| |
| |
| |
[7]
De Sieur françois, zich heenbegevende naar de Camarera-Major, deed het met het oogmerk, om op haar gelaat te bespieden de mate van hare welwillendheid en opregtheid voor de sainbertôt; maar of hij genoeg gevorderd was in zelfkennis, om neêr te zien tot op die diepte van zijn hart, waaruit die onverklaarbare belangstelling opwelde, die hem heentrok naar de gevreesde, bijna de gehate vrouw, op haren eersten wenk, en die hem vindingrijk maakte in goede redenen, om dat onvermijdelijk te achten, weten wij niet; slechts herinneren wij ons, dat hij, het besluit nemende om naar Spanje te gaan, met eenen zucht tot de sainbertôt, de vreeze had geuit voor zijne onafhankelijkheid. - Het geweld der Prinses had hij niet te vreezen; - zou hij het gezocht hebben in zijne zwakheid?
Wat daarvan zij, de hovelingen hadden waarschijnlijk op die der Camarera-Major reeds hunne berekeningen gemaakt; ten minste, zij verdrongen zich rondom den komende, en, in plaats der hindernissen van den ochtend, vond hij geleiders; werwaarts hij trad, open deuren, glimlachjes, welwillende buigingen, tot hartelijke handdrukken toe, zoo hij zijne hand er toe had geleend.
Cynthia, die, ondanks den ring van orry, tot de hoffelijkste dienstvaardigheid was bekeerd, ge- | |
| |
leidde hem naar eene kleine eetzaal in de vertrekken der Prinses, een welbekend oord voor hem, dat nu, als voorheen, bedwelmde door geuren, verblindde door licht, en duizelig maakte door eene frissche en fijne weelde; waar hij toebereidsels vond tot een keurig souper, voor twee personen slechts, en waar hij zijnen vroegeren lieveling, raymon, vond ter bediening. De Prinses zelve was er niet. Eene ongewone omstandigheid was oorzaak van haar langgerekt oponthoud in de koninklijke slaapkamer. Om de tegenwoordigheid van den Franschen Ambassadeur, had orsini goedgevonden, den Prins van Asturië, vroeger dan gewoonlijk, zijnen vader de avondgroete te laten brengen; maar de zwakke en kleingeestige Koning was, te bed liggende, over dit verbreken der gewoonte gaan nadenken en tobben, en zich kwellen, totdat hij er op het laatst in geslaagd was, daarvoor eene oorzaak uit te vinden, die hem beangstte en pijnigde, en den slaap ganschelijk van hem hield, - totdat hij eindigde met zijne gewone toevlugt - de Prinses orsini moest worden geroepen - en ondanks al hare voorstellingen, wist zij deze onrust niet anders weg te ruimen en geen schielijker einde voor deze lastige bezwaren te vinden, dan den jongen Prins op nieuw aan zijnen vader te vertoonen, opdat deze zich overtuigen mogt, dat hij gezond was en wel verzorgd. Als eerste gouvernante der koninklijke kinderen, had zij gelukkig tot de stoornis der rust van den sluimerenden Prins geene andere bewilliging in te roepen - en geene betoogen aan te hooren, dan
| |
| |
die van de voedster, aan welker toezigt het zesjarige kind nog het meeste bleef toevertrouwd; maar toch kon zij haar verdriet en ongeduld naauwelijks verbijten bij dit nutteloos en ongewacht oponthoud - zoodat zij den kinderachtigen Koning dezen wensch vervulde, met meer hardheid en ongewilligheid, dan zij er hem ooit een' had geweigerd. De onnoozele filips las in de gespannen strakheid harer trekken en in den scherp toornigen blik van haar groot blaauw oog, toen zij hem den Prins van Asturië voorstelde, haar onverholen misnoegen over zijnen dwazen eisch; hij las er meer nog: gewoon als hij was uit die trekken en blikken zijne vrolijke of treurige uren vooruit te zien, las hij er bedreiging in, en eene huivering als van vrees greep hem aan. Zonder dat zijn verstand zoo ver berekende, voelde hij onbestemd, hoe zeer zij hem moest minachten, daar zij, die zich zoo goed beheerschen kon als zij het wilde, het niet eens noodig vond hare luim te verbergen voor hem, zelfs in het bijzijn van de ondergeschikten, die hen omringden! De Camarera-Major was te zeker van hare magt - was te vast overtuigd, dat zij niets behoefde te ontzien, om niet somtijds onvoorzigtig te zijn.
Zij was het dien dag twee malen geweest!
Toen zij eindelijk binnentrad in het vertrek, waar françois haar wachtte, verwijderde zij cynthia en raymon met een' zwijgenden wenk, en riep toen met eene soort van lusteloozen onwil: ‘Eerst nu ontslagen! Is dit leven te dulden! Ik bid u, d'aubigny! geef mij een glas sorbet; ik sterf van
| |
| |
dorst en vermoeijenis,’ en zij wierp zich met het hoofd achterover in eenen leuningstoel ver van de tafel, en liet de beide armen slap nedervallen van ontstemming.
De Sieur françois reikte haar het gevraagde, en zag haar op zijne beurt met medelijden aan.
Daar lag ook op hare trekken eene namelooze afmatting, en eene wereld van onaangename gewaarwordingen. En het was niet vreemd, dat die er gevonden werden; want, had zij niet dezen ganschen dag door, van den vroegen ochtend af, tot op dit laatste oogenblik toe, te worstelen gehad met den wil en de listen van anderen af te leiden, te bespieden, zich zelve te beheerschen, hoogen en lagen te vleijen gehad, te bedreigen, terug te zetten, op te heffen, te misleiden, en zich gekronkeld in duizende bogten, en dat alles ter wille van eene eerzucht, die bij de voldoening zelve toch bleek, nog meer ledig te zijn aan geluk, dan eenige andere menschelijke hartstogt? Wat al had zij niet moeten doen, wat al zorgen en bekommeringen had zij niet gehad, sinds dat hare oogen zich openden voor dat liefelijk ochtendrood, voor die zon, waarvan zij het licht naauwelijks opmerkte, maar waarvan de warmte haar drukte? Zij had eerst een' hoofdigen en kleingeestigen Vorst door omwegen moeten brengen tot haren wil; ministers door kunst en list moeten verschalken, om hare plannen te begunstigen; zich op hare hoede houden tegen den invloed van een' man, die een der weinigen was, welke zij behoefde te vreezen, en aan wien zij toch
| |
| |
niet wilde toegeven; met een' listigen intrigant moeten wedijveren in behendigheid en scherpzinnigheid, zich tegen hem gewapend houden, en hem eindelijk toch meer moeten toevertrouwen, dan zij had voorgenomen; een' jongman van eer met de kunsten eener tooneelspeelster en de gebiedende waardigheid eener Koningin moeten verleiden, om datgene te beloven, wat hij nooit voor haar had willen doen uit vrijen wil en zonder verblind oordeel; een' afgezant, dien zij vaak door barschheid had afgestuit, door plotselijke minzaamheid en inschikkelijkheid tot zich moeten roepen, om hem door behendigheid de geheimen van zijn Hof te ontlokken - en daarin niet kunnen slagen, niet zóó kunnen slagen voor het minst, of de onrust en onzekerheid bleven haar voor de helft - en dan ten laatste nog, op het oogenblik, als zij meende afgedaan te hebben met de staatszaken van het Koningrijk, zoowel als met de huisselijke bezigheden voor den Koning; als zij op het punt was, om eene korte wijle in een meer vertrouwd onderhoud haar avondmaal rustig te genieten, nog weder te worden opgeroepen tot eene lastige en onnutte dienst, om niets meerder dan de gril van een' kinderachtigen Koning!
Was het wonder, dat haar die uitroep ontviel aan het einde van zulk een' dag, schoon hij, voor wien zij dien uitte, welligt de laatste was, die dezen had moeten hooren!
Maar de Sieur françois was te kiesch, om haar op dit oogenblik te zeggen: ‘Waarom draagt gij
| |
| |
dit alles?’ Meende zij die terughouding te beloonen door meerder vertrouwen, of rekende zij er op, om zich verder uit te storten? Zij vervolgde althans op denzelfden toon: ‘Is er een leven denkbaar, met meer lasten en minder genietingen dan het mijne? Iederen dag uren vroeger op te staan, dan mijner gezondheid nuttig is en mijne krachten het mogelijk maken; tot dagelijksch werk te hebben de voortdurende regeling van het moeijelijkste en meest verwarde staatsbestuur van Europa; de komplotten der listigen en de aanslagen der boozen te ontraadselen en te verijdelen, en daartusschen in telkens te worden afgeleid door de onbeduidendste pligten der bekrompenste étiquette, die ik toch niet kan opgeven, omdat zij, helaas! de wortel is van mijn gezag; in de overpeinzingen der hooge politiek gestoord te worden, om te gehoorzamen aan de oproeping van een' Koning, die het aan mij dankt, zoo hij nog niet onder de onwijzen wordt gerekend; om voor te zitten bij iedere zijner onnoozele verrigtingen; al mijne eigene plannen en handelingen te moeten laten achterstaan, tot van de korte, uitgewoekerde oogenblikken van mijn etensuur nog te moeten afstaan voor zijne zotte invallen, en tot dank van dat alles, niets dan de haat van de Spanjaarden, en het onedele wantrouwen van die Bourbons! Wat was mijn leven te Rome anders dan dit hier! Wat kon het nog zijn?’
‘Is het wel zeker, wat ik hoore?’ viel françois in, met glinsterende oogen; ‘gij betreurt Rome! gij herdenkt Rome, met den wensch.....’
| |
| |
‘Van het terug te zien!’ hervatte zij snel, en geheel toegevende aan hare luim van verslagenheid, van behoefte aan mededeeling. ‘Meent gij, dat het voor de eerste maal is; meent gij, dat niet meer dan eens die walging van het bestaan hier, mij overvalt? Meent gij, dat ik het nu voor het eerst moede ben, de gejaagde slavin te zijn van zoo velerlei eerzucht, van de mijne het eerst?’ en zij zuchtte diep, en zij stampte met den voet van ongeduld over zich zelve. ‘Meent gij, dat ik de bange dagen van 1709 ben doorgeworsteld zonder zulken strijd? - de dagen, toen de groote beschermer van Frankrijk zijnen zwakken beschermeling opofferde aan zijn eigenbelang; toen de grootvader den kleinzoon prijs liet aan den toorn derzelfde vijanden, die hij hem had verwekt; toen de Koning den Vorst van zijn bloed overliet aan de wraak van zijn volk, en de gansche heerschappij der Bourbons in Spanje berustte in mijne hand alleen?’ Zij sprak dit uit met smartelijke ironie in toon en trekken, maar verloor een weinig die uitdrukking, toen zij voortging: ‘Meent gij, dat ik toen niet genoeg gebukt ging onder al die lasten, al die bezwaren en ellenden, al die laagheid en al die zwakheid van anderen, om niet te hijgen naar de genietingen der rust, die mij elders wachtten; meent gij, dat ik niet aarzelingen heb gehad, die lodewijk XIV hadden doen huiveren op zijnen troon en filips V wankelen op den zijnen, zoo zij die hadden kunnen opmerken? Maar,’ vervolgde zij, met adel in den blik, en met verminderd ongeduld op de trekken;
| |
| |
‘dat ware eene lafheid geweest; men had mij kunnen voorwerpen, dat ik mij te klein had gevoeld voor mijne taak; dat ik ondernomen had, wat ik niet had kunnen voleinden - ik zoude als eene onhandige beschaamd hebben gestaan voor de oogen van gansch Europa! En de moeijelijkheid zelve van die taak heeft mij toen den moed gegeven en de krachten haar te volbrengen!’
‘Dat is regt, Mevrouw! en ik zelf zoude u toen gesterkt hebben in uw besluit, om niet op te geven, wat gij eenmaal in de hand hadt gevat,’ hernam d'aubigny; ‘maar alles is nu anders. In plaats van eene wankelende monarchij, door vijanden niet erkend, door bondgenooten verlaten, door verdeeldheid der ingezetenen zelve verscheurd, is Spanje geworden tot een gevestigd Koningrijk, is de Koning verzekerd op zijnen troon, door de mogendheden erkend, door zijne bondgenooten beschermd, door heilige traktaten gewettigd, door de onderdanen ontzien, zoo niet geliefd; Spanje is rustig; zoo niet gelukkig; Spanje is herlevende, zoo niet bloeijende; Spanje is verarmd, maar niet meer reddeloos verwoest; Spanje is zwak, maar het herwint reeds in krachten. Zijn aanstaand huwelijk geeft den Koning eene vriendin en geleidster ter zijde; - nu is dit het oogenblik voor u, om met rust en met waardigheid af te treden. Nu is het de tijd, en het punt, waarop gij het doen kunt, zonder van zwakheid of onbehendigheid de blaam over u te brengen; gij hebt uwen naam gered in de geschiedenis van Europa, uwen rang ingenomen in
| |
| |
hare staatkunde, gij hebt van nu voortaan de vrijheid, om te leven voor u zelve, voor de zoete geneugten der weelde, der poëzij, der kunsten, der zamenleving en der..... vriendschap,’ voegde hij er na eenige aarzeling langzaam achter.
‘o Zij waren zoet, de dagen, die ik daar achterliet voor deze slavernij!’ riep Mevrouw orsini, terwijl hare oogen schitterden en om haren mond de glimlach zweefde eener vrolijke herinnering; ‘en die ik zou kunnen terugvinden, nu, beter dan ooit, nu de dood mij van de odescalchi verlost heeft! - En in waarheid, mijn leven was werkzaam genoeg en vervuld genoeg, om ten laatste de zoetheden van deze ruste te kunnen eischen, en daarbij het leven is kort;...... wat dunkt u, Mijnheer d'aubigny?’
‘Dat men zich wel nooit genoeg haasten kan, om het genot te nemen, dat voor ons ligt! - Uwe jaren..... ken ik niet, en bevoorregte als gij zijt door de natuur, schijnt gij nog altijd jong, zijt gij het nog voor mij! Maar ik zelf ben reeds oud geworden. - Diana is niet meer een kind, en gij doet wel er aan te denken, dat de jaren van alle menschen geteld zijn, en dat slechts uw naam onsterfelijk is.....’
‘Foei, foei, Mijnheer!’ viel de Prinses in, terwijl zij een weinig verbleekte onder haren glimlach; ‘die berekeningen zijn hatelijk - maar ik begrijp hare bedoeling; gij denkt er aan, dat gij regt gehad hadt op meerdere jaren van mijnen leeftijd voor u,’ en zij sprak dit laatste met eenen ernst,
| |
| |
die scheen te getuigen voor de goede bedoeling; maar françois was reeds te veel misleid geworden door die vrouw, en te gruwzaam teleurgesteld, om haar te durven gelooven, waar zij woorden uitsprak, die zoo zeer met zijne innige overtuiging instemden; ook wilde hij zijne geheime voldoening over hare tegenwoordige zielsstemming niet blootgeven, en die omzigtigheid schreef hem een antwoord voor, dat nog meer koel klonk, dan hij het bedoelde, want hij zeide alleen: ‘Ik was zonder eigenbelang, Mevrouw! ik dacht slechts aan u!’
De Camarera-Major zag even naar hem op, en als met verwondering; toen bleef zij eene wijle verzonken in een diep nadenken. Koelheid van den man, van wiens hartstogtelijkheid zij somtijds had geleden en voor welke zij altijd had gevreesd; koelheid, niet op een oogenblik, dat zij hem verbitterde door eene weigering, maar op een oogenblik, waarin zij willens scheen toe te geven aan een verlangen, door hem zoo vaak geuit als een eisch; koelheid van den man, met wiens hartstogt zij had gedarteld als een speelziek kind met vuurwerk; koelheid van françois d'aubigny voor de Prinses orsini! Was het vreemd, dat zij, ondanks alles, wat hij haar reeds van zich zelven had gezegd, daaraan niet kon gelooven, en liever vooronderstelde, dat hij zich opzettelijk verbergen wilde voor haar, dan de waarheid te willen zien, die hij haar toonde; was het vreemd, dat zij hierin zekerheid wenschte, en dat het misschien eene mengeling was van opregtheid en misleiding, waarmede
| |
| |
zij sprak met hare zachtste stem en met geheel dien blik en die uitdrukking, die, wanneer zij omkoopen wilde, hare woorden zoo gevaarlijk maakte en zoo onwederstaanbaar: ‘Ja, het geluk moet ergens zijn, en hier zeker, hier is het niet; zou het daar wezen, waarheen gij mij wijst, waarvan mijn hart het mij soms toefluistert in oogenblikken als deze? Zeg mij, francesco! zoo ik besloot, alles op te geven, wat mij hier aantrekt, zou ik vergoeding vinden.....?’ en zij zag hem aan met een' onderzoekenden blik, zoo vol onrustige verwachting, alsof werkelijk de toekomst van haar verder leven van zijn antwoord afhing.
En d'aubigny ook begreep het zoo; het scheen hem toe, dat de beslissing van haar lot en het zijne nu als in zijne hand was gegeven, en juist was het dat, wat hem voorzigtigheid tot pligt maakte. Het was niet voor het eerst geweest, dat die vrouw zich als met een onvoorwaardelijk vertrouwen aan zijne leiding had overgegeven, maar dat had ook nimmer eene andere uitkomst gehad, dan ongeduld van hare zijde en ontevredenheid van de zijne; zij waren dan altijd weder gescheiden in verbittering en ergernis, en tusschen schaarsche oogenblikken van zamenstemming en genot, hadden zij vele andere gevonden van smart en teleurstelling. Hieraan dacht hij nu met ernst, en tegelijk was er als eene geheime stem binnen in hem, die hem zeide, dat de Prinses orsini niet waar konde zijn bij wat zij daar had gezegd, zelfs al bedoelde zij geene onopregtheid tegenover hem; dat het zelfmisleiding was,
| |
| |
die daarin sprak, en de dwaling van een oogenblik van moedeloozen onlust, en dat welhaast hare waarachtige natuur spreken zoude; en zou hij dan die opwelling der mismoedigheid aangrijpen, om weder op nieuw haar leven vast te hechten aan het zijne - om weder op nieuw, voor hoe kort mogt het zijn, door te staan, wat hij reeds kende; - zoude hij daarvoor die rust opgeven, met zoo veel moeite herwonnen; - zoude hij zoo veel gestreden hebben, om nog weder tot die uitkomst te komen; zoude hij zoo veel zielssterkte hebben aangewonnen met zoo veel inspanning, om nog weder te eindigen met zulk eene zwakheid? Neen! sprak hij bijna halfluid, terwijl hij zich met eenen diepen zucht ophief uit zijnen zelfstrijd. Toen was hij zich genoeg meester om te antwoorden: ‘Gij stelt dit alles zeer hoog, Mevrouw! en gij weet, dat ook ik mijne eischen heb.’
De Prinses orsini begreep hem volkomen; zij begreep, dat, zoo hij nog genoeg liefde voor haar gevoelde, om te kunnen vergeven, hij niet meer genoeg had, om toegeeflijk te zijn, en allerminst genoeg, om afstand te doen van vroegere voorwaarden van hereeniging; zij begreep, dat hij waarheid had gesproken, toen hij tot haar had gezegd, dat de hartstogt gestorven was in hem, en zoo het haar innerlijk krenkte, schokte welligt, zij had de kracht, om geenerlei aandoening te verraden - schoon zij zich liet wegslepen tot eenen plotselijken overgang, die althans van geene kalmte getuigde.
| |
| |
‘Gij hebt gelijk, ik stel magt en eere zeer hoog, boven alles zelfs, en ik weet, dat ik er wel aan doe; het is groote offers waardig; ziet gij, oogenblikken van walging en vermoeidheid als deze zijn mij zeer zeldzaam, en ik weet, dat zij niet zullen terugkomen; waar was ik met dien dwazen inval van ruste? o Zeker, ik voel nog in mij de kracht, om jaren lang te leven voor de pligten, die mij wel weinig vreugde brengen, maar toch zoo veel eere! wat sprak ik van te klein geacht te worden voor mijne taak? Zou ik het niet zijn, zoo ik mij door deze onbeduidende moeijelijkheden liet nederslaan? - ik, die zoo vele grootere heb getrotseerd! Te klein? - ik, die voel, dat ik er te groot voor ben; dat mijn geest zich beperkt gevoelt in dien engen kring der hofkabaal; dat het mij hard valt, als cesar, slechts de tweede te zijn, de tweede na eenen Vorst als filips V! Zij weten dit, en ziedaar, waarom zij mij wantrouwen en haten.’
‘Ik had deze gedachtenwending van u verwacht,’ sprak de Sieur; ‘maar rekent gij er op, Mevrouw! hoe schielijk, onder zulke omstandigheden, en omringd als gij zijt, eene enkele fout u bloot geeft, en hoe ligt eene fout is begaan? En ik blijf nog volharden bij mijnen raad: treed liever af, dan eene behendige tegenpartij de kans te laten u af te werpen.’ Maar zij schudde glimlagchend het hoofd. - ‘Van zoo iets is toch waarlijk wel de rede niet!’ Toen vervolgde hij ernstig:
‘Mevrouw! Mevrouw! ik vreeze, het ongeluk
| |
| |
heeft ons beiden geleerd, maar slechts mij alleen veranderd; ik heb mij gewapend tot moed in het ongeluk; gij zijt alleen bedacht op middelen om het te voorkomen; maar zoo het toch over u kwam, ondanks zulke voorzorgen, waar is dan uw steun? Zoudt gij dan op eenmaal vinden, wat ik eerst met langen kamp heb verkregen?’
‘Ja,’ zeide toen de Prinses, met eene innige zelfbewustheid; ‘ik geloof, dat ik dan in mijne eigene zielskracht dien zelfden moed zou vinden, dien gij eerst na langen en moeijelijken strijd hebt veroverd. Maar genoeg hiervan; ik had mij zelve beloofd, een paar uren te geven aan uitspanning en tafelgenot; wilt gij die met mij deelen?’
François had nog te veel belangrijke vragen op de tong, om de gelegenheid van een vrijer onderhoud te willen verzaken; hij nam plaats tegenover de Camarera-Major, en deze nieuwe herhaling eener oude gewoonte deed hen beide eene wijle ieder in zijne eigene gedachten terugzinken. De Prinses, die gaarne sprak, brak het eerst het stilzwijgen af, en begon hem allerlei ernstige en vrolijke bijzonderheden mede te deelen van het Spaansche hof, voorgevallen in den laatsten tijd; vertelde hem, wat den personen overkomen was, die hij had gekend, en in welke hij belang stelde. Bij het heen en weêr springen van dit gesprek noemde françois eens den naam van châlais, om, zoo het zijn kon, uit te vorschen, in hoeverre deze vergeten werd voor de sainbertôt. Maar de Camarera-Major hervatte streng: ‘de châlais heeft mijne gunst en genegen- | |
| |
heid gansch verbeurd. Zijne onvoorzigtige voorbarigheid is de schuld, dat men te Versailles met het huwelijksontwerp van den Koning bekend was, voordat ik lodewijk XIV, als hoofd van het huis Bourbon, hetzij confidentiëel, hetzij ceremoniëel, had kunnen verwittigen van die keuze. De Koning heeft zich beleedigd gevoeld; hij zal mij dit niet vergeven; een woord van amelot dezen avond heeft mij alles opgehelderd. Châlais heeft hierin dwaas gehandeld of trouweloos, en in ieder geval zal hij van nu af aan minder voor mij zijn, dan de sainbertôt, als deze mijnen last trouw en met behendigheid volbrengt.’
Hoewel de Sieur geene reden had, om deze uitspraak der Prinses te willen afwenden, sprak hij toch in het voordeel van den Graaf de châlais, in zooverre het de belangen gold zijner fortuin; maar de Prinses scheen onverbiddelijk.
‘Gij meent het dus ernstig met mijn' jongen beschermeling?’ vroeg hij eindelijk.
‘Laat hij mij slechts de gelegenheid geven, om hem te beloonen, en gij zult zien! - En als gij wist, op welk ontwerp ik nog verder peins, zoude ik zelfs uwe donkere trekken verhelderd zien. Maar er moet nog veel gebeuren; wij moeten eerst eene nieuwe Koningin hebben in dit paleis, en ik moet mij nog die laatste aanspraak hebben verworven op de dankbaarheid van de beide Koningen, opdat ook het laatste bezwaar met mijn prinsdom in Touraine moge worden weggeruimd door hunne vriendschap - dan - maar ook dan eerst, en wel- | |
| |
ligt duurt het nog jaren - zal ik als erkende en vrijmagtige Vorstin in het midden van Frankrijk bezit komen nemen van Chante-Loup. Diana zal dan Gravin de sainbertôt zijn, en zij zal eene bloedverwante leeren kennen, die haar lange reeds liefhad van uit de verte, en gij zelf, mijn vriend! gij zult mij dan geene te zware eischen kunnen doen.’
De Sieur françois glimlachte droevig over deze verre en hooge vlugt harer verbeelding, die noch door de jaren, noch door haren kamp met de werkelijkheid, scheen te kunnen worden verlamd. Hij geloofde niet aan de mogelijkheid eener verwezenlijking dier hersenschimmen; maar zij scheen er eenige zoetheid in te vinden, en hij wilde niets doen, om ze te verstoren.
Zij bleven nog eene lange poos verdiept in dergelijke vertrouwelijke gesprekken, en toen zij scheidden, was het, gelijk françois voorspeld had, met meer voldoening van beide zijden, dan ooit te voren. Hij zelf had de beste hoop verkregen van het eenige, waarin hij nog belang stelde, de toekomst van diana verzekerd te zien naar zijne inzigten, en de zekerheid van den verstorven' hartstogt in de ziel van haren echtgenoot mogt de ijdelheid der Prinses orsini eene wonde hebben toegebragt, dieper ging het niet, en zij voelde plotseling de verligting, die deze kalmere stemming geven moest in hunne verhouding tot elkander. Zij wist, dat zij nu voortaan in d'aubigny zoude vinden een' schranderen en beproefden vriend - hoedanigen
| |
| |
zij niet nevens zich had gehad in vele jaren; een' man, dien zij raadplegen kon met vertrouwen op zijn oordeel en op zijne geheimhouding; van wien zij zeker wist, dat hij geene eerzuchtige bedoelingen had, noch in het staatkundige eenige partij voorstond dan de hare; wien zij van hare geheimen kon mededeelen, wat zij wilde, zonder vreeze, dat hij naar meerder zoude vorschen, vooral nu de keuze van een' echtgenoot voor diana geen twistpunt meer was gebleven tusschen hen.
Na dezen avond scheen het als eene stilzwijgende overeenkomst, dat de Sieur françois zich dagelijks vertoonde in het paleis Medina, zonder zich evenwel te vermengen onder de hovelingen, noch in eenige aanraking te komen met iemand hunner, zonder dat zelfs zijne stugheid noodig had hunne voorkomendheden terug te wijzen, daar hij telkens met haast de voorzalen doorschreed, nooit de eigenlijk koninklijke vertrekken binnentrad, en slechts in het bijzondere apartement der Camarera-Major zijne bezoeken bragt. En de scherpe blikken der omringenden hadden opgemerkt, dat de prinses orsini van dien tijd af onrustig scheen geworden en luimig, als zij nimmer was geweest, en zij maakten hieruit hunne gevolgtrekkingen; maar zij bedrogen zich, zoo zij den Sieur voor de oorzaak hielden van die wisseling van regen en zonneschijn. Slechts was hij de vertrouwde van die oorzaken, en daarom welligt verhelderde zich haar voorhoofd, en was haar de borst verruimd, zoo vaak zij zich aan hem had kunnen mededeelen. En zij had re- | |
| |
den voor haar verdriet. Nadat hij berigt gezonden had van zijne aankomst in Turin, van zijne ceremoniële ontvangst aan het Hof, van zijn eerste vormelijk gehoor bij den Hertog, kwamen er van de sainbertôt niet dan onvoldoende tijdingen. Het is zoo, hij was toegelaten tot de Prinses elisabeth van Savoije, maar met al de stijve en omslagtige vormen, die de hofétiquette voorschreef, en onder deze omstandigheden had hij niet kunnen besluiten, om den tweeden brief der Camarera-Major af te geven; eene betere gelegenheid daartoe had hij nog niet kunnen opvangen. Op den eersten was daarbij nog geen antwoord gevolgd, en evenmin had de Graaf eenigen dieperen blik kunnen slaan in het gemoed en de gezindheden der jonge Vorstin. Intusschen hield men zich te Turin ijverig bezig met de toebereidselen tot het doorluchtig en
veelgewenscht huwelijk, en de tijd, vroeger tot de voltrekking bestemd, naderde alvast zoo snel, zonder dat de sainbertôt het eigenlijke doel zijner zending eene schrede genaderd was, dat de Camarera-Major hem begon te verdenken, zoo niet van ontrouw, dan ten minste van volstrekte onhandigheid. Haar schoot nog slechts een kort tijdbestek over, om zich te vergewissen van de eene, of de andere te herstellen; maar daartoe moest dan een werktuig gekozen worden van onfeilbare trouw. De Prinses orsini zag om zich henen - en zij durfde den blik laten rusten op niemand. François, die zich voorgenomen had in Madrid te blijven, totdat het lot van diana en de sainbertôt was beslist,
| |
| |
omdat welligt daarin zijne tusschenkomst noodig kon zijn, bood zich aan, om den jongen Graaf de laatste bevelen der Camarera-Major over te brengen, en hem ten steun te wezen bij zijne taak; doch Mevrouw orsini wist, dat zij voor hare zaak meer kon wachten van de list, dan van de eerlijkheid van haren zaakgelastigde, en alzoo kon zij d'aubigny's voorstel niet aannemen.
De Sieur was in het binnenste zijner ziel niet minder ontevreden op de sainbertôt, dan de Prinses zelve. Wantrouwend geworden door het ongeluk, rezen er duizenderlei treurige gissingen in hem op over de vreemde nalatigheid van den Graaf. Kon het terugzien der vroegere geliefde verkoeling hebben gebragt in zijnen ijver, om te handelen in de belangen van zijne tegenwoordige genegenheid? Had hij aan het Hof, in het midden van eenen vorstelijken kring, weder de vooroordeelen opgevat, die hem de verbindtenis met de dochter van den burger niet meer wenschelijk maakten als voorheen? In welken strijd en welke slingering verkeerde hij welligt niet, die hem in het uitvoeren zijner pligten belemmerde - aarzelen deed op het punt der uitvoering, en schromen, welligt juist daar, waar een snel en stout gebruik maken der gelegenheid alleen hem had kunnen doen slagen? Bijna kwam hij tot het besluit, dat de man, die, om diana te verkrijgen, geene grootere vastheid van geest kon ontwikkelen, harer niet waardig was; - en toch, de arme jonge Graaf had niets minder verdiend, dan deze ontevredenheid, dan deze be- | |
| |
schuldigingen; hij was noch onhandig geweest, noch traag, noch trouweloos; hij had geene gelegenheden verzuimd, maar geene enkele was hem voorgekomen; meer nog, hij had ze verwekt en bijgebragt met onvermoeibaren ijver en fijne vindingrijkheid, en geen achttienjarig minnaar had ooit met meer inspanning een tête-à-tête gezocht met de godes zijner ziele, dan diana's verloofde een enkel mondgesprek met de Prinses elisabeth, die hij niet meer beminde. En toch, alles wat hij zag en ondervond, bragt hem hoe langer hoe meer tot de wanhopige overtuiging, dat hij dit nooit verkrijgen zoude - noch dit, noch iets anders, wat hem had kunnen inlichten van de stemming der Prinses farnese jegens hem, en vooral jegens de
Prinses orsini. De waarheid is, dat hij zelf, bij zijn binnentreden in de hofzalen van Turin, eerst al het gewigt en al de zwarigheden had gevoeld van zijnen last, en boven alles, die van zijne houding, tegenover de jonge Vorstin. Dit drukte hem neder aan den eenen kant, en dwong hem aan den anderen tot eene omzigtigheid en terughouding, die hem noch de tegenwoordigheid van geest liet, noch de vermetelheid, om reeds bij zijne optrede met eenigen stouten sprong de gladde maar onverbreekbare keten te overschrijden, die de hofétiquette om hem had heengeslagen. Hij wilde liever wachten, totdat hij elisabeth zelve had gadegeslagen, om uit hare blikken de vrijheid te scheppen tot het doen van zulk eenen stap, of wel dien door haar begunstigd te zien, en als aangewezen, zoo als hij het zich
| |
| |
van vroegere dagen herinnerde. Dan het voorkomen der Prinses elisabeth gaf hem niets meer te lezen. Hare ziel was voor hem geworden, wat die voor alle omringenden was: een gesloten boek. Hare strakke en kalme trekken drukten niet ééne gewaarwording uit, noch bij zijn komen, noch bij zijn gaan. Hare stem zelfs beefde noch aarzelde bij de hoffelijke woorden, waarmede zij verpligt was zijne vormelijke toespraak te beantwoorden. Wel zeker moest er onder de bedeesde jonkvrouw eene sterke vrouw zijn verscholen geweest, dat zij zoo den grooten vorstinnenpligt der zelfbeheersching wist te oefenen; en toch scheen zij nog altijd dezelfde verdrukte en schroomvallige Prinses, die zich met moeite en met verdriet bewoog in deze wereld, voor wie spreken eene overwinning was op hare schuchterheid, en die zich verpletteren liet door eenen blik of een woord van hare Grootmeesteres. Die opmerking had de sainbertôt der Camarera-Major medegedeeld; dan daar het eene herhaling was van zijne vroegere inlichting, was dit van weinig beduidenis. Hem zelven behandelde elisabeth als een' afgezant, die kwam in den naam van een' aanstaanden gemaal, en wien zij daarom hoofsche beleefdheid en vorstelijke welwillendheid betoonen moest. Noch haat, noch liefde, noch toorn, noch ingenomenheid drong henen door dit digte masker, dat zij zich voor het gelaat had gedrukt; maar de sainbertôt, die iedere zijner pogingen, om haar met meerdere vrijheid te naderen, op eene onverklaarbare wijze zag teleurgesteld; die
| |
| |
iedere zijner bestberekende vindingen daartoe zag mislukken; die zich telkens belemmerd voelde door plotselijke hinderpalen, welke als uit den grond om hem heen oprezen, en die toch wist, hoe ligt het hem vroeger gevallen was te verkrijgen, wat nu onbereikbaar scheen geworden, begreep ten laatste, dat haar wil die verhinderingen in den weg had gesteld, en hieruit zelfs vatte hij nieuwe hoop, want hij vermoedde toorn, tegenzin of vrees voor hem in die handelwijze, en beide moesten hem meer welkom zijn dan onverschilligheid. Hij begreep dus zijne zaak gewonnen te hebben, als hij slechts de gelegenheid vond, die te bepleiten, en daar hij zich zeker hield, van de zijde der Prinses die gelegenheid niet te verkrijgen, wendde hij zich tot den Hertog zelven, wien hij verzocht om een geheim en niet ceremoniëel gehoor bij de Prinses, niet uit naam van den Koning van Spanje, maar uit dien der Prinses orsini, van welke hij eenen vertrouwelijken brief te overhandigen had aan de bruid des Konings.
Victor amadeus glimlachte zoo vriendelijk en zoo valsch, als hij gewoon was, wanneer hij iemand ging bedriegen. Hij betuigde eene zoo groote achting en genegenheid te gevoelen voor de doorluchte vrouw, die zoo groote diensten deed aan het Koningrijk van Spanje en aan hem zelven, dat iedere van hare begeerten voor hem een bevel was, zoowel als voor zijne dochter, en dat hij zich dus belastte, met nog dien eigen' dag den Graaf de gelegenheid te verschaffen, om zijnen brief te overhan- | |
| |
digen. De sainbertôt moest wel gelooven aan eene zoo stellige belofte - hij volgde dus gretig de oproeping tot een gehoor bij de Prinses, dien eigen' dag - hij werd werkelijk heengeleid naar eene galerij bij haar bijzonder en geheim kabinet, eene plaats, die hij zoo goed kende; maar hij vond er, nevens de Grootmeesteres, den gewonen Ambassadeur van Spanje en dien van Frankrijk, die zich onderhielden met den Hertog. Deze verklaarde die ontrouw aan een gegeven woord met slechts ééne verontschuldiging. - Als toekomende Koningin van Spanje, kon de Prinses niet te veel voorzorgen nemen, om haren gemaal te behagen, en zij meende hem te moeten eeren door geene enkele geheimzinnige handeling; - zij meende hem te moeten eeren door het vertrouwen in zijnen Ambassadeur. De Gezant van Frankrijk had zich kunnen beleedigd voelen, van deze bijeenkomst uitgesloten te zijn, en in het eind, ‘wij zijn hier immers toch zoo goed als in familie?’ had victor lagchende geëindigd. De sainbertôt was zoo verslagen en zoo teleurgesteld, en zoo gloeijend van verontwaardiging, dat hij niets konde antwoorden; maar toch was hij gedwongen, zijnen gewigtigen brief uit de handen te geven. De Prinses gaf dien, na hem te hebben ingezien, over aan hare Grootmeesteres, welke er den Hertog de mededeeling van deed, hetgeen maakte, dat de Graaf noch den
indruk kon bespieden van het geschrevene, noch er een enkel woord bijvoegen tot opheldering, noch van haar eenig antwoord verkrijgen. Hij moest zijn afscheid
| |
| |
nemen met verbetene spijt, en verslag doen van deze geheele mislukking aan de Camarera-Major. De smartelijke teleurstelling, die in dit berigt heenklonk door al zijne woorden; de wanhoop, die er hier en daar doorschemerde, verzekerde Mevrouw orsini van zijne trouw, en den Sieur françois van zijne getrouwheid - maar dat belette niet, dat de eerste nu snel en zeker hare maatregelen moest nemen, zoude hare angstige voorzorg niet tot eene onherstelbare onvoorzigtigheid worden. Toen zag zij op alberoni, wiens fijne list en vindingrijke slimheid en snelheid van uitvoeren zij had leeren kennen; dien zij misschien niet volkomen vertrouwde, maar dien zij voor vast aan zich dacht gehecht te hebben door ruime weldaden voor het tegenwoordige, en door de vleijendste vooruitzigten in de toekomst; dien zij tot deze zending te liever gebruikte, naar mate hij minderen lust scheen te betoonen, die op zich te nemen, en vooral, omdat zij eenen man noodig had zonder schroom, en zonder geweten op het punt van opregtheid, tegenover de personen, waarmede zij handelen moest. Zij overwon dus zijnen tegenzin, om Madrid te verlaten, een' tegenzin, die voornamelijk zijne oorzaak had in de bekende onderhandsche intrigue, waarin de kleine Abt zich verwikkeld had; zijn aardig goochelspel met het bevorderen eener veelbeduidende correspondentie, dat hij nu met het meeste gemak had kunnen drijven, sinds het vertrouwen der alleenheerschende Hofdame hem dagelijks daartoe de middelen in handen gaf; en het afbreken
| |
| |
hiervan was hem zelven eene zoo groote grieve, als het den Koningen van Frankrijk en Spanje hinderlijk scheen te moeten zijn. Zelfs hoopte hij van den laatste tegenstand te zijnen voordeele; dan tot zijn verdriet bepaalde zich deze tot eene korte betuiging van spijt, waarna filips met zijne stompzinnige volgzaamheid zich troosten liet door de Camarera-Major over het vertrek van zijnen gunsteling. Alberoni dan nam de reis aan naar Turin met de plegtigste verzekeringen van behendigen ijver en van onwankelbare trouw aan de Prinses orsini, beloften, waarop deze vertrouwde, omdat zij hem had laten zien, hoe weinig de wil van filips beduidde tegen den haren, en hoe veel beter het hem zijn moest, haar vriend te zijn, dan de vriend van den zwakken Koning!
De Abt alberoni kwam te Turin aan, juist op het oogenblik, dat de sainbertôt, in zijne vertwijfeling aan eene goede uitkomst, en in zijnen angst diana's hand verbeurd te hebben, een' vond had uitgedacht en meende uit te voeren; een' vond, roekeloos en stout als de vertwijfeling zelve, maar waarmede hij hoopte zijne belangen te redden, met die, welke aan zijne zorg waren toevertrouwd, schoon de kans er nevens stond, dat die alle te zamen bij mislukking reddeloos verloren konden zijn.
|
|