| |
| |
| |
[4]
Niemand had tot hiertoe nog eenig voordeel kunnen doen met de komst van den Sieur françois aan het Spaansche Hof, dan de kleine slimme Abt alberoni, die daarvan zoo goed had weten partij te trekken. Na de dienst, die hij haar bewezen had, moest de Camarera-Major tusschen twee maatregelen kiezen; dien behendigen man meer vertrouwen te schenken en door goedheid aan zich te verbinden, of in nog grootere verwijdering te houden, en hem op zulk eenen afstand te brengen, dat hij onschadelijk werd; dit laatste was niet doenlijk bij de belangstelling van den Koning in hem, bij het gegeven woord aan den Franschen Gezant, en bij de sterke aanbevelingen van het Hof van Versailles, die hij medebragt van zijnen laatsten togt naar Parijs. Zij koos dus het eerste, en zij bragt hem met den Koning zamen na de mis. De dankbaarheid van den Abt en de kinderachtige blijdschap van filips V voor deze verrassing maakten van deze welwillendheid eene zoo groote gunst, dat de Prinses met eenigen argwaan dat eerste onderhoud gadesloeg; doch het was van de zijde des Konings niets dan eene reeks van flaauwe en onbeduidende vragen eener kleingeestige nieuwsgierigheid naar zijne bruid, en van de zijde des Abts vlugge en duidelijke antwoorden, die geenerlei dubbelzinnige be- | |
| |
duidenis mogelijk maakten, noch eenigen argwaan konden wekken, gekruid met die clownachtige scherts, en die kleine Italiaansche vleijerijen, die dezen man tot eenen uitnemenden gezelschapshouder konden maken voor een' Monarch, welken zij met iederen dag meer in eenzame afzondering beperkte, en wien zij zelve toch niet altijd onmiddelijk nabij kon zijn, noch veroordeelen kon volstrekt alleen te blijven met zwijgende Grooten, die hem verveelden. Niets dan eene dergelijke taak scheen de eerzucht van den Abt nu te beoogen, en de Camarera-Major scheen hem die voor het oogenblik toe te vertrouwen, of wel zijne trouw te willen beproeven;
of wel vergat zij eene wijle hare gewone waakzaamheid om eene zaak, die haar afleidde en hare geheele belangstelling vorderde: den brief der Maarschalkin van Noailles, dien men haar bragt in het vertrek des Konings; ten minste, zij liet alberoni met filips V zamen, toen zij zich verwijderde, om onbespied over die gewigtige mededeeling na te denken. Het is niemand gegeven te aller ure wijs te zijn; het is den slimmen, den schranderen, den listigen, niet toegezegd, dat zij geheel hun leven door, geene fout zullen begaan, waarvan een nog slimmer, nog meer schrandere, nog meer listige, gebruik zal weten te maken. De Fransche Italiaan alberoni verschalkte de Italiaansch-Fransche orsini, als bij toeval, door hare eigene onoplettendheid. Het leven van dien man, die later de mazarin van Spanje werd, is bekend; wij willen hier alleen even herinneren zijne geringe afkomst, die hem tot eene
| |
| |
onbekendheid scheen te veroordeelen, waaruit hij zich het eerst verhief door natuurlijken aanleg en grondige studie, en door zijne bekendheid met de klassieke Letterkunde, die hem de achting en genegenheid won van roncoveri, een' gunsteling van den Hertog van Parma; hoe die eerste beschermeling hem tot geleider maakte van een' geliefden neef, welken men reizen deed, en hem later de ladder zette tot het beklimmen van de diplomatische koord, toen hij hem in zijne plaats wist te schuiven bij zekere onderhandeling van zijnen meester met den zonderlingen Hertog vendôme, wiens ruwe manieren en dwaze aanmatiging zijne bisschoppelijke waardigheid kwetsten; - hoe hij den Sybaritischen Franschen Hertog won door zijne Italiaansche maccaroni en zijne Italiaansche lazzi, en hoe hij zich onontbeerlijk maakte, terwijl hij nieuwe sausen uitvond voor de gulzigheid van zijnen meester, nieuwe grappen voor zijnen schertslust, en onderwijl zijne traagheid van geest het nadenken over staatszaken verligtte, en hoe vendôme zich niet weder van hem wilde scheiden, en hem met zich voerde naar het Spaansche Hof, waar de slimme fortuinzoeker een waardig tooneel meende gevonden te hebben voor - ja, wij hebben het beeld toch reeds gebruikt - voor zijn' diplomatischen koordedans; - hoe hij meende zich te mengen in de Spaansche staatszaken; met den Spanjaard macañaz een plan ontwierp voor het financiewezen, dat zeker een van de meest lijdende takken des bestuurs was in het Koningrijk; maar het plan was óf zoo goed,
| |
| |
dat het onuitvoerlijk zou zijn, omdat het drukken zou op hen, die het moesten uitvoeren, óf zoo slecht, dat het kon uitgevoerd worden, en dus alleen den druk vermeerderen van wat reeds bezweek - het volk, - zeker is het, dat de Prinses orsini en hare Ministers den indringer op de vingers tikten, en voor eene wijle weerden, terwijl kort daarop de dood van vendôme hem gelegenheid gaf, zich, als de vertrouwde van al diens geheimen, met geluk aan het Fransche Hof voor te stellen, waar men besloot partij te trekken van zijne slimheid en bruikbaarheid. Van daar af zien wij hem in onzen roman, want hij werd toen naar Spanje teruggezonden met sterke aanbeveling aan de Camarera-Major, die daarop geen acht sloeg, of wel zoo veel acht sloeg, dat zij juist om die dringende aanbeveling den beschermeling ter zijde schoof; toch gebruikte zij hem bij de onderhandelingen, die zij had aangevangen met het Savooische Hof, om den Koning van Spanje uit te huwen aan elisabeth farnese; doch, hetzij zij hem bij die gelegenheid verdacht van partijdigheid voor den Hertog van Parma, hetzij hij hare bedoeling niet goed had begrepen, of willens met al te veel snelheid doorgezet, het is zeker, dat het al te spoedig slagen van die onderhandeling hem zoo veel kwaad deed in haar gevoelen, dat zij hem ter zijde schoof op eene wijze, die de klagten van amelot regtvaardigde, totdat zijne hulpvaardigheid te goeder ure, of liever het behendig afloeren van eene goede kans, hem weder op de hoogte bragt, die hem ter taak
| |
| |
gesteld was te bereiken. Want het was niet anders; het Fransche Hof had eindelijk geleerd orsini te wantrouwen; sedert hare wederoprigting in 1705, had het menige en menige grieve van haar met geduld verkropt; maar in den laatsten tijd, vooral sedert den dood der jonge Koningin, waren de kleine steenen des aanstoots tot scherpe rotsen der ergernis vergroot geworden. De hardnekkige onwil, dien zij filips V inblies tegen verschillende vredeverbonden, en vooral de wijze, waarop zij hem volharden deed in de weigering van het onderteekenen van den Utrechtschen vrede, had reeds sterk tegen haar verbitterd, en te sterker nog, daar de grond van dit alles haar eigenbelang was, haar onvoorzigtig doordrijven van eene gril, hare aanspraken op een vorstendom; daarna, in het weduwnaarschap van zijnen kleinzoon, martelde zij lodewijk XIV door het openlijk vertoon van hare onbeperkte heerschappij op dien Vorst, en liet hem in duizend angstige gissingen, hoever zij hare eischen zoude drijven, en hij zijne zwakke volgzaamheid; maar - schoon hem rust gewerd van een zijner bangste vermoedens, de bespottelijkste mésalliance, die de Koninklijke geslachtlijsten zouden hebben aan te wijzen, - het andere huwelijk, dat zij uitdacht, en onderhandelde voor filips V, zonder medeweten of toestemming van diens grootvader, was de hardste grieve, die deze nog van de heerschzucht der Hofdame had moeten verduren. Hij, zoo kleingeestig gezet op dit punt van zijn gezag, dat hij zelfs de hand wilde hebben in de hu- | |
| |
welijken zijner Pairs, hij moest een' zijner kleinzonen, een' zulken, dien hij op eenen troon had geplaatst, in den echt zien verbinden, zonder dat men hem eens in dit voornemen had gekend! Van toen af was hem de vrouw, die hem dat had durven doen, een voorwerp van argwaan, van vreeze, van haat. Sinds dien tijd moest hij zich van
een middel verzekeren, om des noodig met zijn' kleinzoon te kunnen onderhandelen buiten haar - dit middel moest alberoni zijn. Een minder rad, een minder slim, een minder behendig persoon, een, die minder vlug eene fout konde goedmaken door eene grap, en een' val vergoêlijken door een' sprong, ware een halve maatregel geweest in zulk eene teêre zaak; juist hij was er een, die doel trof.
De Abt dan was zamen met den Koning van Spanje, maar toch niet alleen; zoo ver was de zorgeloosheid der Camarera-Major niet gegaan. Twee Granden van Spanje deelden deze eere met hem; edellieden, die het regt hadden aan de speeltafel des Konings plaats te nemen, en genoeg middelmatige schaakspelers waren, om aan filips een spel te verliezen - nog meer middelmatige verstanden zeker, daar alle Spanjaarden van buitengewone talenten in verwijdering werden gehouden. Die twee Granden, âmes vendues van orsini, stonden, in zwijgende deftigheid, den wenk des Koninklijken welbehagens af te wachten, die hen uitnoodde tot een spel - terwijl de kleine Abt, zoo nabij den leunstoel des Konings gedrongen, als de étiquette het slechts gedoogde, met de rapste tong, die zich ooit tot Fransche klanken
| |
| |
leende, en den zoetsten toonval, dien een Italiaan weet magtig te worden, hunnen meester bleef onderhouden met zoo veel gemak en zoo veel onverflaauwde levendigheid; alsof zijne stof onuitputtelijk ware. Zij was zoo onschuldig tevens, dat orsini achter hem had mogen staan, zonder dat zij gehoord zoude hebben, wat haar ergernis gaf, of hem schaamte.
De jonge Koning had hem ondervraagd naar het voorkomen zijner aanstaande gemalin, die alberoni gezien had, en wier bevallig portret hij wantrouwde, en de Abt had hem reeds voor de derde maal dezelfde, maar telkens eenigzins anders gekleurde beschrijving gedaan van het uiterlijke zijner vorstin. Nu het laatst had hij gesproken van haren zwanenhals, hare raafzwarte lokken, haren valkenblik, haren arendsneus, en was er dus in geslaagd de jonge Prinses te versieren met zoo vele schoonheden uit het gevederd dierenrijk, als welke haar, in één denkbeeld zamengevoegd, tot een monster zoude gemaakt hebben, waarvan men in de herscheppingen der fabelleer nog geen voorbeeld kende. Het is toch zóó, dat wij onze schoonen prijzen, zelfs in romans, vooral in dezen tijd! Hoe het zij, de jonge Koning was met de beschrijving tevreden, en scheen volkomen overtuigd van hare waarheid, en de Abt was nu genaderd tot eene herhaalde optelling harer deugden, harer gewoonten, harer lievelingsbezigheden; maar daar deze geheele apologie voor hem slechts middel was en geenszins doel, en daar hij begreep, dat Mevrouw orsini hem niet
| |
| |
vele zulke weinig bespiede oogenblikken met den monarch zoude gunnen, zeide hij opeens in zulk sissend en rad Fransch, dat alleen een Franschman, als filips was, hem verstaan konde. ‘Sire! ik zoude Uwer Majesteit nog heel veel hebben mede te deelen; op een' anderen tijd; nu wenschte ik haar eene kleine proeve van necromancie te geven, een middel tegen verveling in ledige en eenzame oogenblikken, als il mio Re er vele hebben zal.’
‘O! hoe te velen!’ zuchtte filips.
‘Een kunstje om verlangen en ongeduld te stillen, en de vervulling van zoete wenschen naderbij te brengen,’ vervolgde alberoni, terwijl hij de houding aannam van een' goochelaar, die de aandacht van zijn publiek zocht op te wekken; ‘maar daartoe zou ik noodig hebben, dat die twee Spaansche statuëtten mij niet altijd op de handen bleven zien, alsof ik Uwe Majesteit de Vliesorde van de borst zoude rukken.’
‘Ik kan hen niet verwijderen; zij zijn hier in hun ambt!’
‘Zoo Uwe Majesteit zich dan de moeite wilde geven van haren armstoel op te staan, en even hier bij dat venster te komen.’
‘Dan hebben zij het regt mij den arm te bieden; dat is hen herwaarts lokken,’
‘Ahi Dolore!’ riep de Abt, terwijl hij zijne oogen zoo kluchtig verdraaide, dat de Spaansche Heeren bijna glimlachten.
‘Sire!’ riep hij toen met een plotseling besluit, ‘is het dezen Signori vergund, Uwer Ma- | |
| |
jesteit den rug toe te keeren voor drie seconden?’
De Spanjaarden zetten groote oogen op; filips glimlachte vrolijk.
‘Indien wij het hun verzoeken, en zoo het was om ons te vermaken, waarom niet?’ antwoordde hij.
‘Welnu, il mio Re! verzoek, beveel het hun dan, en gij, Signori! ik bidde u, verhoor il povero Abbate! het is te doen om eene grap, om onzen Koning te vervrolijken.’
De Granden zagen elkander aan, en daarop zeide een hunner langzaam en ernstig: ‘Men zou de Camarera-Major moeten raadplegen.’ Alberoni verbleekte een weinig,
En filips riep verdrietelijk: ‘Ik wenschte, dat Hare Excellentie hier ware, om deze groote zwarigheid op te lossen.’
En naauwelijks had hij deze woorden geuit, of een der Heeren verwijderde zich met eene diepe buiging; hij hield dit voor een bevel, om de Prinses te laten roepen.
De Abt verloor toch niet zijne tegenwoordigheid van geest; hij wierp snel eenige voorwerpen van de tafel ter neder, als bij toeval met de mouw zijner soutane, en toen de Grande zich moeite gaf, hem te helpen die op te rapen, hief hij zich snel op, onder schijn van filips een papier aan te geven, en drukte hem in plaats van dat, een' brief in de hand. De Koning verschrikte en scheen willens te weigeren dien aan te nemen; maar alberoni's
| |
| |
blik en gebaar bad hem zoo dringend, dat hij dien nam, en opdat hij tijd zoude hebben te lezen, wipte de vlugge Abt den nedergebogen' Grande op zijde, drukte hem met de beide handen neder, en sprong, met den uitroep: Benissime!’ over hem henen, terwijl hij hem het opzien belette. De Spanjaard hief zich verward en geërgerd op; maar de Koning lachte, en de Abt wierp zich zoo kluchtig en met zulke satyrisch demoedige gebaren aan zijne voeten, beschuldigende zijne Italiaansche levendigheid, dat de Edelman eindigen moest met te glimlagchen.
Filips was bij het inzien van den brief zeer bleek geworden; zijne flaauwe oogen begonnen grooter en meer donker te worden van gemoedsbeweging, en nu bragt hij schielijk de hand naar zijnen vestzak, als zocht hij zijnen tandenstoker, om het geschrift te verbergen; en het was tijd - de Edelman kwam terug en schielijk daarop trad de Camarera-Major binnen. Maar de Abt had nog kunnen zeggen: ‘Zoo er antwoord op volgt, aan niemand dan aan mij, Sire!’
Maar er scheen geen antwoord noodig, en zijne vraag bewees, dat zelfs alberoni onkundig werd gehouden van de intrigue, waartoe hij gebruikt werd.
Toen men de Prinses het onbeduidende verschil had voorgelegd, tot welks beslissing men haar had ingeroepen, verhelderde zich haar blik; een onbestemd voorgevoel had haar iets gewigtigs, iets onaangenaams voorspeld, en zij was te zeer gewoon, om ter wille van de kleingeestige vraagpunten der
| |
| |
étiquette in de ernstigste bezigheid te worden gestoord, om zich veel te verwonderen, of zeer te ergeren bij dit afbreken van haar onderhoud met een' man, tegen wiens invloed zij toch gevoelde, dat zij altijd op hare hoede moest zijn.
De Camarera-Major besliste het belangrijke vraagstuk ten gevalle zoo zij meende van filips, op grond, dat de voorschriften der Spaansche hofétiquette op dit punt zwegen, en het voorbeeld van lodewijk XIV, die bij onderscheidene spelen dergelijke vrijheden toestond, tot hetzelfde geregtigde. Maar tegelijk rigtte zij eenen scherpen blik op alberoni, terwijl zij vroeg, met welke aardigheid de Abt den Koning had willen vermaken, die voor Spaansche Granden zulk eene overschrijding van het gebruik noodig maakte.
Excellenza zal mij de eer doen van mijn klein tooverspel mede aanschouwster te zijn?’ vroeg alberoni met eene soort van verrukking, die misschien de overspanning der onrust was, want hij wist zeker nog niet regt, wat hij zoude aanvangen.
‘Wij wenschen daarvan nu verschoond te blijven,’ sprak de Koning; ‘wij zijn niet meer in de stemming om te lagchen. Men zal mij het meest verpligten met mij rust te geven.’ Hetzij dit voorgeven waarheid was, hetzij filips werkelijk de gevatheid had zijnen geheimen berigtbrenger te willen redden, deze wijze van het te doen was niet de gelukkigste, want zij had van orsini's zijde natuurlijk de vraag ten gevolge:
| |
| |
Wat Zijne Majesteit dus ontstemd had in zoo korte oogenblikken?’
Filips scheen in het eerst verlegen met het antwoord; maar na eenige aarzeling sprak hij met de karakterlooze zwakheid, die een' vriend opofferde, om zich uit eene kleine zwarigheid te redden: ‘Mijnheer alberoni heeft mij berigten medegedeeld uit Parijs, die.... dat....’
De Prinses luisterde met gespannen aandacht; de Abt, die begreep, dat eene verklaring nog het minst gevaarlijk zoude zijn in zijn bijzijn, dan in zijn afwezen, of die zich sterk gevoelde tot iedere uitredding, zeide stoutmoedig:
‘Ik bid u, Sire! deel Hare Excellentie alles mede zonder terughouding, wat ik u heb toevertrouwd tot dit einde; maar verwijder onnoodige getuigen,’ sprak hij zacht tot de Prinses, die daarop de Spaansche Heeren herinnerde, dat bij hare tegenwoordigheid hunne dienst onnoodig werd.
De Koning vervolgde toen, niet zonder eenen blik van verwondering op den Abt: ‘Mijne trouwe vriendin! men gelooft te Versailles dat men de onderhandeling van het huwelijk met opzet rekt!’
‘Praatjes van het volk, dat niets begrijpt van diplomatische langzaamheid,’ zeide orsini.
‘Neen, Signora Principessa!’ sprak de Abt ernstig, ‘een gerucht van de Fransche Ambassade.’
‘Tegenwoordig komen van daar altijd de berigten, die mij onaangenaam moeten zijn.’
‘En mij dan!’ sprak de Koning verdrietig, ‘want
| |
| |
juist hetgeen Mijnheer de Abt mij heeft medegedeeld van mijne bruid, doet mij sterker dan ooit naar deze verlangen. De grâce, douce amie! doe het uwe, om aan de verdrietelijkheden een einde te maken; bespoedig het huwelijk, en..... zoudt gij nog niet eens aan de Prinses elisabeth schrijven?’
‘Waarom, Sire?’ sprak de Prinses, bevreemd opziende, dat hij aan haar raad gaf. ‘Mijn laatste is door Hare Hoogheid nog niet eenmaal beantwoord geworden.’
‘Dat spijt mij, dat spijt mij zeer,’ herhaalde de Koning, ‘ik had zoo vast gehoopt, dat gij groote vriendinnen zoudt worden.’
‘Daar is niet ééne reden, om het tegendeel te gelooven,’ sprak orsini, ligt den mond zamentrekkende. ‘De Prinses van Parma heeft er ten minste duizend, om de mijne te zijn.’
‘Ahi! het huis Parma is niet sterk op het punt der dankbaarheid,’ merkte alberoni aan.
Dit woord van hem scheen der Camarera te bevallen. Filips, die van dit alles niets meer begon te begrijpen, wien men geschreven had - lodewijk XIV zelf - dat de Abt het vertrouwen genoot van het Fransche Hof, terwijl hij hem handelen zag, alsof hij het zonder geweten zou verraden, en die te zwak van hersens was, om zoo vele denkbeelden tegelijk te verbinden, als er noodig waren, om den fijnen Italiaan te begrijpen, deed het beste, wat hij doen kon; hij sloot de oogen halverwege, als wilde hij insluimeren, liet zich in zijne kussens
| |
| |
terugzinken, en zeide: ‘Ik geloof, Mevrouw! dat Mijnheer de Abt u te allen tijde beteren raad zal kunnen verleenen, dan ik, die reeds eenmaal heb te kennen gegeven, dat ik rust verlang.’
‘Wij zullen Uwe Majesteit alleen laten,’ zeide orsini snel; ‘het is daarbij welhaast het uur van haar middagmaal; tot zoo lang zal ik strenge bevelen geven, dat niemand Uwe Koninklijke rust store.’
En van alberoni gevolgd, verliet zij het vertrek, met de gebruikelijke pligtplegingen.
Het is vreemd, dat Monsignore amelot u dat dezen ochtend niet mededeelde,’ sprak, zoodra hij zich met orsini alleen bevond, alberoni, die begon te herleven, nu hij begreep, dat filips nog eenige voorzigtigheid wist te gebruiken.
‘Nog vreemder, dat men er den Koning mede komt verontrusten,’ hernam de Camarera-Major streng.
‘Mag ik la Signora Principessa onder de aandacht brengen, dat zij mij nog geene seconde onbespied gehoor heeft kunnen geven, sinds ik de eer heb in hare dienst te zijn,’ zeide alberoni met beduiding; ‘en dat ik zeker kon zijn, dat de Koning haar mededeeling zoude doen van al mijne woorden; mijne Signora Principessa vertrouwt mij toch wel zoo veel overleg toe, om onzen gezegenden monarch niet tot het werktuig te kiezen van eenig verraad tegen zijne vriendin! zoo ik dat bedoelde....’ Die overweging stelde orsini in waarheid gerust.
‘Ik heb nog den Koning moeten zeggen, dat die
| |
| |
aarzeling van het Spaansche hof de ministers en het Fransche kabinet ontrust; maar hetgeen ik Zijner Majesteit niet moest zeggen - en dat u te weten noodig is..... een vroegere argwaan is bij Koning lodewijk weder opgeschoten.....’
‘Maar, Hemel! welke dan?’ vroeg orsini ongeduldig.
‘Uwe Excellenza vergeve mij, het klinkt vermetel, maar zij is zelve het voorwerp van dien argwaan. Men vreest, dat vernuft en schoonheid, zeldzame gaven en zeldzame deugden u brengen zullen op een' troon, dien gij reeds zoo na staat....’
‘Foei, foei, l'Abbé!’ zeide zij met het welgevallige glimlachje, waarmede zij zwak genoeg was iedere vleijerij te beloonen - ‘op mijne jaren..... de Koning.....’
‘Alle Dames klagen over haren ouderdom, juist als zij nog niet oud zijn,’ zeide alberoni; - ‘maar in ernst, Principessa! de zaak is waarschijnlijk genoeg om tegenspraak noodig te hebben. Wat de Koning u ried, kwam van mij: schrijf der Prinses van Parma, dat zal velen geruststellen.’
‘Men zal het vooreerst buiten die geruststelling moeten doen,’ hernam orsini; ‘al wantrouwde men mijne eerzucht, men moest mijn verstand niet verdenken!’
‘Mijne gebiedster heeft gelijk, zoo als altoos, maar, hetzij zij mijnen raad volgt of verwerpt, - de Fransche Gezant heeft niet noodig te weten, dat ik dien gaf; - gij moet weten, serenissima Padrona! ik ben hier aan dit Hof gekomen, om eene dubbele
| |
| |
rol te spelen. Ik ben gesteld onder de orders van den Franschen Gezant, maar ik ben reeds genoeg Franschman, om een klein weinigje zaken te doen op mijne eigene hand, en ik zie niet, wie ik daartoe beter zou kunnen dienen, dan Uwe Excellentie, die hier alles in de hand houdt....’
‘Gij schijnt mij de man toe, om eene driedubbele rol op u te durven nemen,’ sprak orsini na eenig beraad.
‘Eh giusto! Signora Principessa! en welke dan?’
‘Die van twee meesters te verraden aan een' derden?’
Toen sprak de Abt, zich opheffende, met al de eerlijke opregtheid, die een volmaakt reine van bedrog had kunnen aannemen:
‘Neen, Signora! Ik verraad niet wien ik aangenomen heb opregt te dienen.’
‘Om mij te overtuigen, dat ik die bevoorregte ben, eisch ik, dat gij alle betrekkingen met het Fransche Gezantschap afbreekt.’
‘o! Hoe volgaarne! slechts was het een goed middel, om te weten, wat men daar spreekt.’
‘Daarvoor heb ik andere hulp dan de uwe, zoodra ik er belang in stel. Daarbij wil ik u op het paleis Medina houden; ik heb reden te gelooven, dat er zich onder de Spaansche Hovelingen eene partij vormt voor de aanstaande Koningin; ik wil weten, wat zij drijft.’
Alberoni sloot de kleine digte oogen nog meer toe, dan gewoonlijk, maar zijne ooren waren wijd geopend.
| |
| |
‘Si prevolga da me! dat kan mia Signora mij overlaten; die kabaal zal vervolgd worden tot in hare fijnste kronkelingen. Ik wensch onzen Koning eene schoone Koningin; maar de oude regering moet hare kracht houden. Si Deo voluntas!’
‘alberoni! zijt gij opregt?’
‘Opregt, Mevrouw! ik heb hiervoor maar één woord!’
‘Het is mijn ongeluk, dat ik niet meêr weet te gelooven.’
‘Geloof dan niet, maar beproef.’
‘Welnu, ik zal dat doen. Ik moet toch iemand vertrouwen. Luister, ik heb eene bezigheid voor u: De man, die zich noemt de Sieur françois, woont bij de Puerta del Sol, Casa Nueva; - gij zult naar hem toegaan, en hij zal u aan een' jongen Edelman voorstellen, wien gij uit mijnen naam, hoort gij, uit mijnen naam, zult uitnoodigen, u te volgen. Gij zult hem den geheimen trap langs voeren, door de vertrekken van de Koningin henen naar het kabinet van dezen ochtend; - gij zult dien jongman geene vragen doen, noch de zijnen beantwoorden, en opdat niemand in Madrid u beide zamen zal opmerken, zult gij hem afhalen in een gewoon huurrijtuig, waarvan gij de gordijnen zult laten vallen.’
‘Op welken tijd zal ik gaan?’
‘Tegen het uur van de Siësta.’
‘De bevelen van Uwe Excellentie zijn zoo duidelijk, dat het mijne schuld zal zijn, zoo zij niet tot haar meeste welgevallen worden uitgevoerd.’
| |
| |
En zeker, de Abt had geen ander plan, dan de Camarera-Major hierin goed te dienen; hij had geen' anderen last dan des Konings huwelijk met elisabeth van Parma te bespoedigen, door alle middelen, die in zijne magt waren, en den jongen Koning eenen weg te verschaffen, om met zijnen grootvader van Frankrijk geheime briefwisseling te houden, zonder weten der Prinses orsini. Schoon het volvoeren dezer laatste zending zeker eene ontrouw was tegen deze, was de Abt evenwel noch belast, noch werkzaam met eenigen aanslag tegen haren invloed, of haar gezag, en meende hij inderdaad zich voort te helpen, door haar te dienen, tegelijk met zijne meesters in Frankrijk.
Maar het is reeds eene Bijbelsche uitspraak, dat men geene twee Heeren kan dienen, zonder een' van beide te vertoornen en te verraden.
|
|