Twee weken nadien komt de nieuwe garde-champêtre naar de pastorij en legt op de eikenhouten credentie van de spreekplaats een vers papier neer.
- Wat nieuws? vraagt de pastoor gejaagd.
- Slecht nieuws, mijnheer pastoor, wil u het zelf lezen alstublieft.
Hij leest het officiële stuk. Geen lang stuk is het: Au nom de la république une et indivisible... que le citoyen Emile du Pont, ci-devant curé à Douai, émigré et prêtre insermenté, a paru devant le tribunal criminel de Douai et a été condamné à mort. L'exécution a eu lieu le lendemain matin à cinq heures, à la ville susdite.
Het papier beeft, ofschoon hij het met beide handen vasthoudt. Hij leest opnieuw, geeft het de gardechampêtre terug en leidt hem zwijgend naar de deur.
- Merci, zegt hij.
Hij gaat naar zijn studeervertrek. Hij belt.
- Aldegonde, een glas water.
- Blijf niet op die stoel zitten, ge rolt er af, asjeblief, in de zetel, mijnheer pastoor.
Zij brengt het water.
- Laat me alleen, zegt de pastoor.
- Ja, mijnheer pastoor.
Ze is bang voor hem. Hij doet zo vreemd. Ze loopt naar de chirurgien juré. Deze grijpt vlug zijn vliem voor de aderlating. Maar in de pastorij is de pastoor nergens te vinden. Eindelijk vinden ze hem in de kerk, vooraan in het koorgestoelte. Hij komt in geen uren naar huis.
De volgende dagen zitten vol akeligheid.
Aldegonde moet het van andere lieden horen zeggen hoe het met monsieur l'abbé is afgelopen, want de pastoor is zo zwijgzaam geworden als een karthuizer. En een beetje mensenschuw zelfs. In de kerk, waar hij met zoveel graagte zijn zware stem liet galmen, wordt het een geneuzel als bij een oudewijfskerkgang.
Op de zondag vóór Sint Bartelmeeuwsmesse staat schoolmeester Oudaert Aldegonde af te wachten na de Vespers. Of zij het goed vindt dat zij dit jaar 's pastoors feestdag zullen vieren. Op haar zieltjezaligheid, zij heeft er nog niet aan gedacht. Is het Bartelmeeuwsmesse? Woensdag reeds? Ze zal vanavond bescheid geven.