Het doet hem goed. Ze knikken en knipogen... Maar als hun keel door de genever is verhit, worden ze loslippig. En ze praten, praten als koffiewijven. Overal zitten er pastoors verborgen, al riskeren de verstoppers hun eigen vel. Ze weten er een zitten die molenaarsknecht is. En op een boerenhof kwamen de sansculotten vragen waar de pastoor zat. Hier zit geen pastoor weggestoken, zei de boerin. Zij zat boontjes te doppen met een oude lummel van een knecht. We moeten 't huis zien, zeiden ze. Allez, leegvel, zei de boerin tegen de knecht, hef je lijf op en toon hun 't huis. Ze zochten een dik uur. Ze vonden niks. Ze waren zo kwaad, dat ze de knecht een schop voor de broek gaven. Maar die knecht, mijne mens - de rest wordt gefluisterd - dat was de pastoor!
Een wilde lach knalt los. De ene wil de andere overtroeven: In 't Kortrijkse loopt er een pastoor als leurder de dorpen af met linten, hoofddoeken, sjaals en haarspelden voor 't vrouwvolk! En te Torhout zit er een verborgen in een hokje van de schouw. Hij moet met een kippenladdertje naar boven om door een deurtje te kruipen, dat niet veel wijder is dan een gotegat. Dat zal geen echte pastoor zijn, die daar huizeniert! wordt er geprotesteerd. - Waarom niet? - Zo ne magere pastoor bestaat er niet!... Hun lach slaat tegen de zoldering. - En zien ze dat gotegat niet? - Maar dat sluit met een deurtje, heb ik al gezeid! - En het deurtje? - Ha, het deurtje. Daar hangt een grote vogelmuit voor, mens.
Ja, ze weten er allemaal het fijne van. Het zal geen maand duren of de Fransen zijn neuswijs, en het zal veel pastoors het leven kosten.
Maarten gaat vlug naar huis. Kapelaan Augustinus mag niet langer bij hen blijven. De volgende nacht verhuizen ze hem naar Teetaerts. Thomas Teetaert is molenaar in de Torhoutweg. Een huis zonder kinderen.
Het dorp weet niets van deze verhuizing. Ze blijven naar Maarten gaan.
- Maarten, de kapelaan moet deze nacht Vienten Maene berechten.
- Maarten, er moeten drie kinderen gedoopt worden. Ze zullen ze samen brengen bij Antonius Ramon.