van hun tienden en karweien komen bevrijden, als ze eenmaal de stuivers in handen hebben, de belastingen niet zo hoog opvoeren, dat er reeds na een paar jaar een nieuwe emprunt forcé nodig is.
De boeren te Aartrijke hebben het nieuws gehoord van hun agent municipal. Ze steken de hoofden bij elkaar in het Rood Huis, 's Zondags na de achturemis. Ze zijn zo druk met de kwade mare begaan, dat ze mekaar geen zalig nieuwjaar wensen.
Andries Engelbrecht is onder hen. Hij heeft iets van de oude hoofdman over zich, want ze vragen hem raad.
- Niet betalen, zegt hij bars.
- Wel betalen! kraait een boer terug. Wij liggen met dikke pakken assignaten! Ze krijgen ze van mij feestelijk terug.
- Hoeveel assignaten heb je wel liggen? vraagt Andries.
- Achthonderd vijftig pond.
- Fijn, zegt Andries, zo zelfzeker als een schoolmeester, dan kan je daarmee net geteld acht en half pond afbetalen.
- Wat vertel je daar nu, hoofdman?
- Dat de assignaten maar aanvaard worden tegen het honderdste van hun nominaal bedrag. Een assignaat van honderd pond tellen ze voor één pond!
- Hoe kan je dat weten?
- Ik ben gisteren naar Torhout geweest om informaties te halen.
- Da's smerige afzetterij, Andries! spelen ze op.
- Kijk me daarom niet zo kwaad aan, zegt Andries met een venijnige, enigszins triomfante glimlach. Ik heb er de hand niet in. En helpen kan ik al evenmin. Misschien kan citoyen Delpla er iets aan verhelpen.
- Hoeveel moet Aartrijke betalen?
- Vijf en veertig duizend pond.
Het slaat in als een donder.
- Wordt de belasting per gemet betaald?
- Neen, daar komen speciale windhanen voor, de jurés d'équité. Onze pointers en zetters zijn niet meer goed genoeg. Die zouden het te rechtvaardig doen.
- Wat zal jij doen, Andries?
- Niet betalen.