Balthazar Gerards. Moordenaar en martelaar
(1983)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Verder verloop van de gebeurtenissenMeteen na de aanslag droeg men de dodelijk gewonde prins terug naar de eetzaal waar hij op een bed werd neergelegd. Daar overleed hij korte tijd later. 'Sulcx heeft het eynde gheweest vanden wijsten, gestadichsten (standvastigste), grootmoedichsten, gheduldichsten, manierlijcken (fatsoenlijkst), oprechtsten, waerachtichsten ende rechtveerdichsten Prince van sijnen tijdt.' Zo staat het in 'verhael vande moort'. Het kleinere pamflet 'copye uit Delft' geeft iets realistischer informatie: 'Hoe wel men sijne wonde ginc visiteren, diemen uitermaten vreesselijck ende groot bevant, worde de wonde gesogen, dan daer was geen Remedie, den vromen ghetrouwen heer moester blijven'. In de stad ontstond grote beroering. De schutterij kwam in de wapenen, de poorten gingen dicht en overal stonden groepjes pratende mensen. Volgens Cornelis van Aerssen was de hele stad in diepe rouw, zodanig, dat zelfs de kleine kinderen op straat liepen te huilen. L.J. Rogier geeft een andere mening: 'De diepe verslagenheid en de nationale rouw in de paleizen en de hutten bij het verscheiden van de grote vorst, behoren tot de vaderlandse mythe: eerst de historie heeft Willem van Oranje de ereplaats in het hart van het volk gegeven; tijdens zijn leven en bij zijn dood was het er ver van, dat het volk hem als de “vader des vaderlands” vereerd zou hebben. [...] een aanzienlijk deel van de bevolking moet in dit tragisch einde een straf Gods gezien hebben, de straf voor zijn afval en zijn eedbreuk. In zijn primitiviteit is het oordeel te simpel om rechtvaardig te zijn, maar het was dat van zeer velen'Ga naar eind34.. In alle emotie en verwarring valt nog een komisch incident voor. Een bode uit Oranje probeert in paniek weg te komen uit de stad. Weet hij niet wat er aan de hand is, vreest hij een beleg of een Spaanse aanval? Hij springt in de stadswal om zwemmend de stad te verlaten. Maar daarbij maakt hij zoveel lawaai, dat hij opgemerkt wordt door boeren op het land. Zij achtervolgen hem en brengen hem triomfantelijk terug in Delft op een boerenkar. Verder hoort men niets meer over de natte bode uit Oranje. Waarschijnlijk had hij niets met de aanslag te maken en is hij weer spoedig vrijgelaten. Net als bij de aanslag door Jean Jaureguy denkt men op 10 juli 1584 ook eerst aan de Fransen als mogelijke daders. Uit de antwoorden van | |
[pagina 87]
| |
Fig. 17. HA. 1323b Sterfbed Willem van Oranje. Tekening van A.C. Munnink naar J.A. Kruseman. Maat: 18×23.4 cm.
Balthazar Gerards meteen bij de arrestatie en vooral uit zijn eigenhandig geschreven bekentenis blijkt echter wel spoedig wie de 'afzenders' zijn. Die bekentenis blijft een merkwaardig stuk. De moordenaar pleegt zijn daad, rent voor zijn leven, valt, wordt gepakt, teruggevoerd en tijdelijk opgesloten bij de portier van het Prinsenhof. En daar, nog nahijgend van de wilde ren- en vechtpartij, vraagt hij pen, inkt en papier en schrijft in alle rust een weloverwogen bekentenis. 'Verhael vande moort' geeft een merkwaardige uitspraak van Balthasar Gerards meteen na de arrestatie: 'Maer soo hy doen in 't huys ghebrocht wort, incomende door die deure daer hy uit ghecomen was, ende aensiende de selfste poorte, oft deure: Och poorte, poorte, seyde hy, ghy hebt my bedroghen, ick sien wel dat ick een doot man ben.' Die uitspraak komt nergens anders voor. Het kan een vrijheid zijn van de schrijver, die de zeer vastberaden dader graag enkele momenten van zwakte toeschreef. De tekst gaat verder met: 'ende wert op staende voet ghebrocht in 't huys vande Concierge. Als nu die vander Wet ghecomen waren, men heeften terstont ondervraecht ende geheexamineert, maar hy eyschte papier ende inckt, gelovende (belovende) na dien (omdat) hy een ghevanghen man was, dat hy de geheele waerheyt soude verclaren'. | |
[pagina 88]
| |
Hoopt hij hiermee marteling te ontgaan? Dat zal hem tegenvallen. Reeds dezelfde middag brengt men de moordenaar naar het stadhuis en daar begint het eerste verhoor ten overstaan van schepenen van Delft, een arts en juristen. Dit eerste verhoor is alleen nog praten, de beul roept men er niet bij. Verdachte noemt zijn leeftijd en beroep en geeft toe dat François Guyon een schuilnaam is. Hij zegt dat hij de ban pas vijf maanden tevoren las en dat hij in mei 1584 in Delft kwam met ongeveer honderd zegels van de graaf van Mansfeldt. Hiervan gaf hij er een paar dozijn aan de Villiers. Hij zegt ook dat hij de handtekening van de graaf van Mansfeldt kan namaken, zodat hij in staat is valse paspoorten te vervaardigen, die niet van echt zijn te onderscheiden. Verdachte bekent dat hij de moord het liefst gepleegd had tijdens zijn eerste verblijf in Delft in mei, maar dat hij er toen geen kans voor zag en dat hem ook nog niet duidelijk was hoe hij zou kunnen ontsnappen. Hij vertelt over zijn reis naar Frankrijk en hoe hij weer terug kwam en dat hij met niemand over zijn plan heeft gesproken. Tijdens het verhoor blijkt hoe hij aan de wapens kwam en dat hij op 9 juli zijn daad nog niet volvoerde, omdat hij eerst zeker wilde weten of de pistolen wel goed waren. Balthazar Gerards weet op dat moment nog niet dat Oranje werkelijk dood is, men laat hem in het onzekere, suggereert dat de prins nog leeft. Hij zegt dat het hem spijt als de prins nog zou leven en als hij de kans kreeg zou hij zeker proberen de prins alsnog te doden. Ook als hij deze dag niet had kunnen schieten, was de prins hem op den duur niet ontlopen. Zelfs als hij weer naar Frankrijk had moeten vertrekken zou hij zijn plan niet opgegeven hebben. Uit de bekentenis weten we dat hij in dat geval van plan was geweest zich in Frankrijk bij een hugenoten-gemeente aan te sluiten, om na een periode van voorbeeldig gedrag terug te keren met aanbevelingsbrieven voor de prins. Op die manier zou hij dan toch nog geprobeerd hebben bij de prins in dienst te komen. In dit verhoor zegt Balthazar Gerards ook nog dat Jean Dupré nergens van af wist en noemt hij het contact met de jezuïet in Trier zonder verdere bijzonderheden. Na het eerste verhoor lazen de autoriteiten de geschreven bekentenis. Hadden ze er toen maar een punt achter gezet. Het wettig en overtuigend bewijs van moord met voorbedachte rade was ruimschoots geleverd en volgens de toen geldende wetten was slechts één vonnis mogelijk: de doodstraf. De executie had op eenvoudige en snelle wijze kunnen volgen en voor de geschiedenis was Balthazar Gerards alleen de moordenaar gebleven, zonder kans op martelaarschap. Dit is niet mogelijk gebleken. |
|