non, maar ik heb zoo goed als de zekerheid, dat zij niets inhouden dan woorden van onbeduidende hoffelijkheid!’
‘Zelfs van haar! o De menschen!’ zuchtte orsini; ‘maar, Mijnheer! wat zeide de Koning?’
‘Bijna niets, Mevrouw! ik heb Zijne Majesteit gesproken in zijn kabinet te Versailles, maar slechts ééne minuut.’
‘Ééne minuut! dat getuigt van behendigheid!’ hernam Mevrouw orsini met scherpen spot.
‘Er behoort zeker meer behendigheid toe, dan ik bezit, om met lodewijk XIV te spreken, als hij niet wil!’ antwoordde de Vicomte gekrenkt.
‘Het is wel! ik zal voortaan mijne zaken zelve verrigten,’ hernam de Prinses, de brieven ter zijde leggende, en begon over min belangrijke zaken te spreken. ‘En hebt gij te Parijs kunnen vernemen, wie nu in Spanje regeert? want orry zal gevallen zijn, en het is toch niet denkbaar, dat filips zelf......’
‘De Kardinaal del giudice is Minister in naam; maar de man, die de kabalen leidt, die den invloed oefent - die.....’
‘Die mij vervangt, in één woord! Welnu?’
‘Is de Abt alberoni, dien Uwe Excellentie heeft opgenomen in een oogenblik van luim!’ hernam lanty zonder verwijt, maar toch ernstig.
‘Gij vergist u, Vicomte lanty! die man is ingeslopen; die man heeft zich weten in te dringen; die man was niet te ontgaan; die man was mijn noodlot; ik heb het altijd in hem voorzien. Hij