Pleidooi voor de moedertaal, de jeugd en de onderwijzers
(1893)–J.H. van den Bosch– Auteursrecht onbekendNaschrift.Terwijl deze bladen gedrukt werden, verscheen er een nieuw Tijdschrift: De Studeerende Onderwijzer, onder Redactie van H. van Strien en M. Mieras. De heer Mieras heeft zich doen kennen in een artikel in 't Schoolblad, tègen de huidige taalbeweging. De Heer Van Strien doet het nu in deze aflevering. Een quasi-letterkundig medewerker, de heer J. Hannik van Rotterdam, hangt zich in zijn gansche naaktheid hier ten toonGa naar voetnoot1). Maar wat de heer Mieras opdischt is dat vèèl beter dan wat de heer Hannik voorzet? De heer Van Strìen zou een goed figuur kunnen maken, als hij eens goed opgefrischt werd en hij z'n oude ideeën dan inruilde tegen wat nieuwe. Deze eerste aflevering is in 't taal- en letterkundige, ronduit gezegd, even erbarmelijk als de heele onder wijzers-taal- en letterstudie en het hèèle examen. Van Strien kan mettertijd, zoo vòòrtgaande, misschien nog eens een Koenen worden, maar of het Tijdschrift het ooit zoover brengt als School en Studie is de vraag. Dat is alles om den ouden toestand te bestendigen, de oude studie en de oude examens en de oude heeren. Wij kunnen het den Studeerenden Onderwijzer wel niet hard genoeg afraden dit Tijdschrift te steunen. Wij roepen het elk van U, gij jonge mannen van ernst, die een ànder examen en een àndere opleiding en àndere studie wilt, toe: steun nièt, maar werk tegen! |
|