- De mensen zeggen het.
- De mensen weten altijd alles best.
- Met citoyen Jacques?...
Die naam sist door zijn tanden als het snijden van een mes door een stuk vlees.
- Hij komt hier als de anderen.
- Hij hokt hier als een huishond.
- Ik kan hem de deur niet wijzen. Hij heeft alles in handen op Aartrijke.
- Dat zeg je goed. Hij heeft alles in handen. Zelfs ‘De bonte Os’.
- Woorden, Andries.
- Je kan hem best verdragen.
- Ja, ik verdraag hem, Andries. En dat is alles.
- Je zal hem buiten zetten, Johanna-Franciska.
- Neen.
- Dat je hem zal buiten zetten.
- Ik mag niet. Hij kan mijn huis vol garnisairen stoppen. Het heeft geen haartje gescheeld of 't was zo laat.
- Buiten, zeg ik, Johanna-Franciska, of ik kom over deze drempel niet meer.
Zij zwijgt.
- Hij of ik...
- Zo niet, Andries.
- Goed, dan blijf ik buiten.
Zij haalt diep adem, en zegt:
- Na alles wat gebeurde, Andries, zou het misschien wel best zijn dat je wegbleef. Best voor ons allebei. Het heeft me zeer gedaan, dat ze je dieveling uit mijn huis hebben weggehaald... Maar ook de schande deed zeer. Het hele Westambacht van 't Vrije heeft er plezier in gehad.
- Nu, wat geeft dat...
- Ik heb er spijt over gekregen dat het zo ver met ons gekomen was, Andries. Ik wil eerlijk leven. Je hebt nog een zoon, en een vrouw, Maria-Christina. Wij zijn zo niet grootgebracht, Andries. En daar is nog een wet boven ons.
Andries kijkt als een bandhond.
- Wie heeft je dat voorgezongen?
- De pastoor, de nieuwe pastoor.