Balthazar Gerards. Moordenaar en martelaar
(1983)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
De executieOm het verschrikkelijke vonnis te voltrekken was er voor het Delftse stadhuisGa naar eind38. een hoog schavot opgericht, zodat het publiek goed kon zien wat er gebeurde. Een oude gravure toont deze executie (ill. 6). Balthazar Gerards betrad het schavot tussen zijn beulen Michielsz en Willemsz. Door de martelingen tijdens het 'scherpe verhoor' van de dag tevoren waren zijn voeten nog gewond. Toch liep hij flink, keek monter om zich heen en maakte een kalme indruk. Op het schavot bond men hem aan een paal. Hij kon alle werktuigen zien die voor de uitvoering van het vonnis nodig waren: het gloeiende ijzer, waarmee men de rechterhand zou afknijpen, de tangen waarmee men stukken uit zijn lichaam zou rukken en de bank waarop men hem zou vierendelen. Vierendelen was hier niet gedacht als het in vier stukken trekken door paarden, het is meer slachtwerk geweest. Dit alles moest Balthazar Gerards zelf aanzien, hij was niet geblinddoekt. Eerst moesten de beulen op een aanbeeld met ijzeren hamers het pistool kapot slaan waarmee de moord gepleegd was. Daarbij schoot bij een van de beulen de hamer van de steel zodat de ander het zware brok ijzer bijna tegen zijn hoofd kreeg. Het publiek lachte luid om dit onverwachte voorval. Ook Balthazar Gerards glimlachte. De echte gruwelijkheden moesten nog beginnen. De beulen ontkleedden de veroordeelde grotendeels en voerden de eerste fase van het vonnis uit; het afknijpen van de rechterhand met een roodgloeiend ijzer. Gerards gaf geen kik, stak zelfs min of meer triomfantelijk het verminkte lichaamsdeel omhoog, alsof hij zeggen wilde: 'Kijk, dat was nu de arm waarmee ik het deed'. Ook het uitrukken van stukken vlees met hete tangen doorstond hij zonder één kreet. Zonder zelfs maar het getroffen lichaamsdeel te bewegen, zoals ooggetuige Van Aerssen schrijft. De stank was verschrikkelijk. Hij zei gebeden op. De zeven psalmen van de penitentieGa naar eind39. staat er in enkele beschrijvingen, de vijftigste psalm volgens een latere brief, onverstaanbaar gemompel volgens anderen. Men zag hem het kruisteken maken en hij keek naar de toeschouwers vlak voor hem. Toen hij naar de bank moest voor het vierendelen, liep hij daar zelf heen. Op dat moment ontstond er rumoer op de Markt. Een vrouw uit het volk, aangegrepen door deze afschuwelijke vertoning, riep: 'Wat wil men die arme man nog meer kwaad doen als alles gezegd is? Hij heeft maar een man gedood en men laat hem duizendmaal sterven'. Omstan- | |
[pagina 93]
| |
ders duwden haar hardhandig weg met luide scheldwoorden. Mensen die wat verder weg stonden zagen en hoorden het tumult, maar wisten niet wat er gebeurde. Zij werden opgewonden en riepen 'te wapen', één sloeg zelfs de trommel. Balthazar Gerards lag al op de bank. De beulen werden bang (was men toch niet zo zeker van de reactie van de Delftse burgerij?), maar iemand van het stadsbestuur maande hen tot kalmte en zei dat ze door moesten gaan met hun werk. Dat deden ze, met berekenende traagheid. Even later was Balthazar Gerards dood.
Zijn dood gaf een dimensie aan zijn persoon die er niet aan gegeven had mogen worden. Een moordenaar werd martelaar en hij kreeg daartoe de kans door een combinatie van 16e-eeuwse wraakzucht en politiek-juridische gewoonte. Zou iemand die veertiende juli een voldaan gevoel gehad hebben? Was het rechtsgevoel bevredigd? Eén reageerde menselijk: de vrouw die het niet meer kon aanzien en het uitschreeuwde van ellende. De ban en de daarop volgende moord vormen een smet op het systeem dat in Spanje heerste, de procesvoering en de executie van de moordenaar vormen een smet op het systeem dat gold in de aanvang van onze nationale onafhankelijkheid. Beide beweringen zijn af te zwakken. Van het eerste kan men zeggen: Het is geen specifiek Spaanse misdaad, tirannenmoord kwam in alle landen voor. In het voor deze studie veel gebruikte boek van de Belgische archivaris Gachard staat ter afsluiting van het hoofdstuk over de executie een citaat van Voltaire dat ik graag overneem: 'De misdaad van Gerards was de misdaad van die tijd. De wederdopers waren begonnen. Een vrouw in Duitsland had tijdens het beleg van Munster Judith willen imiteren. Poltrot de Meré had Frans, hertog van Guise, vanuit dezelfde beginselen vermoord. De massamoorden in de Bartholomeusnacht deden deze verschrikkingen ten top stijgen. Dezelfde geest deed vervolgens het bloed vergieten van Hendrik III en Hendrik IV'Ga naar eind40.. Over de executie en het proces kan men stellen, dat het in die tijd nu eenmaal zo toeging. Dat neemt echter niet weg, dat het recht bij deze gelegenheid wel bijzonder hard toesloeg en dat men politiek gezien zo een grote fout maakte door de moordenaar de kans te geven martelaar te worden. |
|