De bedelaars(1986)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] 4 De overval Paul springt uit het rijtuig en schreeuwt: ‘Vader! Kijk uit!’ De Reus draait zich woedend om. ‘Grijp hem!’ roept hij. Twee bedelaars rennen naar Paul toe. Hij ziet hun uitgestoken handen en hun boze gezichten. Paul draait zich om en duikt onder het rijtuig. Hij glijdt over de modderige grond en vlucht aan de andere kant het bos in. Hij doet het zo vlug, dat de bedelaars hem kwijt zijn. Ze rennen om de koets heen. Ze kijken tussen de struiken en de bomen. ‘Grijp hem stommelingen!’ schreeuwt de Reus. Zelf rent hij naar de boom waar vader en de koetsier zitten. Paul holt door het bos. Hij hoort de bedelaars, ze halen hem in! Paul blijft staan. De bedelaars komen snel dichterbij. Paul kan ze niet zien, maar hij hoort ze wel. Zij zien hem ook niet, tussen de bomen is het nog donker. [pagina 25] [p. 25] Heel stil sluipt Paul naar links. Hij komt zo weer dichter bij de weg. Zal hij oversteken? De bedelaars rennen rechtdoor. Ze merken niet dat Paul naar links is gegaan. Heel zachtjes schuift Paul de takken opzij. Daar ziet hij zijn vader. Vader ligt vastgebonden op de grond. Er zitten touwen om zijn handen en om zijn benen. De koetsier ligt bij de paarden. Hij is ook met touwen vastgebonden. Waar is moeder? Paul hoort geschreeuw bij de koets. De bedelaars hebben zijn moeder gevonden. Paul waagt het. Hij rent naar de andere kant van het bospad. De Reus ziet hem. ‘Grijp die jongen!’ schreeuwt hij. Vijf, zes bedelaars en een heleboel schreeuwende vrouwen rennen naar Paul. Die wacht niet tot de bende bij hem is. Hij vlucht aan de overkant het bos in. Hij rent naar beneden, de heuvel af. Zal hij ontsnappen? De schreeuwende bende komt achter hem aan. Paul rent zo hard hij kan. Hij heeft geen tijd om te kijken waar hij loopt. [pagina 26] [p. 26] Hij valt over een dikke tak en rolt in een kuil. Hijgend blijft hij liggen. De kuil is klein, er staan dichte struiken omheen. Paul kruipt zo ver mogelijk weg in de struiken. Zijn kleren worden vuil en zwart door de modder. Dat is maar goed ook. Hij heeft nu de kleur van de bosgrond. De kleur van modder. Met zijn gezicht vlak bij de grond loert Paul het bos in. Hij ziet vier vrouwen langskomen. ‘Die kant ging hij uit!’ schreeuwt er een. De anderen volgen haar. Gelukkig, die zijn weg. Twee bedelaars lopen langs Paul. Hij duikt zover mogelijk weg. Een van de bedelaars buigt de takken opzij [pagina 27] [p. 27] en kijkt tussen de struiken. Paul durft haast niet te ademen. Doodstil ligt hij in zijn vuile kleren met zijn gezicht op de grond. De mannen lopen door, ze hebben hem niet gezien. Pas als de bedelaars weg zijn durft Paul uit de kuil te komen. Hij sluipt voorzichtig terug. Hij kijkt tussen de takken door. Hij ziet het rijtuig op het bospad. Moeder staat buiten op de weg. Haar kleren zijn vuil en gekreukt. Haar haren hangen los op haar schouders. Ze is niet vastgebonden. Ze wacht zomaar af wat er zal gebeuren. De bende van de Reus haalt het rijtuig leeg. Ze pakken de paarden. Ze binden daar de koffers en manden op. Ze stelen alles uit de koets. Wat niet op de paarden kan, dragen ze zelf. Een bedelaar wil een worst pakken. Hij krijgt een klap van de Reus. ‘Afblijven,’ snauwt de Reus. ‘De buit verdelen we straks. Eerst alles inpakken en dan naar ons kamp.’ [pagina 28] [p. 28] De bedelaars die achter Paul aanrenden, komen teruglopen, hijgend en moe. Als de Reus hoort dat ze de jongen niet gevangen hebben, wordt hij heel boos. ‘Verder zoeken!’ brult hij. ‘Die jongen mag niet ontsnappen.’ Mopperend gaan de bedelaars terug. Ze vinden Paul niet. De Reus wordt ongeduldig. Hij kijkt of alles uit de koets gehaald is. Dan laat hij het kapotte rijtuig in brand steken. Dikke rookwolken stijgen op, zelfs de natte bomen schroeien. Met tranen in zijn ogen ziet Paul hun mooie rijtuig verbranden. Vader en de koetsier moeten gaan staan. De Reus roept de bedelaars terug uit het bos. [pagina 29] [p. 29] Hij laat twee mannen voorop lopen met de paarden. Daarachter komen de drie gevangenen. De rest van de bende volgt met de gestolen koffers en manden. De bedelaarsbende loopt de bosweg af, naar beneden. Paul ziet ze weglopen. Hij is ontsnapt. Wat moet hij nu doen? Hulp halen? Waar? Vorige Volgende