Balthazar Gerards. Moordenaar en martelaar
(1983)–Nanne Bosma– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Balthazar Gerards en de moordDe eigenlijke geschiedenis van de moord te Delft gaat voor wat Balthazar Gerards betreft over de periode 1582-1584. In februari 1582 trekt hij weg uit zijn geboorteland om zelf het vonnis te voltrekken, dat in de ban was uitgesproken over Willem van Oranje. De tekst van de ban had hij toen nog niet gelezen, die kreeg hij pas veel later onder ogen. Om die geschiedenis na te kunnen vertellen zijn er gegevens te vinden in: a. de bekentenis van Balthazar Gerards zelf, b. pamfletten uit 1584, c. brieven, d. gegevens uit historische literatuur en detailstudies.
De bekentenis is een heel merkwaardig stuk. De moordenaar beschreef eigenhandig meteen na de moord hoe hij hiertoe gekomen was. Men had hem gearresteerd, tijdelijk opgesloten in de portierswoning van het Prinsenhof en toen enkele stadsbestuurders hem daar wilden ondervragen, eiste hij pen en inkt en schreef in alle rust het lange stuk, waarvan de vertaling als bijlage I achterin dit boek is opgenomen. Nadat Balthazar Gerards terechtgesteld was diende de bekentenis als basismateriaal voor een pamflet dat namens de Staten van Holland verscheen over de moord te Delft. Daarna verdween het stuk tot er in de negentiende eeuw in Belgie een kopie beschreven werd door de archivaris Gachard. Die kopie was begin 1853 in Den Haag op een openbare veiling verkocht bij de boekhandelaar Meurs. R.C. Bakhuizen van den Brink berichtte in de Algemeene Konst- en Letterbode van 6 januari 1854, dat hij het stuk gezien had, maar het niet voldoende belangrijk achtte om er de aandacht van de rijksarchivaris of van de regering op te vestigen. In een kritische beschouwing komt Bakhuizen van den Brink tot de slotsom dat het door de Belgen zo juichend binnengehaalde stuk hooguit een kopie van een kopie kan zijn, al ontkent hij niet dat de inhoud interessant is. Inmiddels had professor Arendt uit Leuven een beschouwing gewijd aan de teruggevonden bekentenisGa naar eind22.. Hij toonde aan, dat de gevonden tekst overeen moet komen met de oorspronkelijke bekentenis van Balthazar Gerards. Volgens hem is het waarschijnlijk de kopie die volgens een resolutie van de Staten van Holland van 24 juli 1584 in het stadhuis te Delft bewaard moest blijven. Bij de stadhuisbrand van 1618 zou die kopie ontvreemd zijn en overgegaan in particuliere handen. | |
[pagina 55]
| |
Van de pamfletten noemen we als eerste: 'Historie Balthazars Gerardt, alias Serach, die den tyran van t'Nederlandt den Prince van Orangie doorschoten heeft: ende is daerom duer grouwelijcke ende vele tormenten binnen de stadt van Delft openbaerlijck gedoodt.' (bijlage II geeft een gedeelte van dit pamflet) Uit de titel blijkt meteen al van welke partij dit pamflet komt. Het is voor de Spaanse en katholieke kant de voornaamste bron voor de beschrijving van de moord te Delft. Het pamflet is geschreven meteen na de executie door iemand die dit alles in Delft van nabij heeft meegemaakt. De schrijver wist welke voorbereidingen Balthazar Gerards getroffen had om te kunnen vluchten. In andere bronnen ontbreekt dit gegeven. Voor dit pamflet heeft men echter geen gebruik kunnen maken van de door Balthazar geschreven bekentenis. Dat hier geen melding gemaakt wordt van de voor Balthazar gunstige dingen die wel te halen zijn uit het later verschenen officiële relaas, wijst er ook wel op, dat het pamflet 'historie Balthazars Gerardt' kort na de moord verschenen is. De anonieme schrijver is misschien wel de priester Sasbout Vosmeer geweest, die zich er later voor beijverde Balthazar Gerards zalig verklaard te krijgen. Of is de auteur een van de vele andere katholieken in Delft die de daad van Gerards toejuichten? Pater Gerlach heeft in een gedetailleerde studieGa naar eind23. aangetoond dat de Nederlandse editie vóór 24 juli verscheen, dat er daarna een beknopte weergave verscheen in het Latijn en dat die Latijnse editie nagevolgd werd in vele vertalingen. De Staten van Holland hebben vergeefs geprobeerd het stuk door een verbod te treffen, de verspreiding was niet meer te stuiten. Het verbod is te lezen in een resolutie van 24 juli 1584, waarin eerst staat dat drie heren de opdracht krijgen om een officieel relaas te geven van de gebeurtenissen te Delft, mede gebruik makend van de bekentenis van de moordenaar. Daarna volgt het verbod van 'boeckskens' die al zijn uitgegeven over de dood van de prins. Men wil weten wie de schrijver en uitgever zijn. Alleen het pamflet 'historie Balthazars Gerardt' kan een dergelijke harde aanpak van de autoriteiten uitgelokt hebben. De redactie van het officiële stuk berust wel bij drie heren, maar de tekst komt hoogstwaarschijnlijk helemaal voor rekening van de hofpredikant De Villiers. Hij gebruikt de bekentenis, maar laat weg wat ongunstig is voor de prins en voor hemzelf. Dit 'verhael vande moort' is uitgangspunt geworden voor de protestants-orangistische beschrijving van de moord te Delft. Een derde pamflet is het veel kleinere 'Copie uit Delft', een onvolledig verhaal door iemand die in de dagen tussen de moord en de executie van Gerards de gebeurtenissen beschrijft 'gelijck ick mondelijck hebbe hooren vertellen'. Het komt uit de orangistische hoek en geeft slechts op een enkel punt een bijzonderheid die elders ontbreekt. | |
[pagina 56]
| |
Aan de hand van deze stukken is de daad van Balthazar Gerards wel te beschrijven. Waar in het hiernavolgende een citaat staat met de letter (a), is dit citaat ontleend aan de eigen bekentenis van Balthazar Gerards. Brieven zijn ontleend aan deel VI van 'Correspondance de Guillaume le Taciturne' door L.P. Gachard.
Fig. 7. HA. 49 'Pompa funebris Auriaci Principis Delphis Batavorum Spectata'. Begrafenis Willem van Oranje. Gravure: (F. Hoogenberg), met 12 regelig Duits vers. 16e eeuw. Maat: 18.7×26.5 cm.
|