Verhandeling over de mogelijkheid, de beste wijze van invoering, en de belangrijke voordeelen eender algemeene armen-inrigting in het Rijk der Nederlanden, door het vestigen eener Landbouwende Kolonie in deszelfs Noordelijk gedeelte
(1818)–Johannes van den Bosch– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over den omvang der Armoede, of het getal der Armen.In een' bepaalden zin, en voor zoo verre dit onderwerp ons Vaderland betreft, zijn wij thans door het Rapport van den Minister van Binnenlandsche zaken, den 28 December 1816 aan de Staten-Generaal gedaanGa naar voetnoot(*), in staat, om de uitgestrektheid der nationale armoede, of eigenlijk het getal der armen te kennen, die of geheel, of ten deele, ten koste van de overige leden der maatschappij onderhouden worden. Evenwel laat dit Rapport, hoezeer daarbij dit geheele getal zoo in de Noordelijke als Zuidelijke Provinciën in het algemeen, en de verhouding der armen tot de overige ingezetenen van ettelijke steden in het bijzonder, is opgegeven, nog veel te wenschen over. Het is toch niet voldoen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de, het aantal der geheel of gedeeltelijk bedoelde armen te kennen, om met juistheid te kunnen oordeelen over hetgeen tot hun onderhoud gevorderd wordt, en veel minder nog over de vereischte hulpmiddelen, om allen, daartoe geschikt, van genoeg-zamen arbeid te voorzienGa naar voetnoot(*). In sommige andere landen, bijzonder in Denemarken, zijn hieromtrent meer bepaalde nasporingen gedaan, en men meent daar de verhouding der onderscheidene klassen van armen, dat is, van het betrekkelijk getal oude lieden, gebrekkigen, ziekelijken, bedelaars en vagebonden, die men in eene zekere gegevene hoeveelheid van armen vindt, naauwkeurig genoeg te kennen, om, het beloop der geheele massa wetende, de talrijkheid van iedere bijzondere klasse te kunnen opmaken. Eene berekening echter, op zoodanige gronden gebouwd, zal voorzeker geene volmaakte, aan den staat van zaken geëvenredigde uitkomst kunnen verschaffen. Doch dit volstrekt naauwkeurige wordt tot ons doel ook geenszins gevorderd. Het zal voldoende zijn, ten naasten bij het getal der zoodanigen te kennen, die als tot den arbeid geschikt kunnen beschouwd worden, om eenigermate over de daartoe vereischte middelen te kunnen oordeelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan, alvorens ons bij de Armen van ons eigen Land te bepalen, zal het niet ongepast zijn, te dezen aanzien een oog te werpen op den staat van andere naburige Landen, dewijl ook deze kan invloed maken op de wijziging der middelen, tot welke men ter vermindering van den drukkenden last der armoede bij ons mogt willen toevlugt nemen. Onder alle naburige Volken is in Engeland het getal der armen, in vergelijking met de algemeene bevolking, het talrijkst. Volgens opgave van colq' hounGa naar voetnoot(*) heeft men in Engeland, Schotland en Ierland, op eene bevolking van 16 of 17 millioenen menschen, ruim 3½ millioen armen. Anderen echterGa naar voetnoot(§) schatten dit getal, bij eene bevolking van 9 millioenen zielen, op ruim één millioen en driemaal honderd duizend, hetgeen op de bevolking van 16 of 17 millioenen ongeveer ⅓ minder zoude zijn. - De omstandigheden van Engeland zijn echter, te dezen aanzien, in den laatsten tijd zeer verergerd. Volgens de opgave van le jeune meent men, dat in de laatste jaren de helft der bevolking eenige armenbedeeling genoten heeft. Eene tot deze schrik wekkende hoogte gestegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
armoede is in elken Staat niet alleen een hoogst drukkende, ja ondragelijke last, maar zij brengt tevens de maatschappij in eenen zeer gevaarlijken toestand. De ondernemingen van de zijde der lediggaande behoeftigen in Engeland sedert eenige laatst verloopene jaren zijn genoeg bekend, en de middelen, ter beteugeling daarvan gebezigd, doen zien, hoe gevaarlijk die door het Britsch Gouvernement zelf geoordeeld werden. In Frankrijk is het getal der armen minder groot dan in Engeland. Vóór de omwenteling schatte men hetzelve op 1/20 gedeelte der bevolkingGa naar voetnoot(*). Gedurende den loop van een' langdurigen oorlog, waardoor millioenen handen werden bezig gehouden, moet het slechts weinigen, daartoe bekwaam en gewillig, aan arbeid ontbroken hebben, en het smaldeelen der voormalige uitgestrekte goederen van adellijken en geestelijken in kleiner perseelen, moet de gelegenheid vermeerderd hebben, om het noodige door arbeid te erlangen. Dan, wat is het lot van Frankrijk sedert de laatste gebeurtenissen? Hoe vele honderd-duizende menschen, die, hetzij als krijgslieden, of als arbeidende voor het materieel der armeeën, en de talrijke benoodigdheden van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staat des oorlogs te water en te land, voor zich zelven en hunne familiën brood erlangden, en die zelfs dikwerf ten koste van naburige volken onderhouden werden, - zijn thans in den schoot hunner huisgezinnen terug gekeerd, en leven alleen ten koste van den arbeid hunner landgenooten, reeds door zoo vele lasten gedrukt, welke hun ten behoeve hunner naburen door het regt van overwinning, en meer nog door dat eener billijke schadevordering, zijn opgelegd! Sedert dien tijd moet het getal der armen in Frankrijk bij millioenen zijn aangegroeid. In Spanje, reeds vóór de geweldige schokken en verwoestingen eens zoo verderfelijken en in de nieuwe Geschiedenis voorbeeldeloozen oorlogs bekend door de talrijkheid van deszelfs bedelaarsGa naar voetnoot(*), moet deze toestand nog zeer aanmerkelijk verergerd zijn, daar tevens de oorlogvoering, met deszelfs overzeesche bezittingen, de middelen van bestaan zoo wel als van mededeelzaamheid heeft doen verminderen, en tegelijk eene voor de verarmden zoo gunstige gelegenheid tot uitverhuizing naar een ander werelddeel schier geheel doen ophouden. Ook in Portugal is de toestand der behoeftigen, deels door diezelfde, deels door andere plaatselijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorzaken, weinig beter dan in Spanje, wordende dezelve in die beide Landen, door gebrek aan nijverheid, merkelijk verergerd. In Italië, dat vruchtbaar en weleer bloeijend Land, is de bedelarij en armoede sedert lang tot eene gevaarlijke hoogte gestegen. Wie kent niet de Lazzaroni's van Napels en de zwermen bedelaars van Rome? Ook in de onderscheidene Staten van Venetië, Genua, enzv., is de armoede zeer toegenomen; en hoe veelvuldig zijn niet de gewelddadigheden, die er de behoeftigen, met de wapenen in de hand, dagelijks plegen! - Ook in deze landen hebben de opgevolgde omwentelingen het kwaad verergerd, en hoogst gevaarlijk doen worden. Zwitserland, zoo gunstig onderscheiden door den zedelijken, nijveren aard van deszelfs bewoners, kan thans, daar alle naburen de voortbrengselen van deszelfs industrie met onverbiddelijke gestrengheid weigeren, aan zijne talrijke ingezetenen geen onderhoud verschaffen; duizenden verlaten hun vaderland, om onder een' anderen hemel hun bestaan te gaan zoeken, en andere duizenden worden alleen door gebrek aan de middelen, welke deze onderneming voedert, daarvan terug gehouden. Ook in Duitschland is de nood tot eene verbazende hoogte aangegroeid. Tot een bewijs hiervan behoeve ik slechts op die talrijke horden te wijzen, die, in dezen tijd, hunnen geboortegrond trachten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te ontvlieden, en welke, door behoeftigheid voortgezweept, alleen door de zee, dezen voor hun bekrompen vermogen onoverstijgbaren hinderpaal, in hunne verhuizingsdrift worden terug gehouden, dikwijls zelfs in dieper ellende terug gestooten. - Tot welk een verbazend peil moet de nood niet zijn aangewassen, de duisternis gestegen zijn, die de toekomst overdekt, en de onderneemzucht door gebrek en kommer zijn opgewekt, wanneer de huisvader, vaak de grijsaard, met zijn talrijk gezin, - de moeder van een veeltallig kroost, met haren zuigeling beladen, - besluiten kunnen, bijna zonder het noodige voor reis- en verteringskosten te bezitten, den ouderlijken grond te verlaten, en den staat eener veeljarige slavernij in een vreemd Land als eene gewenschte toevlugt te gaan opzoeken! Alleen in het Noorden vindt de treurige blik, vermoeid door het aanschouwen des veelvuldigen lijdens van zoo velen onzer natuurgenooten, eenige verademingGa naar voetnoot(*). In Rusland biedt de uitgebreidheid van den grond aan ieder, die geschikt en gewillig is, om te arbeiden, de gelegenheid aan, om zich het noodige te verwerven; en het vaderlijk bestuur van deszelfs waardig Opperhoofd tracht landgenooten en vreemden daartoe aan te sporen en behulpzaam te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Zweden, hoe arm aan eigene voortbrengselen deszelfs bodem ook zijn moge, is het genot, wel is waar, zeer bepaald; maar het gebrek heerscht er zeldzaam. De inwoners in massa genieten er minder dan in eenig ander land van Europa; niettemin is er, door eene meer geëvenredigde verdeeling der bezittingen, de toestand der lagere klassen dragelijker, dan elders. - Doch, steken wij van hier over naar Denemarken, daar vinden wij reeds het getal der armen aangegroeid, hoewel - dank hebbe de zorg van een wel ingerigt Bestuur! - nog minder talrijk dan in andere Staten, en vooral minder aanmerkelijk, dan de ongelukken, aan dit Rijk in zulk eene ruime mate sedert eenige jaren ten deel gevallen, zouden doen vermoeden. Tot die weinige Gouvernementen eindelijk, welke den moed gehad hebben, om de geheele diepte der maatschappelijke ellende van dezen aard te peilen, behoort dat van Nederland. Door een naauwkeurig, op order van onzen Geëerbiedigden Koning bewerkstelligd onderzoek, weten wij thans, dat het getal der armen in onze noordelijke Provinciën ongeveer 190,000 zielen bedraagt, en met dat der zuidelijke Gewesten te zamen omtrent 1/11 gedeelte der bevolking uitmaaktGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorzeker is dit getal aanzienlijk, en hij, die ongevoelig mogt zijn voor het lijden van nagenoeg een half millioen ongelukkige medeburgers, verdiende tot de klasse dier deerniswaardigen te behooren. Dan, indien ook andere natiën even getrouw het aantal hunner armen hadden opgegeven, hoe gunstig zou dan nog, in dit opzigt, onze betrekkelijke toestand bij vele derzelven niet afsteken! Vooral, indien tevens in de andere schaal de nationale hulpmiddelen, om in het heerschend gebrek te voorzien, daartegen werden opgewogen! Het is echter niet te ontveinzen, dat eene spoedige en wel aangebragte hulp alleen ons behoeden kan tegen de dreigende onheilen van dit steeds aangroeijend kwaad. Herinneren wij ons, dat in Europa meer dan zestien millioenen ongelukkigen in de diepste ellende verkeeren, die al ligt in hunnen berooiden toestand eene aansporing zouden kunnen vinden, om onder de eerst opgestokene banier, die den opstand der armen tegen de rijken aankondigde, zich zaam te scharen, en dat deze radelooze horden, niet ongelijk aan de roofgierige barbaren van het Noorden in vroegere eeuwen, al ligt op den bijstand zouden kunnen rekenen van ten minste een dubbel getal derzulken, die, hoewel niet zoo diep ongelukkig dan zij zelven, dit echter in genoegzame mate zijn, en aan de oproerige beginselen, door den loop der tijden in beweging gebragt, genoeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verkleefd, om zich wilvaardig met hen te vereenigenGa naar voetnoot(*). Getuigen zijn wij allen geweest van eene omwenteling, voortgebragt aan de ééne zijde door het verlangen, om als leden der maatschappij gelijke regten te bezitten, en aan den anderen kant, om verouderde voorregten uitsluitend te blijven behouden; - en van den verschrikkelijken worstelstrijd, voortgebragt door de overdrevene eischen aan gene, en door den hardnekkigen tegenstand aan deze zijde. - Wij hebben tevens alle menschelijke hartstogten in deze worsteling zien deel nemen, en hierdoor Europa 25 jaren lang ter schouwplaats van roof en moord verlaagd, millioenen menschen naar de slagtbank gesleept, een nog veel grooter aantal van have en bezittingen beroofd; - terwijl, hoe menigwerf ook deze kampstrijd schijnbaar van doel en strekking veranderde, hoe velen zich ook beurtelings met gansch andere oogmerken aan het hoofd der strijders plaatsten, en voor geheel andere belangen streden, - niettemin het eerste beginsel heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezegepraald, omdat het door den geest des tijds was ingegeven, en als zoodanig door de grootere volksmassa alom werd voorgestaan. - Hoe vele rampen zouden niet, door gematigde vorderingen van den éénen, en billijke toegevendheid van den anderen kant, zijn voorgekomen, en hoe doelmatig ware het aan de zijde der Gouvernementen niet geweest, door trapsgewijze wijziging van voorouderlijke instellingen, - waartoe men toch op het einde heeft moeten komen, - naar den geest des tijds en de toegenomene beschaving, den storm te hebben afgeweerd of voorgekomen! Ontveinzen wij het ons niet, - het laatste bedrijf van het groote treurspel is nog naauwelijks gesloten, of reeds wordt de rust van Europa van eene andere zijde bedreigd. Het gebeurde in Engeland vooral, en de laatste ondernemingen der armen aldaar, moeten ons doen zien, dat het smeulend vuur des misnoegens en der burgerberoeringen aldaar eene uitbreiding bekomen heeft, die gevaarlijke, en voor andere maatschappijen tevens besmettelijke uitbarstingen dreigt. - Voorzeker is, door de wel beradene en krachtige pogingen van het Britsch Gouvernement, de eerste aanslag op de algemeene veiligheid en op de grondvesten der maatschappelijke inrigting verijdeld geworden; de oorzaak echter van het kwaad heeft niet opgehouden te bestaan; nog menigmalen kan men nieuwe pogingen der muitzieke menigte doen mislukken, doch zoo lang de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorzaak blijft bestaan, ja steeds aangroeit, zullen ook dezelfde uitwerkselen te duchten blijven; en slechts éénmaal behoeft een toevallige zamenloop van omstandigheden de onderneming te begunstigen, om op nieuws Engeland, ja geheel Europa, in de hagchelijkste worsteling te storten. Immers hebben wij overtuigend gezien, welke gevolgen een omwentelingsgeest bij een groot volk heeft te wege gebragt, hoe ligt andere volken, hetzij dan vrijwillig of gedrongen, in den maalstroom dier woelingen ingewikkeld zijn geworden, en hoe zeer de inwendige gisting, daardoor bij andere volken bewerkt, gestrekt heeft, om zoo wel de mate als de duurzaamheid der rampen, onafscheidelijk daaraan verbonden, te vergrooten. Nog bezitten de Gouvernementen, in hunne staande legers en in het openbaar gevoelen, het vermogen, om de rust te handhaven. Dan, zijn niet de eersten in de meeste Landen van Europa, inzonderheid in Engeland, grootendeels uit leden der behoeftige of min vermogende klasse zamengesteld? Zal de meening, thans door zoo vele ouders voorgestaan, niet tot het volgend geslacht worden overgebragt, en zou dit opkomend geslacht, éénmaal op zijne beurt de wapenen dragende, en geroepen, om eene afgekeurde inrigting der maatschappij te handhaven, niet haar gevaarlijkste vijand kunnen worden? Hebben wij niet in den beginne der omwenteling de massa der Fransche armeeën de zijde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
des Konings zien verlaten, in weerwil dat het meerder tal der Officieren aan hunnen eed getrouw bleef, en dus zeker ieder middel van overreding bezigde, om de troepen van dezen beslissenden stap terug te houden? De algemeene opinie, omhelsd door een talrijk gedeelte der maatschappij, - vooral wanneer die eene soort van botsing met de belangen der meer gegoede, maar minder talrijke klasse ten grondslag heeft, - heeft eene zoo onwederstaanbare kracht, dat het dwaasheid zoude zijn hare vermogende werking te willen miskennen; en de zelve is, inzonderheid door verblindende, de eigenliefde en het belang der groote menigte streelende redeneringen ten hoogste vatbaar voor misleiding, die, éénmaal post gevat hebbende, zich niet ligt weder verbannen laat. Het hangt voorzeker van geen volk, en dus ook van ons niet af, aan andere natiën van Europa bepalingen voor te schrijven, hoe en op welk eene wijze een algemeen, gevaarlijk geworden kwaad te weren; dan, in onzen eigen' boezem moeten wij tijdig de aangloeijende vuurstof dempen, die ook aan de vlammen, uit een naburig Land tot ons overgeslagen, voedsel zou kunnen verschaffenGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is voorzeker geen bewijs van moed, de oogen te sluiten voor een dreigend, nabij zijnde gevaar; hij alleen handelt kloekzinnig, die met stoute blikken de diepte des vóór hem gapenden afgronds peilt, en moedig den arm uitstrekt, om dien te dempen. Wij behoeven de gebreken, ten nadeele van velen in onze maatschappelijke inrigting gelegen, geenszins te ontveinzen, noch de verpligting te ontkennen, die het gunstig lot, dat wij in de maatschappij genieten, op ons legt, om de lasten, welke daaruit voor anderen voortvloeijen, gedeeltelijk ten minste over te nemen, en zoo veel mogelijk te verligten. Het is niet door middelen van geweld, dat men den maatschappelijken staat van zaken verbeteren zal, - deze kunnen, ten beste genomen, alleen strekken, om de noodlottige uitwerkselen van een heerschend gebrek voor eene wijle tijds te ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tragen, - maar wel, door broederlijk de hand te reiken aan den ongelukkigen, zijnen toestand te verzachten, door hem een billijk aandeel te verzekeren in de genietingen des levens, en hem uit den staat van wanzedelijkheid en verbastering, waarin hij is weggezonken, en door welken hij voor de maatschappij even nutteloos als gevaarlijk wordt, op te beuren tot die hoogte van zedelijke beschaving, die hem voor de hoogere bestemming der menschheid vatbaar maakt, en de waarde zijner maatschappelijke pligten wederom doet gevoelen. Met welke en hoe vele bezwaren ook de uitvoering van zoodanig een ontwerp moge verbonden zijn, het is niettemin pligtmatig, het is edel, onze pogingen te vereenigen ter bereiking van een doel, waarvan niet alleen het lot van honderd-duizenden afhankelijk is, maar hetwelk ons ook door ons eigen belang ten sterkste wordt aangeprezen, zelfs door ons geweten gebiedend voorgeschreven. - Te wanen, dat men op dezen weg geene teleurstelling ontmoeten zoude, of zich door de vrees daarvoor te laten afschrikken, mag zoo wel ijdelheid als lafhartigheid genoemd worden. Alleenlijk mogen wij ook in dit geval hopen, dat herhaalde proeven, en een onafgebroken, op praktische gronden rustend onderzoek, ons eindelijk der waren weg zullen aanwijzen, om tot het gewenschte doel te geraken. - Eene zoodanige wel beraamde proefneming zal meer beslissen, dan het beste stelsel van theorie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
immer zou kunnen doen, en het is derhalve van het hoogst belang, te onderzoeken, welke middelen er vereischt worden, om in de dringende behoefte eener zoo talrijke klasse van menschen te voorzien; - op welk eene wijze deze middelen verkrijgbaar zijn; - en inzonderheid, van welken aard de proeven zijn, geschikt, om de waarde der verkregene resultaten te beslissen. Wat de middelen betreft, deze staan noodwendig in een naauw verband, niet alleen met het getal der armen, maar ook met den aard hunner behoeften, en der persoonlijke aangelegenheden van derzelver onderscheidene klassen. De tweede en derde bijzonderheid, zoo even opgenoemd, zullen het onderwerp der beide volgende Hoofdstukken uitmaken. Uit het meermaals aangehaald Ministerieel Rapport kennen wij thans het getal der armen in de noordelijke Provinciën, en ettelijke bijzonderheden, betreffende deze en gene bijzondere klasse derzelven: tot ons doel echter zijn deze opgaven, - gelijk reeds gezegd is, - niet toereikende. Wij zullen dus trachten, deels door de waarnemingen van anderen, deels door gevolgtrekkingen, uit algemeen bekende daadzaken afgeleid, de vereischte bijzonderheden nader op te sporen. Verdeelen wij te dien einde eerstelijk de geheele massa van armen in twee hoofdsoorten, dat is, in zoodanigen, die onbekwaam zijn, om te arbei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, en in zulken, die daartoe de vereischten bezitten. Tot de eerste behooren de ouden, zwakken, blinden, doofstommen, kreupelen of gebrekkigen, hulpelooze of verlatene kinderen, weezen, vondelingen, waanzinnigen en onvermogende kraamvrouwen. Tot de andere klasse brengen wij, in de eerste plaats, de zoodanigen, wien het noch aan geschiktheid noch aan den wil ontbreekt, om te arbeiden; in de tweede plaats, de vagebonden en bedelaars, in staat, om te werken; en ten derde, toevallige armen, die slechts gedurende eenigen tijd, door buitengewone omstandigheden, buiten de mogelijkheid gesteld zijn, om door hunnen arbeid te bestaan. De verhouding dezer onderscheidene soorten van armen in Denemarken, zoo als lawats die opgeeft, van wiens opgave wij met de vereischte wijziging, bij gebrek van meer voldoende wegens ons Vaderland, gebruik zullen maken, ten einde de betrekkelijke evenredigheid der onderscheidene klassen van armen ook bij ons op te sporen, - is te vinden in de Bijlage, aan dit Hoofdstuk toegevoegd, Littera A. In Denemarken had men, ten jare 1814, op eene bevolking van 2,508,000 zielen, 80,000 armen, en daaronder slechts 11,400 behoeftigen, door gebrek aan arbeid, en 10,000 bedelaars; dus zouden deze beide klassen aldaar weinig meer dan ¼ van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heele getal der armen uitmaken. Bij ons echter is de algemeene massa der behoeftigen, in evenredigheid met de bevolking, veel grooter, en dus ook de klasse dergenen, die buiten de mogelijkheid gesteld zijn, om door arbeid hun bestaan te vinden, gelijk ook ongetwijfeld die der bedelaars en vagebonden. Het getal der armen echter door ligchaamsgebrek, en over het geheel der zoodanigen, die buiten staat zijn om te arbeiden, zal hoogst waarschijnlijk nagenoeg in dezelfde reden staan tot onze geheele bevolking, als elders, en op dezen grond hebben wij het gewaagd, in eene tweede Tabelle op denzelfden Staat, onder Littera B, het getal der onderscheidene klassen van armen in ons Land te begrooten. Wij kunnen inderdaad niet vooronderstellen, dat deze begrooting volkomen met den werkelijken staat der nationale armoede zal overeenstemmen; dan, dit wordt ook tot ons oogmerk niet gevorderd: daartoe is het voldoende te kunnen aannemen, dat het getal van arbeid behoevende en daartoe geschikte personen in onzen Staat waarschijnlijk dat van 150,000 niet zal te boven gaan, en dat wij onder dezen een getal van 50,000 bedelaars kunnen vaststellen. Dat van 20,000 tijdelijke behoeftigen gaat de raming der noodlijdenden van dezelfde soort in Denemarken gewis verre te boven; dan, wie kan twijfelen, of niet het toenemend verval onzer Fabrijken werkelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
LIJST der onderscheidene soorten van Armen in Denemarken en Noorwegen, op eene bevolking van 2,580,000 Zielen.
B.
LIJST der onderscheidene soorten van Armen in de Noordelijke Provinciën, op eene bevolking van ruim twee millioenen Zielen, volgens de voorstaande evenredigheid.
1ste klasse, ongeschikt voor den arbeid.
2de klasse, geschikt om te arbeiden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het getal dezer soort van arme lieden bij ons veel grooter is, dan in een Land, waarin men slechts weinige Fabrijken vindtGa naar voetnoot(*)? Ten aanzien van de verzorging dezer armen, vinden wij in het meergemeld Ministerieel Rapport, dat, in de gezamenlijke Godshuizen der noordelijke Provinciën, 22,000 zoo mannen als vrouwen, bejaarden en kinderen, onderhouden worden, terwijl nog bovendien vele bijzondere Stichtingen, onder den naam van Hofjes bekend, den ouderdom eene geschikte toevlugt verschaffen; gelijk mede, dat in het Aalmoezeniers- of Vondelings-huis te Amsterdam, in den jare 1813, 3739 kinderen onderhouden werden. Trekt men nu deze getallen te zamen, dan zal men hieruit kunnen afleiden, dat een zeer groot getal der wezenlijk hulp behoevenden niet in deze gestichten is opgenomen, en dat derhalve het getal der als zoodanig bedeelden, die nog ten laste der onderscheidene Gemeenten blijven, zeer aanzienlijk moet zijn. Hoedanig intusschen de verpleging ook zijn moge der armen, die onbekwaam zijn, om te arbeiden, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nimmer kunnen deze anders, dan door liefdadigheid gevoed worden; wie tot den arbeid onbekwaam is, die heeft aanspraak op de hulp zijner medeburgeren. - Of het echter doelmatig zij, de aankomende jeugd van beide kunnen in Godshuizen op te voeden, en dezelve op te leiden tot ambachten en werkzaamheden, die in de tegenwoordige omstandigheden zoo weinig vooruitzigt bieden van hun éénmaal het vereischte onderhoud te zullen verschaffen; - en of het niet veel verkieslijker zoude zijn, de Godshuizen alleen te doen dienen ter verzorging van oude, gebrekkige, voor allen arbeid onbekwame menschen; en daarentegen de weezen en verlatene kinderen op het land te doen opvoeden en tot den veldarbeid op te leiden? Dit is een onderwerp, hetwelk wij hier niet opzettelijk behandelen kunnen; te minder, daar eigenlijk de verzorging dezer klasse van armen aan de daartoe gestelde Autoriteiten behoort te worden overgelaten. - Ten aanzien der verpleging van de armen dezer soort meenen wij overigens te moeten aanmerken, dat, daar zulks alleen door het verleenen van toereikenden onderstand geschieden kan, het daartoe vereischte kapitaal op de overige ingezetenen moet geheven worden, en tevens voor eene rigtige administratie dezer sondsen, en behoorlijke verzorging der armen, de vereischte zorg gedragen: alle welke verrigtingen best door of van wege het algemeen of de bijzondere plaatselijke Besturen kunnen worden uitgeoefend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veel goeds hieromtrent zal men in het Magazijn van het ArmenwezenGa naar voetnoot(*) en in het Werkje van den Heer le jeune, of bij de door hem opgenoemde Auteurs aantreffen. Voor ons doel is het genoeg, eene en andere hoofdbijzonderheid omtrent deze soort van armen te hebben aangeroerd, ten einde daarvan in het vervolg, des noods, te kunnen gebruik maken. Alleen merken wij nog aan, dat deze klasse van armen, als uit ouden, gebrekkigen, of jonge kinderen bestaande, in geen geval voor de maatschappelijke welvaart gevaarlijk worden kan; terwijl derzelver getal, als steeds in de gewone verhouding staande tot de overige leden der maatschappij, geene grootere bezwaren dan gewoonlijk zal opleveren. Ondertusschen is dit geenszins het geval met die soort van armen, welke op de Tabelle voorkomt als geschikt om te arbeiden. Het getal toch van dezen, uit bedelaars, toevallige armen, en behoeftigen bij gebrek van arbeid bestaande, staat in geene noodzakelijke verhouding tot de som van de overige leden der maatschappij, maar is hoofdzakelijk het produkt van toevallige omstandigheden, die uit den loop der gebeurtenissen en uit de inrigtingen der maatschappij voortvloeijen; dit getal kan dus, gelijk de ondervinding, vooral in Engeland, doet zien, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot eene verbazende hoogte aangroeijen, en alsdan ontstaat daaruit een zeer zware last voor de overige leden van den Staat. Ook deze soort van armen door bedeelingen of liefdegiften te willen onderhouden, bereikt niet alleen, blijkens de ondervinding, geenszins het doel, maar is tevens in eene hooge mate schadelijk. En inderdaad, de arbeid is voor den mensch van geschikten ouderdom eene volstrekte behoefte: zonder denzelven wordt hij lui, vadzig, ziekelijk, en niet zelden een slecht lid der maatschappij. Wijsselijk heeft de natuur ons daartoe de aanprikkeling gegeven, door eene groote mate van genot te verbinden aan de vruchten, welke daardoor verkregen worden, en omgekeerd, een zeer pijnlijk gevoel aan die ontberingen, welke de werkeloosheid gewoonlijk voortbrengt. Maar ook niets minder dan deze twee scherpe prikkels is er noodig, om den mensch uit eene, hem, zoo het schijnt, aangeborene logheid op te wekken, en tot noesten arbeid aan te sporen. Alom, waar deze drijfveêren niet werkzaam zijn, of waar toevallige omstandigheden die werking beletten of bepalen, - daar leeren wij den mensch kennen als een lui, vadzig, ongevoelig en dom wezen, dat nagenoeg in eenen plantaardigen of dierlijken staat zijn leven doorbrengt. - Hoe ondoelmatig moet het dan niet zijn, en hoe nadeelig voor alle menschelijke ontwikkeling en veredeling, door kwalijk geplaatste liefdegiften en bedeelingen al deze gebreken bij een aanzienlijk deel onzer medeburge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ren te voeden, en tot in hun nageslacht, als het ware, te doen voortduren! En dat dit werkelijk geschiedt, zal niemand ontkennen, die slechts eenigermate bekend is met den toestand van een groot gedeelte der armen, van welke thans de rede is. De liefdegiften en bedeelingen aan zulke behoeftigen, die in staat zijn, om te arbeiden, telen niet alleen veel kwaads, maar behooren tevens, gelijk wij zagen, als zeer ondoelmatige middelen ter vermindering der armoede beschouwd te worden. Reeds vroegerGa naar voetnoot(*) hebben wij opgemerkt, dat alle arbeid bepaald wordt door de hoeveelheid der levensmiddelen, welke door de goedbezitters en landbouwers zelven niet wordt gebruikt. De hoeveelheid derhalve, die eigenlijk ter vergelding van arbeid strekt, vermindert door elk gedeelte, dat daarvan aan de niet-arbeidenden wordt weggeschonken, en in dezelfde reden moet dus ook de arbeid zelve, die anders verrigt en betaald kon worden, verminderen, en zoo wel onze genietingen als het getal der armen doen aangroeijen. Indien b.v. aan twee arme huisgezinnen uit liefdadigheid of door bedeeling zoo veel wordt uitgereikt, als de vergelding des arbeids van één huisgezin zou vorderen, dan worden hierdoor twee huisgezinnen slechts zeer gebrekkig gevoed, en een derde tegelijk in armoede gedompeld. Zoo ook, wanneer aan honderd duizend armen in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Staat slechts zoo veel geschonken wordt, als tot behoorlijk onderhoud van vijftig-duizend arbeidende gezinnen gewoonlijk wordt gevorderd, dan worden deze vijftig duizend anderen buiten de mogelijkheid gesteld, om door arbeid hun brood te verdienen; en om deze vijftig duizend nu arm gewordenen desgelijks te bedeelen, zal men andermaals vijf en twintig duizend menschen van den arbeid berooven moeten, enz.Ga naar voetnoot(*) Men kan derhalve als zeker vaststellen, dat door liefdegiften en bedeelingen, - ook dan, wanneer dezelve zoo karig worden uitgedeeld, dat de behoeftigen slechts het leven behouden en niet meer, - reeds een gelijk getal arbeidende leden der maatschappij tot armoede gebragt moet worden, als hetwelk men op deze wijze onderhoudt. En daar bovendien het getal der armen door vele toevalligheden en bijzondere omstandigheden, waarin de maatschappij van tijd tot tijd geraakt, toenemen moet, en deze, zoo wel als hunne kinderen, allengs aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den arbeid ontwennen, ja in luijen lediggang worden opgevoed, - gevolgelijk in den zelfden toestand blijven voortleven, - zoo moet dan ook in het ondoelmatig middel der liefdegiften eene werkzame oorzaak gelegen zijn, om het getal der behoeftigen te verdubbelen, en op te drijven tot eene hoogte, die onbestaanbaar is met het belang en de veiligheid van den Staat. Wij herhalen het, men werpe slechts het oog op Groot-Brittanje! Het onderhoud van deszelfs armen vordert nu reeds eene schatting van bijna honderd millioenen jaarlijksGa naar voetnoot(*). Hoe veel menschen konden hierdoor niet te werk gesteld worden! En waar is de Staat, die den arbeid niet tot algemeen nuttige doeleinden kan aanwenden? Thans strekken deze ongehoorde uitgaven alleen, om den lediggang aan te moedigen, ja om de nationale armoede in eene steeds verdubbelende reden te vermeerderen. Arbeid derhalve, arbeid alleen, kan als een geschikt middel worden aangemerkt, om de armoede te bestrijden; en ieder geschikt middel behoort te worden beproefd, om die talrijke klasse van men- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schen, die door toevallige of andere opgesomde oorzaken uit den arbeidenden kring zijn uitgesloten, daarin op nieuws eene plaats te doen vinden. Elken ijverigen ongelukkige behoort de gelegenheid verschaft te worden, om te arbeiden; den luiaard moet men daartoe dwingen, door hem geene keuze te laten tusschen den arbeid en de verhongering. Dan, zal men hiertoe overgaan, zal men ieder in de verpligting brengen, om voor zijn bestaan te arbeiden, - zoo moet ook de mogelijkheid voor een ieder aanwezig zijn, om zich arbeid te verschaffen. - De daartoe vereischte middelen op te sporen, zal het wonderwerp van ons derde Hoofddeel uitmaken. Alvorens echter daartoe over te gaan, zal het gepast zijn den Lezer te herinneren, dat wij ons hoofdzakelijk voorgesteld hebben alleen die middelen voor te dragen, welke, met een goed gevolg, door bijzondere personen kunnen worden aangewend, en die van de zijde des Gouvernements wel aanmoediging en bescherming, maar geene dadelijke medewerking behoeven. Aan hetzelve toch zal, wanneer wij van onze zijde aan ieder, die werken wil, arbeid verschaffen, de magt niet ontbreken, om de bedelarij te weren, en deszelfs voornemen daartoe blijkt reeds uit de oprigting van werkhuizen en andere soortgelijke stichtingen. - Ons doel kan dus ook geenszins zijn, iets te willen of voor te dragen, dat met de inrigtingen, welke tot den werkkring van het Gouvernement | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behooren, zoude strijden; neen, wij behooren geen ander oogmerk te hebben, dan om de uitvoering van deszelfs bedoelingen gemakkelijk te maken en te bevorderen, door zoodanige middelen, die in den werkkring van bijzondere personen gelegen, en volgens de wetten van den Staat oorbaar zijn. |
|