets [pagina 31] [p. 31] en ziet dan de jongen. Een ogenblik kijken ze naar elkaar, het hert en de jongen. Dan draait het dier zich om en vlucht het bos in. Het laatste wat Paul ziet is het witte staartje van het hert. Dan is hij weer alleen. De zon komt hoger, het wordt zelfs een beetje warm. Hij neemt een besluit. Hij moet weten waar zijn vader en moeder zijn. Hij moet weten wat de bedelaars met de koetsier en de paarden doen. Paul gaat achter de bende van de Reus aan. Hij weet dat hij zich in het bos goed kan verstoppen. Hij zal kijken waar de bende heen gegaan is. Misschien kan hij daarna hulp halen en de gevangenen bevrijden. Eerst loopt hij nog een keer langs de verbrande koets. Het vuur is helemaal uit. Paul pakt een tak en duwt de brokken verbrand hout opzij. Daar glinstert iets. Wat is dat? Hij stapt voorzichtig tussen de nog warme as en raapt het glimmende ding op. [pagina 32] [p. 32] Het is de gouden armband van zijn moeder! Paul stopt het kostbare sieraad in zijn zak. Dan ziet hij nog iets. Het is een stevig mes. Heeft een van de bedelaars dat verloren? Paul raapt het mes op en veegt het schoon. Hij steekt het tussen zijn riem en zijn broek. Dan begint hij de achtervolging. Tot de rivier is het niet moeilijk. Paul loopt over de brug en ziet op de grond dat daar paarden hebben gelopen. Hij ziet hun voetsporen. Hij kan ook zien dat er veel mensen gelopen hebben. Op het modderige pad zijn de voetsporen goed te zien. Paul volgt zo de bende van de Reus. Het wordt steeds warmer. De sporen van mensen en paarden wijzen de jongen de weg. Na de brug volgt hij rechtsaf een smal weggetje langs de rivier. Als de zon al hoog staat zit Paul bij de rivier. Hij is moe en hij heeft dorst. Hij buigt zich over het water om er van te drinken. Hij ziet zichzelf in het water weerspiegeld. [pagina 33] [p. 33] Wat is hij vuil! Hij drinkt en wast zich. Dan eet hij een stuk brood en drinkt nog eens. Hij leunt tegen een boom en geniet van de warmte. Bijna slaapt hij in. Als zijn ogen al haast dicht zijn, ziet hij verderop iets bewegen. Paul is meteen wakker. Hij glijdt achter de boom en loert over de grond naar de bomen verderop. Daar komen een paar vrouwen van de bedelaarsbende naar de rivier. Ze hebben wasgoed bij zich. Druk pratend gaan ze de kleren wassen in de rivier. Ze zien Paul niet. Hij blijft heel stil achter de boom liggen. Als die vrouwen hier kleren wassen, zal het kamp van de Reus wel dichtbij zijn. Paul glijdt over de grond naar achter. Hij is al een heel eind van de rivier af. Dan staat hij op en loopt voorzichtig verder. Na een half uur komt hij bij een plaats waar het bos niet zo dicht is. Nu moet hij heel goed opletten. Paul ziet hutten, gemaakt van takken en modder. [pagina 34] [p. 34] Hij ziet ook veel mensen. Daar woont de bende van de Reus. Met een grote boog loopt Paul om het huttenkamp heen. Hij ziet een grote boom, daar klimt hij in. Nu kan hij zo in het kamp kijken. Hij ziet de bedelaars, de vrouwen, de paarden en ook de gevangenen. Vader en de koetsier zijn aan een boom gebonden. Moeder zit er bij op de grond. Zij heeft haar handen op haar rug. Is zij ook vastgebonden? Paul wacht in zijn boom tot het avond is. Hij eet zijn brood op en kijkt naar het kamp. Zal hij de gevangenen kunnen bevrijden? Vorige Volgende