Pleidooi voor de moedertaal, de jeugd en de onderwijzers
(1893)–J.H. van den Bosch– Auteursrecht onbekend
[pagina 25]
| |
II.Ik geloof, dat er als in alle dingen die des menschen zijn, ook in de taal educatie zijn mag. Maar als in 't opvoeden van kinderen mag de educatie niet zijn een aan de natuur vijandige macht. Alle educatie die op onnatuur: onwaar zijn en schijnleven uitloopt, is slecht.
Elke samenleving die het tot zekere hoogte van cultuur brengt, krijgt naast de Levende Taal (de taal die daar zonder educatie vrij heen leeft) in haar natuur-rijkdom van dialectische individualiteit, een Algemeene Taal (ϰοινὴ διάλεϰτος). Ook in de taal ontstaat er te midden van die cultuur een streven naar Uniformiteit.
Uniformiteit is zeker een noodzakelijk bestanddeel van samenleving. Maar als zij de persoonlijkheid van het individu gaat opheffen en op algemeene karakterloosheid uitloopt, dan herstellen eindelijk de individueele natuurmachten het evenwicht. Ook in de taalGa naar voetnoot1).
Waar een Algemeene Beschaafde Spreektaal bestaat, behoort die òòk Schrijftaal der Beschaafden te zijnGa naar voetnoot2). Behóórt: ziehier een zaak van educatie. Gelijk men naar gelang van gelegenheid en omstandigheden | |
[pagina 26]
| |
spreekt, zòò schrijft men, ook naar gelang van gelegenheid en omstandigheden.
De taal der groote zeggers in proza en poëzie (woordartisten) behòèft niet in alles: Beschaafde Spreektaal te zijn. Zij doen waartoe de geest hen drijft, om zich te vertolken. Hùn taal, meer dan eenig mans taal, is individueel. Artisten zijn, in de taal, beide revolutionnair en conservatief. Zij gebruiken wel, niet-mèèr, of althans in 't beschaafd milieu niet-meer gesproken taal; zij vormen ook wel nieuwe taal. Artisten behoeven op schòòl het schrijven niet te leerenGa naar voetnoot1).
Er is velerlei spreektaalGa naar voetnoot2). De Spreektaal bij uitnemendheid is de Beschaafde Omgangstaal. Die is de basis. Die is grond-wet. Die is Grammatica. Ta} heeft zelf weer verscheidenheid van vorm en uitdrukking voor verschil van persoon, plaats en tijd. Niet alle beschaafden hebben hetzelfde wòòrdenfonds; ook niet allen één en dezelfde Grammatica. Er zijn plaatsen en oogenblikken dat de mensch der samenleving, noch natuurlijk kàn, noch wààr dùrft zijn. Voor die gelegenheden is er een traditioneele taal, die ànders niet gehoord wordt, misschien gezien op papier. Dit is een soort spreektaal. Zijn buitengewone tijden heeft ook de dagelijksche, practische mensch, dat ook hij aan zoo iets als artistieke uiting behoefte heeft. Dan wil hij een niet alledaagsch en ongemeen woord. Hartelijke deelneming, droefheid, warme dankbaarheid, vereering inspireeren dat soms; God inspireert het gebed van den eenvoudige, den waarachtig geloovige. - Maar nog mèèr vervallen de menschen dan in boeketaal, vaak doode formuleGa naar voetnoot3). Daar is spreektaal die geheel buiten de sfeer der omgangs- | |
[pagina 27]
| |
taal klinkt: zoo'n geheel aparte plaats heeft b.v. de man op den kansel. Het ongemeene woord is daar thuis: er is daar overgang tot artistenidioom. - Doch ook hier is veel doode formule. Zoo als er soort van spreektaal is, is er nu ook soort van schrijftaal: die spreektaal geschreven. De Algemeene Schrijftaal behoort = de Algemeene taal van den beschaafden omgang te zijn.
Iemands moedertaal is eigenlijk de taal van zijn moeder. Alle dialect is moedertaal. Die dialecten samen vormen, als men wil, de Moedertaal. De Algemeene Beschaafde Spreektaal is de Moedertaal bij uitnemendheidGa naar voetnoot1). Bij de conservatieve Vrouw in haar afgesloten huiselijken kring is de zuivere, nationale overlevering van de voorgeslachtenGa naar voetnoot2). De Beschaafde Moedertaal ondergaat in alle hoeken van ons land, den invloed van ieders bijzonder dialect. In abstracte ‘zuiverheid’ is zij nergens. Zij bestaat, behalve in de inbeelding van taalkundigen, nergens als abstractie. Zij leeft in velerlei schakeeringGa naar voetnoot3). Die invloeden der dialecten zijn wettig, en noodzakelijk voor het leven dier Beschaafde taal zelveGa naar voetnoot4). | |
[pagina 28]
| |
Lichter en vaker dan in 't spreken, raken sommige menschen in 't schrijven meer of minder ver buiten de sfeer van de omgangstaal. Wij allemaal voelen ons dan wel in betrekkingen waarin we met menschen van aangezicht tot aangezicht niet komen. Zoo kan zich in iemands schrijven, als is hij geen artist, een ongemeen woord, van 't algemeen afwijkend woordgebruik, een eigenaardige woordschikking, een bijzondere wending voordoen. Dàn: door den invloed van die geschriften, die opvolgende geslachten blijven lezen en ook nog anders, zal zich, ook in een milieu waar Spreektaal Schrijftaal is, op den duur een hoeveelheid apàrte schrijftaal vormenGa naar voetnoot1). Doch men moet er niet van uitgaan, dat er, waar een Be- | |
[pagina 29]
| |
schaafde Sprèèktaal is, aparte Schrijftaal (de artisten dus daargelaten!) behòòrt te zijn: daar hoe minder hoe beter. En gros zij in zoodanig milieu Schrijftaal = Spreektaal. Moet de Schrijftaal afzonderlijk worden aangeleerd en kunnen haar regels alleen gehandhaafd worden bij veroordeeling van de Spreektaal als iets ‘foutiefs’, dan is zij, of wordt zij daar een doode taal, die als Schrijftaal van een levende natie haar recht verlòren heeftGa naar voetnoot1). Hetzelfde recht dat het dialect heeft in 't sprèken der Beschaafden, heeft het in 't schrijven. Educatie ga uit van de echte geroepen auteurs, van gèèn taalgeleerden. Zij mag de Beschaafde Spreektaal niet vijandig worden. Ze hebbe zoo weinig mògelijk gemeen met de oude grammatische Sprachrichtigkeit. Educatie behoort niet te worden aangepreekt. Maar wij moeten ons in de lectuur van de echte auteurs onder den ìnvloed brengen: op de scholen hebben we, als de leerlingen tot eenige individueele zelfstandigheid zijn gekomen, op hun juistheid, kracht en schoonheid opmerkzaam te maken. |
|