| |
| |
| |
[2]
De afkomst van den Sieur françois, hoewel niets meer dan burgerlijk, was evenwel noch gemeen, noch van dien aard, dat zij hem tot den stand van een' dienende veroordeelde. Zijn vader was procureur van het Châtelet te Parijs, die goede zaken deed; hij zelf was eenige zoon, en, bij de gewoonte der ouders, om hunne kinderen hooger te plaatsen, dan zij het zelve zijn, had hij welligt tot eene of andere magistraatswaardigheid kunnen opklimmen; zijn vader ten minste had plan, hem te laten studeren, en daarna de keuze van zijnen stand te bepalen naar de mogelijkheid van het oogenblik; doch daar de lieden van den toga door den lageren adel zelfs niet met gelijkstelling werden vereerd, zoude dit nog de weg niet geweest zijn, om tot eene Prinses orsini te komen, zoo de jonge d'aubigny niet met één greep zelf het roer van zijn lot in handen had genomen, en dat gansch omgewend. De tienjarige knaap haatte studie en wetenschap, en brandde voor kunst en mechanieken arbeid. De lessen van zijnen teekenmeester deden hem de vingeren jeuken naar het penseel van den schilder; het weinige, dat men hem instampte van wis- en meetkunde, deed hem snakken naar de toepassing van hare regelen. Wee den timmerman, die, in zijns vaders huis werkende, eene zaag of
| |
| |
eenen beitel vergeten had! de vlugge françois had, met veel behendigheid voor een' oningewijde, maar niettemin tot groot nadeel van de fijne werktuigen, zich daarvan bediend tot eenige kleine nabootsing van het ambacht. Wee den huisschilder, die voor een oogenblik verfpotten en penseelen uit het oog verloor, of liever wee den ouden Heer d'aubigny, die niet slechts een meubel of een sieraad zag gesierd met meer kleuren, dan volstrekt noodig was, maar ten laatste nog in onderhandeling treden moest over verkwiste verfstoffen! Dat gaf aanleiding tot menige hardheid, tot menige bestraffing; doch het bragt den vader niet op het denkbeeld, dat zijn zoon zeker een middelmatig regtsgeleerde zoude worden, welligt een groot man in eene werktuigelijke kunst. Het werd den armen françois wel toegesnaauwd, dat hij als krullejongen of als opperman zoude sterven; maar het kwam niet in den berisper op, er voor te zorgen, dat hij als een bekwaam timmerman zou kunnen leven, en dat daarbij niemands eere zoude geleden hebben, en de belanghebbende een gelukkig en werkzaam lid der maatschappij zou geworden zijn. Zoo verliepen eenige jaren, in welke de eenige zoon niets had geleerd, hard was behandeld, zijne eigene kracht van wil had geoefend tegenover die van zijnen vader, en met dat alles onder de verdrukking was opgewasesn tot een krachtvol en bloeijend jongeling, die op zijn zestiende jaar van eenen knaap niets had, dan de fijne en zuivere trekken, en die ten laatste ronduit verklaarde, dat hij Instituten en Pandecten verwenschte; dat hij
| |
| |
nooit bekwaam zoude worden, om het paleis of de balie binnen te treden; dat hij een kunstenaar wilde worden, of sterven; waarop zijn vader begon met hem te vloeken, en eindigde met hem te verklaren, dat hij een priester zoude worden, zoo hij geen advokaat wilde zijn, en dat hij altijd genoeg studie zoude verkrijgen, om een petit abbé te kunnen zijn. Dat joeg den geplaagde den schrik in het hart, en op een' goeden dag had hij een pakje gemaakt van zijne oude kleederen, een paar stevige schoenen met spijkers aangekocht, al zijne boeken in zijns vaders kamer teruggebragt, en diens goudbeurs daarvoor in de plaats genomen, en wandelde toen bij maanlicht de poort uit van Parijs, met heel veel moed en heel veel hoop in de ziel - maar zonder te weten, of hij ter regter- of ter linkerzijde zoude gaan. Italië was wel het Kanaän zijner hope; maar tusschen Parijs en Rome lagen nog vele wegen, en de beurs van den ouden Heer d'aubigny was niet heel zwaar. Intusschen liep hij slechts voort, altijd voort, om vooreerst tegen achterhaling veilig te zijn, en toen hij, bij het aanbreken van den dag, van vermoeidheid dreigde neêr te zijgen, rolde hem tergend eene deftige reiskoets voorbij, met vier paarden bespannen, gevolgd door eene tweede, minder sierlijk, maar met hetzelfde wapen geteekend, die echter stilhielden, om de paarden te laten rusten en voederen, want hij bevond zich in een dorp, en eene herberg lag op vijftig schreden afstands. Toen kwam de jonge françois op een' inval - hij ging daar ook rusten,
| |
| |
drinken, en een praatje maken met den eenigen bediende, die afgestapt was, en verkreeg van hem, ten deele door zijne behendige innemendheid, ten deele door zijn goed voorkomen, hetgeen hij wenschte: de vergunning, om naast hem achter op het rijtuig mede te rijden, dat slechts met goederen was bepakt.
‘In de stad zou dat niet gaan - maar op het land en op reis heeft men het zoo naauw niet te nemen, en onze Mevrouw is goedaardig,’ zeide jasmin, terwijl hij zijn' beschermeling op de hooge plaats hielp.
‘Is daar eene Dame in?’ vroeg de jongeling, nieuwsgierig naar de mooije koets heenwijzende.
‘Eene beeldschoone, rijke Dame, eene Hertogin, die Prinses is,’ hernam de lakkei, trots op zijne gebiedster.
‘De Hertogin van Orleans?’ vroeg françois, met die verbeeldingsvlucht der jeugd, wie niets te hoog is of te onwaarschijnlijk.
‘Wel neen,’ hernam de andere; ‘is dit dan eene hofkoets? - ‘Het is de Hertogin de bracciano, Prinses orsini, die uit Frankrijk naar Mijnheer den Hertog terugkeert,’ - en na eenig stilzwijgen vroeg hij zijn' beschermeling:
‘Hoever wilt gij meêrijden?’
‘Zoo ver als het zijn mag.’
‘Maar wij gaan heel ver,’ hernam de andere met een' glimlach, ‘en uwe uitrusting schijnt niet te zijn voor eene groote reis.’
‘Ik wenschte Italië te bereiken, als ik konde!’ hernam françois met een' zucht.
| |
| |
‘Gij zijt niet ongelukkig, want wij gaan naar Rome.’
‘Als ik daar komen kon, was ik gered!’ sprak françois met vuur.
‘Het zal mijne schuld niet zijn, wanneer dat niet gebeurt. Maar als wij weêr pleisteren, moet gij vriendschap maken met den koetsier, dan kunt gij 's nachts, als wij doorrijden, plaats krijgen bij de pakkaadje.’
De jonge avonturier liet zich dit niet te vergeefs raden, kreeg van den beheerscher des boks de gewenschte vergunning, maar tevens den last, om zich telkens zoo veel mogelijk uit het gezigt van de groote Dame te houden, en vooral van hare kameniers, en kwam op deze wijze, met weinige onkosten, en niet al te veel vermoeijenis, werkelijk voor de poorten van Rome, waar jasmin hem afzette. Was hij nieuwsgierig geweest naar de schoone Dame, wier rijtuig hem dus naar zijn doel bragt, die nieuwsgierigheid verzette hij ligt, schoon zij niet was bevredigd geworden. Bij het uitstappen van hare koets had hij hare gestalte niet kunnen opmerken, daar zij digt gewikkeld was in hare pelisse, en haar gelaat niet, omdat zij het kleine halve masker van zwart fluweel droeg, dat toen reeds in de mode was. Zij zelve merkte hem niet op, en scheen doorgaans op de rustplaatsen in diepe gedachten verzonken te zijn.
Zoo stond françois d'aubigny dan voor de poort van Rome; maar schoon zijn zelfvertrouwen niet weinig was, en zijne hoop op het geluk van het toeval niet zwak, durfde hij haar naauwelijks bin- | |
| |
nentreden, de poort der eeuwige stad, waarvan hij voor zich zelven nog grootere wonderen hoopte, dan menige Heilige had verrigt, die daarbinnen vereerd werd. Intusschen is iedere knaap, die zijns vaders huis ontloopt om schilder te worden, nog geen salvator rosa, en ieder jongeling, die met een dweepend oog op het Coliseum staart, nog geen michaël angelo; en zeker is het, dat wie Rome binnenstapt, zonder een' enkelen brief van geleide of van aanbeveling, en met geene betere geldelijke middelen dan françois d'aubigny, al heel weinig kans heeft, om in eenigen kunstenaarskring te worden opgenomen, of tot hunne scholen door te dringen, zelfs al ware hij een salvator rosa of michaël angelo in knop.
Maar zonder dit in te denken, doorwandelde de jongeling Rome, gelukkig in zijne vrijheid, gelukkig zijn doel bereikt te hebben, opgetogen van alles wat hij zag, blijmoedig in het tegenwoordige, en zonder eenigen twijfel aan de toekomst, of liever hij dacht er niet aan; hij dacht niet aan zich zelven: hij kon zich niet verzadigen aan de heerlijkheden, die hij zag; hij leefde als op straal; de zon, die hem verkwikte, liet niemand hem betalen, en op de trappen van de paleizen rustte hij uit, zonder dat iemand hem stoorde, en mijmerde hij over de kunstenaars, die ze hadden opgetrokken. Maar of hij al uren lang stond tegenover het koepeldak van St. Pieter; of hij neêrknielde aan de trappen van het Vaticaan, en de bogen van het Coliseum doorkruiste, stilstaande bij iederen pilaar; of hij al
| |
| |
schetsen nam van hetgeen het meest zijne verbeelding trof of zijnen smaak voldeed, geen enkel voorbijganger had hem opgemerkt met iets, dat naar belangstelling zweemde; geen beschermer had hem de hand op den schouder gelegd, en gesproken: ‘Volg mij!’ Geen kunstenaar was daar geweest, die aan zijne geestdrift den toekomenden broeder had herkend; geene vrouw zelfs, die de mezzara had opgeslagen, om den schoonen dweeper meer naauwkeurig gade te slaan. Toen begon françois tot zich zelven te komen; hij begreep, dat hij, op deze wijze de fortuin afwachtende, eerder kans liep, om het getal bedelaars der Eeuwige Stad te vergrooten, dan dat harer beroemde mannen, en dat de hongerdood in geen geval een poëtische is, zelfs niet tegenover de ruïne van nero's gulden huis; dat hij het geluk nu lang genoeg tijd had gegeven om hem te naderen, en dat, daar het niet tot hem gekomen was, het nu zijne beurt werd om het op te zoeken, en dat nog te meer, omdat hij ziels- en wilskracht genoeg in zich voelde, om des noods met het lot te worstelen op leven en dood. Toen die gewaarwordingen een besluit bij hem hadden gevormd, liep hij de eerste werkplaats de beste binnen, en vroeg naar de woning van een' bouwmeester. Een Heer, in eenen kaneelkleurigen rok, die met den meester-metselaar stond te praten, wendde zich om, en vroeg met een' glimlach: ‘Wat hij van een' bouwmeester wilde?’
‘Van hem leeren, voor hem werken,’ hernam hij met vuur en met vastheid.
| |
| |
‘Zal het eerste mogelijk zijn, dan moet gij teekenen kunnen.’
De jongeling toonde hem zwijgend de schetsen, die hij reeds te Rome had afgewerkt.
De man knikte welgevallig, en ging voort: ‘Tot het laatste moet gij kracht hebben.’
Tot eenig antwoord nam françois een blok marmer op, waaraan twee werklieden met meer onhandige gemakkelijkheid dan overleg te zamen torschten.
Alle omstanders zagen toe; met de levendige gebaren der Italianen drukten zij hunne goedkeuring uit, en men hoorde het gemurmel hunner bravo's; slechts de ondervrager vervolgde ernstig:
‘Hebt gij geduld, ondernemingszucht, en welke waarborgen voor uw goed gedrag?’
‘Voor het laatste niets dan mijn woord en mijn voornemen.’
‘Gij vergeet er een', uw oog,’ viel de man in.
‘Voor het andere dit,’ hernam de jongeling. ‘Ik ondernam de reis van Parijs hierheen, te voet, met weinig geld, en zonder ééne voorspraak; ik verliet het huis van mijn' vader, waar mij eene laffe rust was opgelegd, om hierheen te komen, om te werken, en kunstenaar te worden.’
‘Top dan!’ riep de man, en reikte hem de hand toe. - ‘Gij zult een leerling zijn van andrea bojacci!’
Van toen af begon de jongeling te leven, dat leven der ziele, waarbij wij bewustheid krijgen van al onze krachten, van al onze vermogens; waarbij
| |
| |
wij aan die bewustheid zelve de vleugels ontleenen tot eene hoogere vlugt. Zijn leven was niet meer dat bespiegelend en magteloos poëtisch wegsmachten tusschen een' krachtigen wil en de overmagt der omstandigheden, tusschen onvervulde wenschen en de vermetelste hoop op de toekomst, maar eene werkdadige oefening van krachten en pligten beide - eene werkelijkheid, die hem liever was dan de schoonste droomen. Il Maestro bojacci was voor hem geen vader in de zachtste beteekenis van het woord; maar hij was een naauwlettend en gestreng meester, wiens welwillendheid zich te minder toonde in zoetsappige weekheid, naar mate hij in zijnen kweekeling eenen grooteren aanleg bewonderde, maar tegelijk eene zelfstandigheid opmerkte, die wel noodig had geleid te worden, zou zij niet eene rotse blijken, waartegen allen en alles zich zoude afstuiten, en een stalen hulsel, waaronder al zijne beminnelijke hoedanigheden zouden verscholen blijven, en welligt ondergaan, bij gebrek aan licht en aan warmte, een eeuwige hinderpaal tegen iedere zijner bewegingen in het maatschappelijk leven. Hij leerde hem niet plooijen, niet buigen, - maar hij leerde hem gehoorzamen, en hij meende, dat hij zijn doel bereikt had, dat hij dit karakter had verzacht, sinds hij den jongeling altijd blijmoedig en altijd met haast zijne bevelen zag volbrengen; maar hij vergiste zich in dien diepen gemoedsaard; ieder offer, dat françois bragt van zijnen wil aan dien van andrea bojacci, was bij hem niets dan een offer der dankbaarheid, waarvan het volbren- | |
| |
gen hem in zijne eigene achting deed rijzen; deze eene, die hem de eenige weldaad bewezen had, waaraan hij behoefte gevoelde, zou ook zijn eenige meester zijn, en die pligt der buigzaamheid voor eenen enkelen zoude dus gansch niet van algemeene toepassing zijn. De meester liet hem kennis maken met iederen graad van zijne kunst, van hare geringste schakel af, waar zij
werktuigelijk handwerk is, tot op die, waar zij van kunst bijna tot wetenschap stijgt. Hij spaarde hem geene proeve, zelfs niet die van den dienstbaren handlanger des werkmans; maar als hij hem des morgens had gebragt aan den trog van den metselaar, aan de schaafbank van den timmerman, of hem den moker van den steenhouwer in handen had gegeven, leidde hij hem 's avonds binnen in den kring van zijne vrienden en beroemde kunstbroeders, waar de hoogere volmaking der kunst in schrandere gesprekken werd getoetst en gepeild, hare wetten betwist, hare vorderingen aangewezen, en haar vooruitgang voorspeld, of haar achteruitgang betreurd. Daar wisselde zich ernst af met geestige scherts; daar reikten zich de kunsten zoo zusterlijk de hand, dat zelfs de poëzij hare vlugt en hare vormen leende, en de muzijk haren zang en hare klanken schonk, om uit te drukken en toe te juichen, wat beeldende kunsten aanschouwelijk hadden voorgesteld. Geen gelukkiger achttienjarige was er in de wereld, dan françois d'aubigny; geen meer krachtvol en meer gezond; geen meer bloeijend van schoonheid en meer forsch van gestalte; geen, die door
| |
| |
vlijtigen arbeid meer open' zin had voor de genietingen van natuur en kunst; geen, wiens gloeijende ziel door meer zelfstandigheid werd getemperd; geen, wiens geestdrift voor zijn gekozen werk geleid werd door zoo veel gezond verstand en zulk een scherp oordeel; geen eindelijk, wiens verbeeldingskracht vuriger was, en toch zoo onbesmet.
En toch één enkele hartstogt, heengeworpen in die ziel, verstoorde dat alles, verbrijzelde het, en wierp het dooreen tot een' treurigen bouwval, waarvan de edele bouwstoffen, verbrokkeld of vermengd met ruwe aarde, en ontsierd door onkruid, dat zich vasthecht aan de ruïne, tot niets meer dienden, dan om de tegenstelling te doen uitkomen; want zoo zoude het zijn: alle deugden en krachten, die hij nog zoude redden uit dien orkaan der togten, zouden niet meer magtig zijn, om te steunen en te herstellen, maar slechts om aan te wijzen, wat er verloren ging. Een hartstogt, die françois d'aubigny, den jongeling, in wien zich de vorm der antieken met hunnen geest nog eenmaal scheen te willen hernieuwen, misvormde tot den Sieur françois, tot den gedrukten, zwaarmoedigen man, die vader was, en geen echtgenoot durfde zijn; wiens dubbelzinnige toestand, wiens valsche verhouding tot de maatschappij, wiens leven van dienstbaarheid en van gezag, van schittering en weelde tusschen vernedering en ontevredenheid met zich zelven, als eene verpersoonlijking was van de 18de eeuw, en hare verhouding tot het verledene en de toekomst. Beide hadden zich ontworsteld
| |
| |
aan een hard gezag, dat hen' buigen wilde tot dat, wat ze niet zijn konden: het gezag des vaders en dat van de kerk, dat hen wilde verdrukken in dompige rust. Beide hadden zich bevrijd door volharding en een' krachtigen wil, en beide hadden vrijheid en leven gevonden in werkzaamheid; maar beide ook zouden verwoest worden door hartstogten en vertreden door de ondeugd, die zich zegevierend zouden meester maken van hunne beste eigenschappen, totdat beide welligt zouden opgeschrikt worden door eenen grooten schok, die hen ontsloeg van de banden der ondeugd, waaruit ze niet meer magtig waren zich op te heffen.
De Meester bojacci zeide eens op verdrietigen toon tot zijnen kweekeling:
‘Ik ben bij den Hertog de bracciano ontboden, om eene nieuwe villa op te bouwen aan de overzijde van de rivier; maar die Heer is een slechte betaler, als ze vele zijn; doch wat ze niet alle zijn, hier te Rome ten minste niet, hij is een stumper, die van de kunst niets begrijpt, en die haar niet weet te eeren.’
‘Dan zult gij u zeker niet vernederen met voor hem te werken?’ vroeg françois. ‘Een man als gij!’
‘Dat zou zeer onvoorzigtig zijn voor een' man als ik,’ hernam de Meester glimlagchende. ‘De groote Heeren mogen somtijds onbeduidende vrienden zijn, ze zijn zeker gevaarlijke vijanden, en deze bracciano hier is de eerste leek van onzen Heer den Heiligen Vader, en vele Kardinalen en hooge
| |
| |
Prinsen maken het hof aan zijne vrouw. Hun huis is het bezochtste van Rome; ik zou hem niet gaarne tegen mij hebben; daarom luister, ik heb er iets op bedacht. Gij zult er heengaan in mijne plaats; gij zult uw proefstuk doen; gij zult het plan maken, en de bouwing regelen; een' ander' zou ik geen' leerling durven zenden, al ware het, dat hij meer wist dan ik zelf; met dezen Prins hebben wij de handen ruim, en gij moet toch eens beginnen; als gij u hiervan met eere kwijt, zult gij zien, welk een roep er van u zal opgaan in Rome, en al ware ik niet meer daar, uw naam zou gevestigd zijn, zoo zeker als uwe fortuin. Vereenig dus van daag alles, wat gij weet en zijt - want gij gaat een' grooten stap doen.’
En toen de jongeling dankbaar de hand drukte van den goeden meester en zich verwijderde, om te gehoorzamen, sprak hij bij zich zelven: ‘de bracciano! Heb ik dien naam niet meer gehoord?’ En hij herinnerde zich, dat het de naam was van de groote Dame, wier reiskoets hem tot voertuig was geweest naar Rome! ‘Dat moet mij geluk aanbrengen,’ dacht hij vrolijk. De eerste maal, dat hij over het plan kwam spreken met den Hertog de bracciano, zag hij dezen alleen, en had zich geërgerd aan de stompheid van den grooten Heer, en aan zijne laatdunkende minachting voor wat hij niet begreep en niet wilde op prijs stellen; dan hij had zich herinnerd, dat de Maestro bojacci hem ook die schaduwzijde van zijn beroep wilde laten afzien; dat hij zijn geduld ook
| |
| |
hierin wilde toetsen, en hij zette kalme lankmoedigheid over tegen de laffe aanmerkingen van den onwetende, en stille waardigheid tegen zijne trotsche hoofschheid. De Maestro bojacci glimlachte, toen hij hem verslag deed van zijne eerste zamenkomst, en hij prees hem, dat hij zijne meening zoo wèl had doorgrond, en zoo goedwillig opgevolgd.
De tweede maal, toen hij de teekening vertoonen kwam, waren de Hertog en zijne gemalin beide daar geweest, en de laatste had beter den toon gevat, waarmede kunstenaarsfierheid moest verschoond worden door adeltrots, en zij had den jongen bouwmeester zijne taak verligt door hare vlugge bevatting, fijne opmerkzaamheid, en eene enkele aanmerking, die juist was, en getuigde van een' goeden smaak. En de jongeling vertelde zijnen meester, dat hij zich ditmaal niet had geërgerd, en dat hij een goed oog begon te krijgen op het werk.
En andrea bojacci wreef zich de handen met een vergenoegd gezigt. Bij de derde zamenkomst vond hij de Hertogin alleen, en zij duidde twee veranderingen aan, die zij gemaakt wilde hebben; maar de toon, waarop zij dat zeide, was zoo zeer die eener achtingvolle hoffelijkheid, zoo zeer die eener leeke, welke verschooning vraagt voor hetgeen zij in onkunde welligt te veel zal eischen van het talent, dat de jongeling op nieuw tevreden was.
Toen hij van de twee veranderingen rekenschap kwam geven, vond hij weder niemand dan de Her- | |
| |
togin - en zoo bleef dat telkens, zoo vaak hij noodig vond, het oordeel van de aanstaande eigenares in te roepen, of door deze met eenigen nieuwen vond werd overvallen.
De Maestro bojacci was niet tevreden, dat iets, waaraan hij reeds zijne goedkeuring had gegeven, nog zoo vaak vervormd moest worden naar de luimen eener vrouw; maar hij was de man niet, om zijnen leerling op te zetten tegen deze willekeur; hij bewonderde in stilte diens vordering in lijdzaamheid, die gelijken tred scheen te houden met die zijner bekwaamheden. Slechts vroeg hij hem eens met schijnbare onverschilligheid:
‘Vindt gij haar schoon, die Hertogin de bracciano?’
‘Niet zoo schoon als de Madonna van rafaël; ik verbeeld mij, dat eene vrouw, om schoon te zijn, meer liefelijke zachtheid moet hebben, dan deze Signora.’
‘Eene vrouw ja!’ had andrea geantwoord, terwijl hij hem aanzag met trots en met welgevallen; ‘maar de Hertogin de bracciano, die Prinses orsini is, en Grandezza van Spanje, is voor u geene vrouw; begrijpt gij mij, francesco?’
Maar françois begreep hem toen niet, en dat was jammer, want daardoor was hij dat woord vergeten, toen hij het had kunnen gebruiken.
Alsof zij het geraden had, dat hare vorstelijke hoogheid weinig indruk had gemaakt op den jeugdigen kunstenaar, had de Hertogin, bij eenen volgenden keer, dat zij dezen ontving, ffuweel en
| |
| |
goudstof afgelegd, en droeg een ochtendgewaad van eenvoudig neteldoek, met eenen enkelen rozestrik tot sieraad, en niets in het donkerbruine haar, dan een' tak natuurlijke mosrozen, en schoon zij reeds dien leeftijd had bereikt, waarop men de jaren niet meer zegt, zag zij er uit, bloeijend frisch en aanvallig teeder, als had zij de ‘gulden twintig’ nog niet bereikt.
Van dien dag af vertelde françois zijnen meester niets meer van de Hertogin de bracciano; zelfs noemde hij nooit meer haren naam, maar hij werd stil en meer dan ooit ingetrokken; zijn oog verflaauwde, en zijne wang werd bleeker; hij was zonder lust, zelfs voor zijnen geliefkoosden arbeid, zelfs bij de bevelen van zijnen weldoener, en er was slechts één uur op den ganschen dag, waarin hij bezield scheen te zijn: het was dat, waarop hij zelf het toezigt ging houden op den bouw van de villa des Hertogs de bracciano.
Op zekeren dag stormde bojacci het kleine vertrek binnen, waar zijn leerling, in somber gepeins verzonken, nederzat, in plaats van potlood of passer ter hand te nemen, en riep hem verdrietig toe:
‘Povero francesco! gij hebt wel tegenspoed; de man, die uw beschermer had moeten worden, Prins orsini, is gestorven!’
François werd doodsbleek. ‘De echtgenoot van de Hertogin de bracciano?’ vroeg hij met doffe stem.
‘Ja! 't is hard, niet waar? gisterenavond overleden aan eene zenuwberoerte; de Hertogin was op
| |
| |
een feest - zij had niet moeten uitgaan; de gezondheid van haren Heer was reeds lang wankelend.’
Toen kleurde een donkere blos het gelaat van den jongeling, en hij stond schielijk op, en greep zijnen hoed.
‘Waar gaat dat heen, mijn meester?’ vroeg andrea verwonderd.
‘Naar haar - naar de Hertogin!’ voegde hij er langzaam en beschroomd achter.
‘En meent gij waarlijk, dat gij nu zoudt worden toegelaten, en waartoe dat - die dwaasheid - dat alleen zou genoeg zijn, om u alles te doen verliezen.’
De jongeling wilde iets antwoorden; maar de Maestro bojacci wilde niets hooren, legde hem het stilzwijgen op, ondervroeg hem naar zijne werkzaamheden, vond, dat hij niets had gedaan, gaf hem bevelen voor het verdere van den dag, en ging knorrig heen, met de klagt, dat zijn liefste leerling door den Patroon der Lazzaroni, de luiheid, betooverd was.
Hij hield dezen nog eenige dagen met dwang in huis, totdat, op den vijfden dag, een bediende, in de liverei van het huis orsini, maar in rouw - een briefje bragt, ‘aan Maestro francesco,’ dat bojacci opende en las, terwijl deze sidderend van nieuwsgierigheid voor hem stond.
Het was eenvoudig een verzoek van de Prinses aan den jongen bouwmeester, om bij haar te komen; wel zeker niets, dan de koele, afgemeten,
| |
| |
hoffelijke toon van de vorstin aan een' burgerlijk persoon, dien zij gebruikt.
‘Misschien geeft het nog iets goeds,’ zeide andrea; ‘wie weet of zij de villa niet wil laten voltooijen, om er als weduwe te leven; men zegt, dat de schuldeischers hare vaste goederen in beslag zullen nemen.’
Maar ditmaal had de jongeling hem niet aangehoord. Hij was weggeijld.
De Hertogin was in een diep rouwgewaad, zonder eenig sieraad, dat haren rang herinnerde; het mollige wit harer armen en handen stak verblindend af bij al het zwart, dat haar omringde, want zelfs de kamer, waarin zij zat, was met zwart laken behangen, en de sofa van zwart fluweel. Alle daglicht was afgesloten, en eene enkele zilveren lamp wierp slechts bleeke tinten, als die van het maanlicht, op de gestalte der belangwekkend schoone vrouw. De jonge bouwmees:er naderde met schuchterheid en eerbied, geheel anders dan toen hij met vrijen en fieren kunstenaarsblik tot haar kwam, en bleef op zeer verren afstand staan. Zij wenkte hem te naderen. Hij gehoorzaamde zwijgend. Zij groette hem met eene ligte hoofdbuiging; maar de blik van haar oog ontroerde hem zonderling, en toen zij hem toesprak met eene weeke en matte stem, in iederen van welker klanken eene gewaarwording trilde, hoe onbeduidend de woorden schenen - sidderde hij en luisterde, maar bijna zonder te verstaan.
‘Maestro francesco! ik heb een besluit moeten
| |
| |
nemen, waarvan ik meene u snel te moeten kennis geven. Mijn verlies dwingt mij het bouwen der villa te staken.’
Hij bragt de hand aan zijn voorhoofd, maar hij antwoordde niets.
‘Ik begrijp uwe teleurstelling,’ hernam zij zacht en bemoedigend. ‘Gij zoudt u hiermede eere hebben gewonnen, en van uwen smaak en uwe kunde een schitterend blijk hebben opgerigt. Maar ik wil voor u hopen, dat een meer gelukkige dezen arbeid zal voortzetten.....’
Hier wachtte zij antwoord; dan het volgde niet.
‘Gij zult de goedheid hebben u met den Intendant van den overleden' Hertog te verstaan omtrent eene schadeloosstelling ten behoeve van uwen meester,’ vervolgde zij op eenen toon, dien hij meende te moeten uitleggen als een afscheid, ten minste hij wierp een langen en droevigen blik op haar, boog zich en wilde gaan.
‘Een oogenblik, Maestro francesco!’ riep zij levendig, en bijna smeekend voegde zij er bij: ‘Indien gij mij nog eene minuut tijd hadt te geven, zou ik u eene vraag willen doen.’
‘Eene minuut, Mevrouw!’ en hij naderde tot digt nevens haar, en kruiste zijne armen over de borst, ten bewijze van onuitputtelijk geduld.
‘Een' van de laatste keeren, dat ik met u te spreken had, hebt gij mij iets van u zelven gezegd,’ hervatte zij, zonder hem aan te zien, en als in verstrooijing spelende met een' der strikken van haar rouwkleed.
| |
| |
‘Mevrouw de Hertogin had de goedheid mij te ondervragen,’ verbeterde hij met een' diepen zucht.
‘Gij herinnert u dat!’ hernam zij opziende; ‘welnu, toen meen ik verstaan te hebben, dat gij iets aan mij meendet verpligt te zijn. Is dat niet zoo?’
‘De vervulling van wat toen mijn vurigste wensch was.’
‘Mijne grootste spijt is, dat ik toen wel weinig aandeel had aan de dienst, die men u bewees, en toch,’ vervolgde zij aarzelend, en op nieuw zijnen blik zoekende, ‘en toch zou ik nu eene dienst willen vragen van u, in ruiling der vorige.’
‘Eene dienst, Mevrouw! van mij aan u!’ sprak hij met eene onbeschrijfelijke verrukking.
‘o! Het is voor u welligt geen al te zware last, en voor mij is het van het hoogste belang. Ik vooronderstel, gij schrijft eene goede hand?’
Hij zocht iets uit eene portefeuille, dat hij haar toonde.
‘De vaste trekken van een diep en zelfstandig karakter,’ hernam zij met een' glimlach, na het te hebben ingezien.
‘En uw stijl? - Gij hebt eene goede opvoeding genoten?’
‘Ik heb nog beter mijn voordeel gedaan met de avonden van den Maestro bojacci,’ hernam hij, eenigzins verdrietig over deze soort van verhoor.
‘Dat kon niet anders; een talent vormt zich het best door zich zelf, en niet door een bepaald onderwijs. En ziehier nu mijne verlegenheid. Het
| |
| |
afsterven van mijn' gemaal maakt mij arm, ten minste naar mijnen stand. Ik weet nog niet, hoe of waar ik verder zal leven; maar het dringendste is, dat ik mijn huis terugbreng op een' geheel anderen voet. Als de Intendant van Mijnheer den Hertog de zaken heeft afgedaan, die hem zijn opgedragen, verwijdert hij zich; dat zal reeds heden zijn. Mijn secretaris is zoo geheel in het belang van Monsignor odescalchi, mijnen neef, dat ik hem heb moeten wegzenden; - het voegt mij niet een' ander' in zijne plaats te stellen. En toch is er nog menige schikking te maken, nog menige briefwisseling af te doen, waarbij mij de tusschenkomst en de raad van een vertrouwd man noodig zal zijn. Vooral op zijne pen zoude ik moeten aanspraak maken. Er zijn zekere correspondenties,’ en zij zuchtte diep, ‘die de Hertogin de bracciano niet eigenhandig voeren kan. Schuldeischers, regtsgeleerden en wie niet al, - mijn Heer gemaal was een hoog edelman; maar hij had weinig inzigt in zijne zaken, en men heeft hem geplunderd, misleid - ik ben daarvan het slagtoffer.’
‘o Die schandelijken!’ borst françois uit.
‘Niet waar!’ hernam zij met zachtheid; ‘maar men zal mij niet gansch kunnen verdrukken, ten minste niet, als gij mij helpen wilt, zoo als ik noodig heb gesteund te worden; de diensten van een' secretaris, en het vertrouwen van een' vriend - voor eenige dagen slechts,’ voegde zij er schielijk achter.
‘Is het niets dan dat, Mevrouw?’ vroeg hij ernstig.
| |
| |
Zij glimlachte. ‘Zoo als ik zeide, het is veel voor mij. Gij zult weten, ik heb vele kennissen in de groote kringen van Rome, vele zelfs, die zich vrienden noemen. De Kardinalen bouillon en d'estrées hebben mij trouw en vriendschap bewezen, en ik wacht zelfs nog veel van hen; maar het zijn niet zulke vrienden, die ik hier kan gebruiken, en ook..... wie weet, hoe weinige mij nu nog zijn gebleven? En hoe het ook zijn mag, ik heb geloof in u.’
Daarbij reikte zij hem de hand, en met een: ‘morgen wacht ik u!’ liet zij hem van zich gaan.
‘Niets dan dat!’ had de jongeling gezegd in zijne argeloosheid. ‘Niets dan dat!’ En het gaf hem zonder wapen, zonder beschutting, bloot aan den hartstogt, dien hij nog had kunnen overwinnen, als men slechts de barmhartigheid had gehad, den angel niet dieper in te drukken in het hart, waar die was ingeworpen; als eene vaste en weldadige hand dien had uitgerukt. Het zoude gebloed hebben, lang, zeker en veel, maar het had kunnen genezen. De geestdrift voor zijne kunst, het kalm gezond verstand van den Maestro bojacci, de werkzaamheid - de verstrooijing - zijne achttien jaren - en bovenal het onmogelijke eener toenadering - de ongehoorde afstand, die hen scheidde, en dien geen stap van hem zoude verkort hebben; het ongerijmde zelfs van aandoeningen, die niet eens wenschen mogten worden; uit nooddwang diep, diep weggedrongen in den boezem, zouden dien hartstogt in hem gedood hebben, door niets
| |
| |
verlevendigd, door niets gevoed, en zoo dit al eene zwaarmoedige tint mogt hebben geworpen over zijne jeugd, het zoude welligt geholpen hebben, om zijn karakter te verzachten. Maar blootgesteld te zijn, vele uren achtereen - iederen dag weder, aan de vuurblikken van die vrouw, aan de betoovering van haar bijzijn, aan de verleiding eener vertrouwelijke raadpleging, die iedere toenadering gedoogde, uitlokte; hare voorgewende zwakheid te steunen, hare voorgewende onbeholpenheid te gemoet te komen, als haar beschermer te zijn en verdediger; na te schrijven wat zij hem zoude voorzeggen met die stem, die muzijk kon zijn, waarmede zij zijne zenuwen kon doen trillen en spannen naar willekeur, - maar alle schokken door te staan van opgewekte hoop en volstrekte ontmoediging; van uitlokkend medegevoel, dat zich zelf als vergat - tot op den gekwetsten trots, die verschrikt en beleedigd terugtrad - beurtelings gevleid te worden en beschaamd, opgeheven en vernederd, bezield door een' blik of verpletterd door den opslag van een oog, om niets meer te zeggen; - blootgesteld te zijn aan al de kunstenarijen, waarmede eene vrouw weet te spelen, die de coquetterie en de kunst om te treffen tot de studie van haar leven heeft gemaakt, vooral als die vrouw de Prinses orsini is, dat was zeker de zwaarste dienst en de gevaarlijkste, die zij van hem had kunnen eischen. o! Zij had medelijden moeten hebben met hem en met zich zelve. Maar verschooning was haar oogmerk niet, toen zij de vonk in zijn hart zag ont- | |
| |
glimmen, meer nog, die daar met opzet had ingeworpen; want toen hij het eerst voor haar stond, en hij werkelijk in haar niets zag, dan de Vorstin, zoo als bojacci gehoopt had, las zij reeds in zijn uitzigt den verwonderlijk schoonen jongeling, die beloofde een buitengewoon man te zijn; had zij reeds opgemerkt, hoe hij geestdrift had zonder gemaakte opwinding, eenvoudigheid zonder onnoozelheid, opregtheid bij schranderheid,
diep gevoel onder eene harde schors; - en het was dus niet geweest, om uit te dooven, dat zij dien blik op hem had gerigt. Hoe zeker het verlies van haren echtgenoot en de omstandigheden, waarin hij haar achterliet, haar vrienden ontnam, honderd andere raadsmannen dan françois hadden haar ter zijde gestaan op éénen wenk, en zij was niet zoo beroofd, dat zij haar huis had behoeven te hervormen op staanden voet, en indien al, Mevrouw de Prinses orsini, die later Spanje regeerde, was wel bekwaam geweest en niet schuchter genoeg, om hare kleinere huisselijke belangen zelve af te doen; maar zij had het dus gewild. Tot bojacci zeide françois, dat de Hertogin hem een werk had opgedragen, dat hem eenige uren daags bezigheid zoude geven, en de goede bouwmeester, door een vroeger onderzoek gerustgesteld, had geen' argwaan, maar beklaagde slechts den tijd, die dus verloren ging. Eens zeide Mevrouw de bracciano tot haren vrijwilligen secretaris, nadat toevallig hare vingertoppen zijne hand aanroerden bij het overgeven van een papier:
‘Mijn jonge vriend! wat zijn uwe handen ruw!
| |
| |
het is toch een jammerlijk bestaan, waartoe gij veroordeeld zijt.’
François, die met dat woord eene kunst hoorde vernederen, waarvoor hij zooveel gedaan had, waaraan hij zijn leven had willen wijden, kreeg tranen in de oogen, en zijne lippen werden bleek; maar hij zeide alleen:
‘Is mijn werk u zoo tegen, Hertogin?’
‘Dat juist niet. Alleen wilde ik, dat gij eene kunst hadt geoefend, die minder schade deed aan deze hand,’ en zij nam die in de hare. ‘Zie toch, zoo wel gevormd, zoo fijn bij al de kracht, die zij vertegenwoordigt, en dan zoo hoog gekleurd door lucht en arbeid, zoo vereeld, 't is een gruwel.’ En zij ontsloeg hem weêr; maar een gloed brandde hem op het voorhoofd.
‘Ik denk toch, dat gij vrij zoudt zijn, om een ander beroep te kiezen?’
‘Ik ben vrij, Mevrouw! maar.....’
Zij liet hem niet uitspreken, maar legde hem een' belangrijken brief voor, die moest worden beantwoord. Drie dagen daarna zeide zij droevig, toen zij weder terugkwam op dit gesprek: ‘Maar vergeef mij, ik heb u toen welligt beleedigd; dat kwam, omdat ik er aan dacht, hoe ik u loonen zou voor zoo vele goede diensten; te meer, daar ik weldra de laatste van u te vergen zal hebben, wenschte ik iets voor u te kunnen doen, eer ik naar Frankrijk ging.’
‘Naar Frankrijk! heengaan! Gij? o Mijn God! mijn God!’ borst de jongeling uit.
| |
| |
‘Dat treft u, mijn arme francesco!’ hernam de Hertogin met een' zucht, ‘en ik zelve, ik zie, ik weet niet, met welke aandoening van spijt, die scheiding te gemoet. Ik wenschte een middel te kennen, om - om haar te voorkomen - maar - gij verbleekt zoo zeer; zal ik schellen om hulp, of.....’ maar hij hield hare hand terug, en toch bleef hij als versuft staan. Daarop was hij niet verdacht geweest. Als in bedwelming voortlevende, had hij zich nooit rekenschap gegeven van zijne gewaarwordingen - maar nu eerst herkende hij aan de hartverscheurende smart, die hij voelde bij het woord scheiding, dat hij het bijzijn dier vrouw noodig had, om te kunnen leven. Een licht ging in hem op, maar een licht, dat hem daarna in een treurig duister zou achterlaten.
Na een lang stilzwijgen, stond de Hertogin op, en ging naar hem toe. ‘Ik zou iets weten, opdat gij altijd met mij zoudt zijn - maar gij zijt zoo zeer gehecht aan uwe kunst, en.....’
‘Altijd bij haar zijn!’ weêrklonk in zijne ziel, en hij sprak haastig:
‘Mijne kunst! ik haat haar sinds eenigen tijd - sinds drie dagen werk ik niet meer.’
‘Welnu, dat komt goed; gij zoudt dan toch eene andere bestemming zoeken. Die ik u aanbied, is geene slechte. Wilt gij in mijne dienst treden?’
‘Dienst?’ en zijne oogen vlamden. ‘Neen, Mevrouw!’
‘o Gij verstaat mij niet goed. Ik vraag u, of gij
| |
| |
aan mijn' persoon wilt verbonden zijn? - Stalmeester, Secretaris, onder welken titel gij wilt - écuyer met één woord. Ik zal toch altijd zulk een' geleider noodig hebben, vooral op mijne reize naar Frankrijk. Ik zou een' jongeren zoon van adel zulk eene dienst durven aanbieden. En zoo gij niet besluiten kunt, moet ik een' ander'.....’
‘Een' ander'! dat zal niet zijn!’ riep hij schielijk - ‘ik neem aan, Mevrouw!’
‘Ik dank u,’ en zij reikte hem de hand, die zij schielijk terugtrok om te schellen.
Tot den ouden huishofmeester, die binnenkwam, sprak zij:
‘Laat er een vertrek in orde worden gebragt voor den Signore francesco, die van nu aan tot mijn huis behoort.’
‘En bojacci?’ sprak françois, die zich uit een diep gepeins ophief.
‘Keer niet tot hem terug, en laat hem niets weten, voordat wij vertrekken,’ zeide de Hertogin, en er waren vele redenen, die voor beide dien raad tot een' wijzen maakten.
Toen eindelijk die bekentenis aan den Maestro niet langer kon worden uitgesteld, zeide hem deze:
‘Ik weet niet, wat die vrouw met u bedoelt; maar ik weet, dat gij verloren zijt, zoo gij u aan haar verbindt.’
‘Het moge zoo zijn, ik kan niet anders!’ hernam hij met een' doffen zucht.
‘God moge u dat eens vergeven, ik kan het nooit! - Ik zal u niet optellen, wat gij verwerpt;
| |
| |
gij moet het overwogen hebben in de laatste dagen, dat gij mijmerend daarhenen gingt - en gij hebt toch gekozen. Ik had gedacht, dat gij sterk waart,’ ging hij voort, na eene pauze; ‘gij zijt zwak, gij zijt laf - daarom ga - ik veracht u. Ik weet niet, of uw vader zijn' vloek heeft herroepen, maar zoo die van een' weldoener geldt, wees dan gevloekt!’
Schoon de strenge man dat uitsprak met vastheid, was hij daarbij toch doodsbleek geworden, en toen hij zich verwijderde met vasten stap, had men aan zijne houding kunnen zien, dat hij het zoo snel deed, om zijne hevige aandoening te verbergen. François was als verbrijzeld aan zijne voeten nedergevallen; maar toen hij opstond, en de Maestro had uitgesproken en niet meer daar was, had ook het laatste waarschuwende woord hem toegeklonken, en van toen af zou hij geene andere stem hooren, dan die van een' radeloozen hartstogt, in welken hij hoe langer hoe dieper zoude wegzinken.
Werkelijk ondernam de Hertogin den kleinen togt naar het zuiden van Frankrijk, om zich te onttrekken aan het treurige schouwspel, dat het voor haar moest zijn, te zien, hoe de schuldeischers hunne aanspraken lieten gelden op haar paleis, op hare landgoederen, tot op hare hertogelijke heerlijkheden toe. En toen zij wederkeerden naar Rome, had françois d'aubigny op de hooggeborene vrouwe al het overwigt van een gelukkig minnaar. Want daarin had zich de Hertogin vergist: die burgerzoon was niet geboren, om de lijdelijke slaaf te
| |
| |
zijn van hare luimen. Zij zou hem niet meer verstooten kunnen of terugroepen naar willekeur, en zoo waar het is, dat zij zijne verleidster was geworden, zoo is het ook waar, dat zij meer dan de helft dragen moest van de keten, die zij zelve om zijnen hals had geslagen; want zij beminde hem, zij beminde hem met al de vermogens harer ziel, met al de warmte van haar hart; zij had hem bemind van den eersten oogenblik af, dat zij hem zag; daarom had zij zoo veel geduld gebruikt en zoo veel list, om hem zeker voor zich te winnen; en was het een zeldzaam vergeten van vrouwenzedigheid en vorstinnentrots, was het zelfs moeijelijk te verklaren uit haar berekenend en egoïstisch karakter, wonder was het niet, dat de vrouw, die tweemaal was gehuwd geweest zonder liefde, in de vaag harer jeugd; tweemaal aan onbeduidende mannen, een' onbeduidenden woesteling en een' onbeduidenden grijsaard; die zich had moeten tevreden houden, eerst met de dolle wildheid van een' duellist, en later met de koude hoffelijkheid van een' ouden Prins, zich onwederstaanbaar voelde aangetrokken door het levendige, zielvolle karakter van den burgerlijken kunstenaar, door zijne jeugd, door zijne schoonheid, door het treffende, het sprekende, het ruwe zelfs in zijne manieren, dat ten minste getuigde van gloed, van kracht, van leven, van oorspronkelijkheid. Vrouwen - neen, menschen - vereenigen soms de zonderlingste inconsequenties; de Hertogin de bracciano had françois in hare dienst genomen, om zijne meesteres te blij- | |
| |
ven, terwijl zij zijne minnares zoude zijn, en zij werd zijne slavin, ondanks al het voordeel van hare stelling; dat kwam ook, omdat het geluk, of liever het ongeluk, al de scherpe kanten van zijn karakter deed uitkomen en verstaalde. Het ongeluk! want een toomelooze hartstogt, een zulke, die ons de rust der ziele ontneemt; die het goede uitrukt, dat in ons ontkiemd was; die de geestdrift voor eene
edele kunst verstolt in onze aders; die onze werkzaamheid verlamt, en eer en roem en pligt en dankbaarheid voor niets doet achten, een zulke maakt ons rampzalig, al wordt hij bekroond, al waarborgt alles zijnen duur, al staat niets dien tegen, al wordt hij gevoed en gesterkt, en zijne toomelooze eischen telkens bevredigd. De zijne scheen den jeugdigen françois tot een gansch ander wezen te maken. Luimig als ieder, wiens ziel door onrust geteisterd wordt, was hij ijverzuchtig tot in het kleingeestige toe, en dan weder van eene koude hardheid, die de geliefde tot wanhoop moest brengen. Zijn vurig, werkzaam karakter, aan werkeloosheid en zelfverveling prijs gegeven, wreekte zich door heerschzucht en aanmatiging; hevig, trotsch, prikkelbaar, tot onzinnigheid toe, joeg soms zijne woestheid schrik aan; soms weder liet hij zich peinzend heendrijven op de zonderlingste mijmerijen eener ziekelijke verbeelding; de vrouw, die zich ter prooi had gegeven aan dit grillige spel, moest beurtelings huiveren van angst, en wegsterven van teederheid; soms geloofde hij niet aan hare zoetste bekentenis, aan het sprekendste
| |
| |
bewijs harer liefde; dan weder sloot hij zich gansche dagen in eenzaamheid op, en eischte van haar zijne onafhankelijkheid weder en de vrijheid zijner ziel, of beschuldigde haar, dat zij hem aan zelfverachting had prijs gegeven. Soms deed hij haar opstaan in het midden van een feest, om hem te volgen op eenen eenzamen wandelrid; dan weder weigerde hij zich met haar te vertoonen in haar eigen huis, onder voorwendsel, dat zij diensten van hem vergde.
Op het punt harer kleeding vooral was hij veeleischend, grillig en onmogelijk te voldoen. Nu eens moest zij er uitzien als eene achttienjarige landfreule, en als de cameriste zich overtroffen had, om in gewaad en kapsel dat waas van eenvoud en onschuld te leggen, hetwelk van haar gevraagd werd, riep hij plotseling, dat hij eene Hertogin liefhad, dat hij de Vorstin niet herkende, en hij rukte zelf de linten los, die de vlechten zamenbonden, om er de diadeem in te plaatsen of eene kostbare veder, en de Hertogin haastte zich, haar fluweel en purper terug te vragen; en daar de cameriste onder dat alles niet de minst gekwelde was, daar zij het was, op welke eene dubbele kwade luim terugkaatste, had cynthia, van haar standpunt gezien, niet zoo gansch ongelijk, dat zij den man weerde, van wien zij de vernieuwing van dergelijke tooneelen vreesde, die ook zij welligt bij ondervinding kende. Er waren oogenblikken, waarin de Hertogin het hoofd verhief tegen de tirannij, en dan volgde er een strijd, waarin de vrouw altijd
| |
| |
weder nederboog onder het geweld van haren eigen' hartstogt, en waarin ‘le petit compagnon’ (zoo als de groote Mijnheer de st. simon den Sieur d'aubigny verkoos te noemen) telkens meerdere zekerheid kreeg van zijn meesterschap, telkens zwaardere proeven durfde opleggen, en waaruit hij zich toch altijd terugtrok met de stugge onvoldaanheid van een' verongelijkte. Na eene diergelijke worsteling, kort na hunne terugkomst te Rome, zeide hij eens: - ‘Dat alles zoude beter zijn, als ik zekerheid had van uw bezit voor altoos; als niets mij scheiden kon van uwe liefde, als ik regten op u had, die geëerbiedigd moesten worden door allen; als ik meester was van uw lot; als ik uw echtgenoot kon zijn, zou ik u gelukkig maken.’
En hetzij de Hertogin, door het hoog avontuurlijke van den eisch zelve, als verblind werd voor de ongerijmdheid, hetzij ze werkelijk in de overtuiging deelde, dat alles beter zou worden met een huwelijk, hetzij ze reeds te zwak was, om hem iets te durven weigeren - zij schrikte, zij verbleekte, zij bood flaauwen tegenstand, doch zij eindigde met toe te geven. Intusschen was er, gedurende hun verblijf in Frankrijk, eene onderhandeling aangeknoopt, waarvan de uitkomst den wil van francesco en het besluit der Hertogin in de hand werkte, en, zoo zij al het vreemde daarvan niet wegnam, het ongerijmde ten minste temperde.
Monsignore olivio odescalchi, neef van innocentius XI, een verre bloedverwant van den Hertog de bracciano, vond het eene grieve, zijn ge- | |
| |
slacht aangedaan, dat de Heerlijkheden van dat huis bij openlijke veiling door de magt van schuldeischers zouden verkocht worden, 't welk toch de vermoedelijke uitkomst zoude zijn, ondanks de voorspraak van den Kardinaal de bouillon, die de verzegeling had belet. Hij onderhandelde met Mevrouw de Hertogin over het Hertogdom Bracciano, dat zij hem zoude afstaan tot den prijs van twee millioen, waarmede zij de eischen harer schuldenaren zou kunnen voldoen; maar Monsignore olivio, die met leede oogen de Fransche vrouw den naam en de titels had zien voeren van het hooge Romeinsche geslacht, eischte, dat zij dien van Hertogin bracciano zou afleggen voor altoos, als eerste voorwaarde van den koop; eene voorwaarde, wier toestemming haar de grootste moeite kostte, en waartoe zij welligt niet had besloten zonder den invloed van françois, die niet veel medegevoel had voor haren geboortetrots, maar wiens burgerlijk gezond verstand des te beter begreep, dat haar geen ander middel overbleef, om aan de verwarring harer zaken een einde te maken. De fiere Romeinsche Heer had echter wel een' anderen borg gewenscht voor het nakomen van eene belofte, met zoo veel moeite afgeperst, dan dien van het gegeven woord eener vrouw, te meer, daar hij niet kon verhinderen, dat zij den naam en titel aannam van Prinses orsini, dien zij mede had aangehuwelijkt, denzelfden, waaronder zij het meest is bekend geworden; hij had daarom de noodzakelijkheid eener nieuwe verbindtenis aangeroerd, en hoewel de Her- | |
| |
togin daarop geene acht had geslagen, françois, door wiens pen de geheele onderhandeling was gedreven, begreep, dat hij in dien man de hulp zou vinden,
welke hij noodig had tot het voltrekken van zijn geheim huwelijk.
Want een geheim zoude het blijven, dat was de wil der Prinses; dit eischten haar rang en de maatschappelijke overeenkomsten, en françois zelf had het niet anders gewild; zoo zijne fierheid eischte, dat zijne regten op die vrouw gewettigd werden en geheiligd door priesterlijke inzegening, hij had niet de kleingeestige ijdelheid, om met zulk eene zegepraal te willen schitteren in de wereld; - zoo zijn hartstogt niet rustte, voordat hij zich voor eeuwig onafscheidelijk had verbonden aan eene vorstin, zijn trots zelf verzette er zich tegen, dat die daad invloed zoude hebben op zijn' toestand in de maatschappij, en veel liever had hij haar nedergedrukt tot zijnen stand, dan dat hij opgeklommen ware tot den haren, zoo daartoe mogelijkheid ware geweest.
Odescalchi dan, die belang had bij de handeling, was tegelijk de eenige getuige van het huwelijk van françois d'aubigny met de weduwe van den Prins orsini; hij verpandde zijne eer als Edelman voor zijn eeuwig stilzwijgen; de eenvoudige monnik, die het voltrok, kreeg door zijn' invloed eene pastorij over de Alpen; françois legde den eed af, dat hij nooit deze verbindtenis zou doen gelden in het openbaar, dan met den wil zijner echtgenoot, en ontving in ruiling de plegtige belofte, dat
| |
| |
deze tegenover hem zoude betrachten alle deugden en pligten, die van eene trouwe gade kunnen geëischt worden door haren wettigen man. En daarmede meenden die beide menschen verzekerd te hebben wat zij, ieder voor zich, bedoelden, en zij hadden niets gedaan, dan de bouwstof verzameld, die hun volgend leven zoude vervullen met onrust, twist, wroeging en berouw.
Monsignore odescalchi, tevreden in het zekere bezit van zijn Hertogdom, en in de zwakheid van zijne bloedverwante eenen waarborg te meer ziende voor het onbetwistbare bezit van zijn' titel, hield verder geene gemeenschap met haar, in zijn hart afkeurende, wat hij in zijn belang door zijne tegenwoordigheid had goedgekeurd. De zaken der Prinses waren nu volkomen geregeld; hare bezittingen vrij de haren geworden; haar huis was op meer zedigen voet gebragt; de rijkdommen, die haar gemaal haar bij testament had vermaakt, in zilverwerk, in paarlen, in juweelen, waarin het grootste deel van zijn vermogen bestond, waren onverminderd de haren gebleven, en de groote wereld van Rome, hare vernuften, hare talenten, hare intriguanten, hare schoone vrouwen, en hare geparfumeerde geestelijken keerden weder voor goed in haar salon terug. De teedere verhouding van Mevrouw de Prinses orsini tot haren jeugdigen écuyer was sinds lang in de wereld geen geheim meer; maar zoo ooit zonde en schande werden aangemoedigd door de medepligtigheid der verschooning, de achttiende eeuw was ten uiterste toegevend voor
| |
| |
dergelijke betrekkingen; zij had te veel groote zondaren en zondaressen met hare verachting te straffen gehad, zoo zij den steen der veroordeeling had geworpen op de Prinses orsini; doch zoo men had kunnen gissen, dat deze den eenigen stap had gedaan, die hare liefde konde wettigen en regtvaardigen voor God, dan zeker hadden die zelfde menschen, welke nu slechts glimlachten en fluisterden, maar die haar niet minder zochten, haar uitgestooten uit hun midden, en als eene verworpene met schimp en bespotting den rug toegekeerd. De regtvaardigheid der maatschappij! En de echtgenoot van françois kende die zoo wèl, dat zij haar gedrogtelijk huwelijk verborg met de angstige zorg van eene doodzonde. Zij smaakte daarvan intusschen de vruchten, die zij gewenscht had, want was het zelfkennis, of een vast besluit? - de Signore francesco was werkelijk voor haar geworden alles, wat zij wenschte. Was het de natuurlijke edelmoedigheid van zijn karakter, die hem deze nieuwe wijze van zijn, tot pligt maakte, of was het een diep gevoel van het ongelijk, dat hij haar had aangedaan?
Zeker is het, dat hij zich tegenover haar gedroeg, als moest hij telkens hare vergiffenis koopen door zachtmoedigheid, door de opofferingen van onuitputtelijk geduld en vurige liefde. En de Prinses was juist de vrouw, om regt goed partij te trekken van deze stemming, en om niets te doen, dat hem moed kon geven, zich daaruit op te heffen. Alles bleef dus voor het uiterlijke hetzelfde, en zoo de
| |
| |
écuyer nog heerschte, was dat door het zachte geweld der liefde, maar niet meer door dat van aanmatiging. In den aanvang van 1696 deed Mevrouw orsini eene reis naar een vrouwenklooster in het noorden van Italië. De kloosterzusters, die zich wijdden aan de opvoeding van meisjes, hadden daarna eene kweekelinge meer; het was diana. Niemand had op die reize de Prinses verzeld, dan haar écuyer francesco, die van toen af eenmaal 's jaars derwaarts ging, om op de verzorging van het kind toe te zien.
De toestand der echtgenooten bleef dezelfde voor het uitwendige, schoon zeker in dien tijd de hartstogt tot kalmte was gekomen, ten minste van de zijde der Prinses, toen er op eens brieven uit Frankrijk kwamen, en de eerste opening der onderhandelingen met Mevrouw de maintenon en de Kardinaal portocarrero hen opschrikte uit hunne rust, en hun beiden voor het eerst regt goed onder de aandacht bragt, hoe groot eene onvoorzigtigheid zij hadden begaan. Het was tegelijk de aanleiding tot den eersten ernstigen twist, die verkoeling tusschen hen deed ontstaan. Er werd Mevrouw orsini het vooruitzigt geopend Camarera-Major te worden van de Koningin van Spanje; met ijver en in het geheim deed zij alle stappen, welke deze bevordering zeker konden maken; ten laatste werd haar die belangrijke post voor goed aangeboden.
‘Zij was weduwe van een' Spaanschen Grande, en weduwe zonder kinderen!’ luidde het geschrift,
| |
| |
‘een volstrekt vereischte voor het ambt, dat in haar zamentrof.’
Men begrijpt hoe zij, met dit geschrift in de hand, stond tegenover françois d'aubigny, die haar echtgenoot was, en vader van hare dochter diana! Hij bad, smeekte, eischte, dat zij niet zoude aannemen! Maar zij had die onderhandeling, zonder er hem kennis van te geven, te ver laten komen, om te kunnen teruggaan, zonder den toorn van twee Koningen en van al hare voorname beschermers op zich te laden, ondersteld zelfs, dat zij hem dit offer had willen brengen. Dan, de eerzucht en lust tot heerschen waren alreede in haar ontvonkt; alle begeerten, die in haar gesluimerd hadden, waakten plotseling op; zij zag, dat zij eene groote rol zou kunnen spelen op het staatkundig tooneel van Europa; de sterke, onvrouwelijke hartstogten borsten fel uit, en stieten, zonder omzien of aarzeling, de zwakkere vrouwelijke aandoeningen terug. De Prinses orsini begreep op eens zich zelve, al de vatbaarheden van haar verstand, alle vermogens harer ziel; en wat beteekende bij die ontdekking de Signore francesco, haar écuyer, met zijne regten en zijne eischen, zelfs al was hij haar echtgenoot? Zij, die zoo weinig hechtte aan dat woord, dat zij er tot driemaal toe een' had aangenomen, uit verschillende beweegredenen, maar nooit met dat ernstige besef van hare pligten tegenover dezen, dat haar zeker zou belet hebben met een' jongeling als francesco zulk een verbond te sluiten. Was het niet de Hertog de bracciano
| |
| |
geweest, die haar opgeheven had uit weduwlijke bekrompenheid tot eenen hoogen en luisterrijken stand, en had zij hem ooit andere onderscheiding bewezen dan die, welke goede toon en wellevendheid vorderen, en was hij ooit in haar huis of in haar hart voor iets meerder gerekend geworden, dan voor een' nietigen grijsaard, van wien zij den naam had aangenomen, doch wien ze niet behoefde lief te hebben en nog minder te gehoorzamen? En dan francesco, de jongeling zonder afkomst en zonder titel, die niets voor haar was, dan de man, dien zij bemind had; die niets voor haar worden kon, dan op zijn hoogst een geheimschrijver, zou die haar beletten den grooten stap te doen, die haar een' werkkring binnenleidde, juist geschikt voor hare talenten, berekend voor hare krachten; zou die hare schreden belemmeren, waar zij zich plaatsen zoude naast een' troon? Was het niet reeds genoeg, dat hij voor meer dan de helft hare vlugt had verlamd; dat zij in de verbindtenis met hem, altijd door, eene oorzaak zoude hebben tot bange zorgen, en altijd eene onverzettelijke hindernis tegen menige berekening harer eerzucht? o Hoe verachtte zij zich zelve, dat zij op zoo hooge vooruitzigten niet was bedacht geweest! en het was een gevoel als van haat, dat zich in hare ziel ontwikkelde tegen hem, omdat hij het eerst, met zoo veel drift, het offer harer vrijheid had geëischt - en hij zou dan nu gebruik willen maken van dat offer, om haar te dwingen af te zien van de grootsche en schoone loopbaan, die zich voor haar ont- | |
| |
sloot..... hij! en zij had wel zeker besloten, ditmaal niet te zwichten. Het was een heftig tooneel van verwijtingen en bitterheden, dat toen tusschen hen plaats vond, en waarbij de Prinses orsini eene dorre koelheid en eene rustige vastheid wist aan te nemen, die meer bewees voor hare diplomatieke bekwaamheden, dan voor haar hart; waarbij francesco een' terugkeer had van
vroegere heftigheid, die hem toch niet overwinnen deed; een tooneel van schande en smart, vol ellende en tranen, vol verwenschingen en bedreigingen, een zulk eindelijk, als alleen plaats hebben kan tusschen zulke echtgenooten, maar ook zeker volgen moest, als het noodlottige, onvermijdelijke gevolg van hunne zwakheden, hunne fouten, hunne overijling en hunne dwaling; een tooneel, waarvoor zij den grond gelegd hadden bij het wakker roepen en bij het toegeven aan een' ongerijmden hartstogt.
François d'aubigny behield geene andere keus, dan zijne echtgenoot te laten handelen zoo als zij wilde, of zich gansch haren haat te winnen, door haar van hare hoogte neder te storten, met eene ontrouw aan zijnen eed. Tot het laatste dacht hij te edel en had haar nog te lief; - hij besloot tot het eerste, en zij reisde af naar Spanje, waar hij haar niet volgen zoude. François verlangde het niet, en Mevrouw orsini had het hem voorgesteld, opdat hij het zoude afslaan; zij wist nog weinig van het karakter en het humeur der Vorstin, aan welker zijde zij leven zoude; zij had slechts voorgevoel, nog geene zekerheid van de magt, die zij
| |
| |
hebben zoude aan dat Hof; zij kon dus geenen man met zich nemen, die tot haar stond in de betrekking van francesco, en van wien zij zoo weinig voorzigtigheid kon hopen in de verloochening daarvan; maar toen zij eenmaal gevestigd was in vollen glans en hofgunst; toen zij de mate van hare magt had gemeten, en de diepte van haren invloed gepeild; toen zij wist, dat zij alles kon durven, en men haar alles zou vergeven, of liever, dat niemand haar het zou verwijten, dat zij in het vorstelijke paar twee blinden leidde aan hetzelfde snoer, twee kinderen aan denzelfden leiband; dat de sombere blikken der geërgerde Spanjaarden en de spottende glimlachjes der ligtzinnige Franschen niets zouden vermogen tegen haar, zelfs al duidden zij den verleidend schoonen écuyer als haren minnaar aan, toen ontwaakte in die zonderlinge vrouw eene glimp van de oude liefde, al ware het misschien uit zucht tot het gewaagde - uit lust aan bezwaren, of wel het verlangen naar een hart, waartegen zij met vertrouwen het hoofd konde uitrusten; te midden aller vleijerijen, die men aan haar kwistte, aller aanbidding, die men haar opdrong, had zij behoefte aan eene liefde, die beproefd was en waarachtig; zij stond zoo alleen, en hare houding tegenover het Hof was van dien aard, dat zij tegen niemand eene gedachte durfde uiten, zonder vreeze van onbescheidenheid of van verraad; dat zij de hand niet durfde leggen in iemands arm, zonder te vreezen, dat er voor de dienst een loon zoude geëischt worden, hooger
| |
| |
dan de staatkunde noodig vond te geven. Toen schreef zij aan haren francesco; zij schetste hem haren toestand, te midden van al haren glans; haar verlangen naar zijn bijzijn; hare behoefte aan zijnen raad, aan zijnen steun zelfs, en dat alles, het mogt waarlijk gevoeld zijn of slechts voorgewend, wist zij uit te drukken met die zegevierende behendigheid, waarvan zij het geheim bezat, en waarmede zij tot Mevrouw de maintenon toe wist te winnen. Toch moest zij hare oproeping, hare bede, hare overreding herhalen, eer d'aubigny besluiten kon zich weder in den treurigen toestand te plaatsen, waarin hij meester zoude zijn en dienaar tegelijk; waar hij zou kunnen bevelen en toch moest gehoorzamen; waar hij gedwongen zoude zijn met gebogen hoofd te staan achter den stoel van de vrouw, die eenmaal hare hand in de zijne had gelegd. Maar nog beminde hij, en zij had hem veel gezegd, veel beloofd, dat hem bevredigen kon met zijn lot; daarbij, hij had het reeds eenmaal aangenomen, hij had het vooruit kunnen berekenen, toen hij de eerste overeenkomst aanging; nu moest het worden gedragen, zoo hij geene eeuwige scheiding wilde, en daartoe voelde hij zich nog niet sterk genoeg. Hij besloot dan te Madrid te komen. Zij bood hem eenigen rang aan, die hem gelijkstelde met de hovelingen van edele geboorte, en die hem boven den schijn van dienstbaarheid verhief; maar met eene eigenzinnige, misschien romaneske overdrijving van kieschheid, verwierp hij dit voorstel, zonder te denken aan de vernede- | |
| |
ringen, welke het hem had kunnen sparen; toch hernam hij nu zijn' familienaam, dien hij reeds te Rome bij den Maestro bojacci had afgelegd, totdat hij dien eens in zijn vaderland zoude mogen voeren, verheerlijkt met den stralenkrans der kunst. Nu wist hij, dat dit nooit wezen zoude; dat zijn vader overleden was, dat er niemand meer leefde, wien het ergeren konde, zoo hij dien voortsleepte in het
gevolg van eene vrouw, en nu wilde hij ten minste een' wettigen naam hebben, waarbij men hem noemen kon, en dien niemand hem zou betwisten.
Toen dan de Sieur françois d'aubigny, écuyer van de Prinses orsini, die te Rome de zaken zijner meesteres had geregeld, nu tot haar kwam te Madrid (zoo luidde het voor de wereld) - was hij in de volle kracht van zijn leven en een bloeijend schoon man. Het vuur zijner oogen mogt een weinig zijn getemperd, het maakte ze zachter en dieper; de overfrissche blos van de vaag der jeugd mogt zijn weggepeinsd van zijne wangen, die bleekte bij zijn donker glanzig haar maakte hem te meer belangwekkend; de hartstogt mogt zijn merk gedrukt hebben op dat voorhoofd in eene smartelijke groeve, het deed geen onregt aan de schoonheid van den vorm, noch aan de uitdrukking van die schrandere trekken, welke buitendien reeds tot nadenken wekten. Zijne slankheid van vroeger was tot krachtigen bouw volgroeid, en al zijne bewegingen, hetzij hij eener dame den waaijer aanbood, hetzij hij de teugels hield van een steigerend rijpaard, hadden eene natuurlijke en eigenaardige bevalligheid, iets
| |
| |
zekers, iets vasts, iets sprekends, dat geen benijder hem konde afzien, omdat zij onopzettelijk was en aangeboren, en dat de fijne toon en de zachte hoffelijkheid van Mevrouw orsini die alleen een weinig had beschaafd onder den invloed der eerste liefde; die manieren zouden voor een' Edelman van eerste opvoeding zeker wel een weinig te veel kracht hebben gehad en te veel levendigheid; doch voor een' écuyer, het middenwezen tusschen een groot heer en eenen burgerman, gaf men dit toe, te meer daar eene zoete welluidende stem hare scherpheid verzachtte, zoodra hij sprak. Zulk een man, plotseling opgetreden te midden van een Hof, dat van kabalen en intrigues zamenhing, en waar zich eene onverzadelijke behoefte deed gevoelen aan de prikkeling van vermaak en de schokken der hartstogten, was eene verschijning, die hare groote waarde had. Alle vrouwen vonden, dat de Prinses orsini wel zeer gelukkig was geweest in de keuze van haren écuyer; maar tusschen het gemurmel harer bewondering door, hoorde men ook het schuifelen van den laster. Alle mannen vonden, dat deze écuyer er te schrander uitzag bij zijne schoonheid, om voor niets daar te zijn, dan om het gebedenboek te dragen van Mevrouw de Prinses, en zij begonnen in te denken, dat hij hun gevaarlijk kon worden, voor zooverre zij op invloed aasden, op magt, of op vrouwengunst. Maar de fiere blikken van françois en de eenigzins barre terughouding van zijn gedrag verstomden bewondering en laster beide, en zij, wier voorzienige schranderheid
| |
| |
benijd had en gevreesd, kregen spoedig, niet geruststelling, maar de zekerheid, dat het voortaan uit de hand van dien man was, dat hun het genadebrood der gunsten en de wrange beeten der ongenade zouden worden toegereikt. Ook vatten zij die hand niet - maar zij likten haar, lage zielen als ze waren, die een' lakkei de voeten zouden hebben gekust, om later misschien zijnen meester te kunnen trappen op het hart; en werkelijk, ware d'aubigny een lakkei geweest van afkomst of van beginsels, hij had voldaan kunnen zijn met zijn deel van geluk, met zijn deel van magt in de Spaansche monarchie, dat hem werd toegeworpen. In hare vreugde over zijne terugkomst, had Mevrouw orsini niet geweten, door welke bewijzen van liefde, van hoogachting en van vertrouwen zij hem toonen zoude, dat hij welkom was, en hoe zij hem het offer vergoeden wilde, dat hij haar bragt. Zij moest toch enkelen deel geven in haar gezag; de Fransche Heeren: - dat was niet voorzigtig; de Spaansche Edelen: - dat was hoog verraad tegen Frankrijk - een onbekende naam, zoo als de zijne, nevens d'orry, dien zij toch moest dulden, dat kon niemands argwaan wekken, en hare magt niet meer verkorten, dan zij zelve wilde, en françois, die anders vrij was van de gewone heerschzucht, of liever te trotsch, om haar op zulk eene wijze te bevredigen, nam aan, wat zij hem gaf, en eischte veelal meer nog, dan hem in het eerst was toegedacht, alleen maar, om zich te verblinden voor zijn' waren toestand, om zich bij wijlen den droom te geven van
| |
| |
onafhankelijkheid. En hij gewende zich zelven en anderen op die wijze zoo zeer aan het oefenen van invloed, dat het hem eene gewoonte was geworden en eene behoefte, eer hij er aan dacht. En Spanje was er misschien niet ongelukkiger door. Hij verzette zich tegen menige wreede berooving, tegen menige willekeur, tegen menigen gewaagden stap, tegen menig roekeloos plan, dat niemand voordeel konde aanbrengen, dan den twee of drie fortuinzoekers, die het hadden uitgedacht; hij bragt menig eerlijk man op zijne regte plaats; hij stelde menigen schelm met beschaming ten toon; hij wist bekwaamheden te onderkennen en te gebruiken; hij wist de onwetende snoeverij met beschaming te straffen. Voor al dat goede had Mevrouw orsini een' scherpen blik, en zij meende het eerlijk genoeg met het land, dat zij regeerde (mits zij regeerde), om hem dankbaar te zijn voor de misbruiken, die hij aanwees, voor de verbeteringen, die hij voorstelde, ten minste zoo die niet ingrepen in het raderwerk der kabalen, waardoor zij heerschte. Het was toen, dat françois die sombere en droevige menschenkennis opdeed, hofkennis willen wij het noemen, tot verschooning der overige menschheid, waarvan zijne woorden in sommige oogenblikken op zulk eene bittere wijze getuigden; het was toen, dat hij zich fier voelde, slechts een burger te zijn, dat die medelijdende verachting voor vorsten en die haat voor hunne omgeving in zijn hart opschoten. Ondanks al zijne fouten, die wij niet verbloemd hebben, hopen wij toch, dat niemand hem
| |
| |
verdacht heeft van onbepaald welgevallen in zijnen toestand, vooral niet van geluk onder die zegepralen eener gevleide ijdelheid. Hij zelf zag nooit op dien tijd terug, zonder een' donkeren schaamteblos en een' diepen zucht, en de weinige oogenblikken van genoegen, die hem ten deele vielen, waren zeker niet die, waarin hij orry of den abt d'estrées in eenig duister plan had weten te kruisen; maar die aanvallen op de ontwerpen van den laatste kostten hem veel, of liever, zij besloten zijne loopbaan voor het oog der wereld, en hunne gevolgen ten minste dreven hem tot zijne vorige minbeduidendheid terug. Het was in het woeligste van den successieoorlog; de toestand van Spanje de wanhopigste, waarin het nog had verkeerd; Frankrijk, zoo uitgeput, dat het aan onderhandeling dacht met de zeemogendheden, al moest ook de voorwaarde van vrede de val zijn van den kleinzoon filips V. Berwick was ingeroepen om het Spaansche leger bijeen te verzamelen en aan te voeren; puységur was aangekomen, om hem te steunen; orry had onherstelbare fouten begaan; door zijne onvergeeflijke achteloosheid ging Gibraltar verloren, de belangrijkste haven in gansch Spanje, allerbelangrijkst vooral in de handen van een' vijand. De Kardinaal d'estrées, van wien men, om zijne naauwe vriendschap met de Prinses orsini, had gemeend, dat hij aangenaam zoude zijn, was omstreeks dien tijd Fransch ambassadeur te Madrid; doch daar hij de belangen van Frankrijk met te veel opregtheid en te weinig meêgevendheid behartigde, was hij in ge- | |
| |
durige botsingen met de Camarera-Major, waarbij hij altijd nederlagen leed, welke zij hem niet spaarde, zonder eenige achting voor zijne achtingswaardige persoonlijkheid, noch voor de groote diensten, die hij haar zelve had bewezen, als de weduwe van blaise de
talleyrand, en later. Dit vermoeijende en vernederende spel moede, verzocht de prelaat een ontslag, dat hem schielijk gegeven werd. Zijn broeder, de abt d'estrées, volgde hem voorloopig op; om zich te vestigen, liet deze zich de lage voorwaarde welgevallen, van nooit naar zijn hof te schrijven, dan met voorkennis en overleg van Mevrouw orsini en den minister; doch in het geheim wreekte hij zich over dien dwang, door kleine kabalen te smeden in zijn persoonlijk belang tegen de Camarera, door d'aubigny veelmalen ontdekt en gedwarsboomd. Dit en de harde voorwaarde, waaraan hij zich onderworpen had, niet gematigd, zoo als hij wachtte, door meerdere inschikkelijkheid voor de belangen, die hij voorstond, begon hem ondragelijk te worden, juist ten tijde, dat puységur, door orry op schaamtelooze wijze misleid omtrent de maatregelen tot onderhoud van het leger, en tot verdediging der grenzen, zich verpligt rekende zijne verontwaardiging te uiten in scherpe klagten, die hij naar lodewijk XIV opzond. Orry was te veel en te openlijk door Mevrouw orsini ondersteund en vooruitgezet geworden, dan dat men haar onschuldig kon achten aan zijne fouten, schoon het waarschijnlijk is, dat hij haar, de vrouw, die toch in 't eind niet zelve de legermagt kon gaan
| |
| |
tellen, of de magazijnen in oogenschouw nemen, bedrogen had, zoowel als den Franschen staatsman, wien hij valsche bescheiden voorlegde van manschappen, die alleen op het papier bestonden, en van voorzorgen, die nooit waren getroffen. Die beschuldigingen van puységur, de verontwaardiging van de beide natiën over het verlies van Gibraltar, troffen zamen met de uitbarsting, die orsini, door hare handelwijze tegenover de beide d'estrées, over zich haalde. De Abt-gezant dan, had zich even goed geërgerd aan orry als puységur, en wist beter dan deze, wat er omging in het paleis, waar de Prinses heerschte; maar hij had zijne persoonlijke redenen, om liever de Camarera en haren gunsteling d'aubigny van alles te beschuldigen, dan den minister; den laatsten zelfs schreef hij meer magt toe, en vooral meer kwaden wil, dan er werkelijk bestond. Minder opregt en minder eerlijk dan zijn broeder de Kardinaal, trad hij niet terug uit onmagt of uit verdriet, maar hij wilde door sluipmiddelen de anderen wegdrijven van hunne plaats. Ondanks de overeenkomst, die hij had aangegaan, en welke, tot schande van het Fransche Hof, daar bekend was en goedgekeurd, waagde hij het, langzamerhand sommige berigten van weinig belang af te zenden, buiten voorkennis der Camarera; toen dit gelukt scheen, maakte hij eene ernstige en vormelijke depêche op, waarin hij de gansche bitterheid zijner ziel uitstortte, waarin hij alle grieven uitmat, alle misbruiken blootlegde, alle geheime fouten aantoonde, alle kabalen uiteenploos,
| |
| |
en Mevrouw orsini en hare partij voorstelde op eene wijze, die den Koning van Frankrijk zoowel als dien van Spanje tegen haar moest innemen; maar wat het ergste was, niet slechts de staatsdame tastte hij aan, maar ook de vrouw; niet slechts in hare staatkundige geheimen was hij ingedrongen, maar ook in die van haar huisselijk leven; niet slechts de fouten van haar bestuur, maar ook de zwakheden van haar hart, stelde hij ten toon. Was het eene vermetele gissing of hadden omkooping en ontrouw hem de waarheid verraden? maar zeker is het, dat hij hare betrekking op d'aubigny stelde als een feit. Na eerst gesproken te hebben met eene trouwelooze overdrijving van diens invloed op de gewigtigste staatszaken; na als bewijs te hebben aangevoerd, wat niet te loochenen was, dat hij meermalen den kabinetsraad bijwoonde, waarin de belangrijkste zaken van het Koningrijk werden beraamd en overlegd, en dat orry en hij zelf zich dit misbruik hadden moeten laten welgevallen, gaf hij op, als waarschijnlijke oorzaak van een zoo groot overwigt van dien jongen man op de schrandere vrouw, eene teedere betrekking, een geheim huwelijk, waaraan niemand aan het Spaansche Hof meer twijfelde volgens hem. Dat was de laatste dolksteek, waarmede hij zijnen sluipmoord aan haren goeden naam voltooide.
Mevrouw orsini evenwel, zoo goed gediend, zoo gevreesd, en zoo wel gehoorzaamd, was met de geheime overtredingen van den Abt bekend geworden; daar zij begreep, dat ze eenig vijandelijk doel
| |
| |
moesten hebben, begon zij er hare maatregelen tegen te nemen; en toen het gewigtige stuk aan den post was toevertrouwd, werd het in hare handen overgeleverd. Men denke zich haren schrik, haren toorn, hare verontwaardiging; doch neen, niemands verbeelding behoeft zich te vermoeijen; als wij eenvoudig de handelingen opgeven, waartoe zij zich liet vervoeren in hare opgeruide hartstogtelijkheid, dan hebben wij haren zielstoestand geschetst. In den opengebroken' brief aan den Koning, daar, waar de Abt zijn vermoeden uitdrukte, dat zij d'aubigny had getrouwd, schreef zij eigenhandig als kantteekening: ‘pour mariée, non!’ en na dit geschrift dus getoond te hebben aan verscheidene hooggeplaatste personen van het Hof, tot zelfs aan den Koning en aan de Koningin van Spanje, onder de bitterste verwijtingen en beschuldigingen tegen den Abt, zond zij het met die vreemde en vermetele aanmerking naar lodewijk XIV af, in geleide van de hevigste klagten over het gedrag van d'estrées; over zijne vermetelheid, geschreven te hebben zonder hare voorkennis, en over de gruwzame beleediging, die hij haar aandeed met de lastering van dit gewaande huwelijk. Dit zonderling onvoegzame, en, om het met den regten naam te noemen, schaamtelooze gedrag van de Prinses orsini; dit radeloos en onbezonnen vertienvoudigen van de ergernis, zoo zeer in tegenstelling met hare gewone matiging, met hare waardige kalmte, met hare berekenende voorzigtigheid, met haren huiverenden schroom tegen iedere, zelfs de kleinste, overtreding
| |
| |
van vormen en welvoegelijkheid, schenen te kunnen voortkomen uit eene edele verontwaardiging, die, tot het uiterste gestegen, in onbedachte drift ieder middel aangreep, om zich lucht te geven, en uit eene onschuld, die, sterk in hare reinheid, de vermetelste stappen waagt, om zich te regtvaardigen; maar wij houden het daarvoor niet; haar diep en gevat karakter, dat onder de grootste lotwisselingen beradenheid en tegenwoordigheid van geest wist te behouden, had door fijne en meer waardige middelen hare eere kunnen herstellen, waar die dus werd aangerand, zoo zij zich onschuldig had gekend; zij had zich kalmer en meer zeker gewroken op den Abt, dan door dus openlijk de wegen bloot te leggen, langs welke zij tot staatsgeheimen doordrong; ware hare verontwaardiging zoo waarachtig gevoeld geweest, als zij luide werd uitgeroepen! Wij houden integendeel haar gansche gedrag, onzinnig als het scheen, voor een welberekend overleg, voor een nieuw bewijs van hare gevatheid van geest, en snelle waardering der eischen van het oogenblik. Hoe meer het waarheid was, wat daar geschreven stond, des te meer moest zij er luide en tegenover de gansche wereld, door schelle kreten, de onwaarheid van uitroepen; daar er niets meer te loochenen was, niets meer te verbloemen, niets meer te verbergen, te vrijer moest zij klagen, te sterker wraak roepen over onregt, zich te meer bitter beleedigd en belasterd wanen, naarmate er meerder grond was voor de lastering. Dit alleen kon sommigen nog misleiden omtrent de
| |
| |
waarheid; de gesmoorde ergernis, of zelfs de herroeping daarvan, waartoe de Abt welligt nog had kunnen gedwongen worden, zou niets geholpen hebben, zou niemand belet hebben te denken, wat hij wilde; en zoo de geschiedenis mij geen ander regt gaf, om hare verbindtenis met d'aubigny als een feit in den roman op te nemen, dan zou dit zeldzame en zoo weinig op haar zelve gelijkende éclat mij er de vrijheid toe geven. Het spreekt van zelf, dat françois al zeer spoedig kennis kreeg van het voorval en van de wijze, waarop zijne gade er zich in gedroeg, maar te laat toch, om de schijnbare onvoorzigtigheden van hare drift te voorkomen, of zich daartegen te stellen; maar welk eene grieve moest ze hem niet zijn, deze handelwijze! hij had nooit van haar verlangd, dat zij openlijk belijdenis zoude doen van de zwakheid, die haar met hem vereenigde - maar hem dus ganschelijk te verloochenen voor de wereld, onder woorden en daden, zoo diep beleedigend voor hem - want iedere bitterheid tegen den Abt op dit punt was eene beschimping tegen hem - was als eene getuigenis uit haren mond, hoe hij een zoo onwaardige was, dat de onderstelling van eene verbindtenis met hem als de gruwzaamste aller lasteringen moest worden opgenomen. En zij, die hem zelve had gekozen, die hem zelve het eerst de hand had toegereikt! Ook was zijne verontwaardiging zoo waarachtig en diep, dat hij die vrouw niet wilde wederzien. Nog denzelfden dag van het schandaal reisde hij af naar Rome, in een kort, maar scherp woord haar
| |
| |
kennis gevende van zijn besluit, om niet weder aan hare zijde te leven, dan als haar erkende gemaal. Zoo goed als eene eeuwige scheiding!
Welke de eerste indruk ook moge geweest zijn van d'aubigny's vertrek op de Prinses orsini, de tweede was zeker die van blijdschap, van verligting; het stond aan haar, om partij te trekken van die verwijdering, op elke wijze, die zij goedvond. Ook deed zij die voorkomen als door haar beschikt, als de ongenade van den gunsteling, als een nieuw bewijs, dat die man niets meer voor haar was, dan hetgeen zij wel van hem wilde maken, en daarmede ook meende zij, dat alles geschikt was, de roekelooze! Meende zij dan waarlijk, dat lodewijk XIV, de trotschste en naauwlettendste aller vorsten op den eerbied aan zijn' persoon, de schending van zijne Majesteit in het karakter van zijn' Ambassadeur ongewroken zoude laten? De onschendbaarste aller instellingen, den brievenpost, dus te misbruiken, om de officiële depêche van een' Gezant aan zijnen Heer magtig te worden, die te openen, zonder eerbied voor een diplomatiek zegel, met eigene hand eene aanmerking daarin te lasschen, en van die daad geen geheim te maken, maar haar te verbreiden met opzet en zonder schroom, als ware het eene gewettigde en geoorloofde handeling, en daarna zonder vreeze te zijn voor het gevolg! Wij herkennen naauwelijks meer de Camarera-Major, of het moest zijn in de fiere zekerheid van hare ingewortelde magt, van hare onmisbaarheid, die haar hier verblindde. Zelfs al ware niet
| |
| |
iedere regel van dat geschrift eene vreesselijke aanklagt geweest tegen haar, door feiten bewezen, zij ware toch verloren geweest, en niet meer te redden door de bescherming van Mevrouw de maintenon, door de zwakheid en vriendschap der beide Spaansche Monarchen, tegen den toorn des Franschen Konings. Toch scheen de storm, die haar hoofd zoude nederbuigen, in het eerst niets dan een togtje; zij kreeg eene strenge vermaning van wege het Fransche Kabinet - maar niets dan dat, en de Abt d'estrées daarentegen kreeg, nevens eene strenge bestraffing, zijn ontslag als Gezant; zij behaalde dus als eene zegepraal op den vermetelen vijand, maar het was slechts eene krijgslist, om haar eerst te verjagen uit hare sterkte, uit de nabijheid van den Koning. De oorlog was juist geopend. Lodewijk XIV deed zijn' kleinzoon opmerken, hoe het voegzaam ware, dat hij zich plaatste tegenover den Aartshertog zijn' mededinger, en in persoon zijn leger ging aanvoeren. Iedere poging, die de Camarera-Major aanwendde, om filips dien raad te doen veronachtzamen, de eigen wensch zijner traagheid, om dien pligt te ontduiken, alles was vruchteloos: de oude Koning bleef onverzettelijk bij zijne meening, legde haar ten laatste op als een bevel van den grootvader, en de zwakke kleinzoon durfde niet wederstaan, al had hij zijne vorstenwaardigheid ook durven wagen aan den blaam van gebrek aan moed, dien dit wegblijven op hem zoude laden. De Koningin, door de Camarera-Major opgezet, wilde zich niet van haren gemaal scheiden,
| |
| |
en er werden tallooze kleine kabalen gesmeed en verschalkt, om dit ontwerp te doen aannemen, of te doen mislukken; doch in het eind moesten de beide vrouwen rede verstaan, en voor den eisch van het oogenblik wijken. De ontzaggelijke nasleep, de onberekenbare kosten, die veroorzaakt zouden worden door de tegenwoordigheid van vrouwen in het leger, van eene Vorstin, van eene Koningin van Spanje bovenal, konden noch worden goedgemaakt door de uitgeputte geldmiddelen, noch worden geregtvaardigd door eenig aan te wijzen voordeel.
De Abt d'estrées, die niet meer Gezant was, zoude echter, tot de komst van zijn' opvolger, den Koning ter zijde blijven. Filips V dan reisde af, en snel daarop werd Mevrouw de Prinses orsini, geborene Fransche onderdane, gelast door haren Vorst, lodewijk XIV, om Spanje te verlaten, en Italië haar als verbanningsoord aangewezen. Haar ontslag als Camarera-Major, den Spaanschen Koning ontwrongen, volgde daarop. Van dien val, en hoe zij zich daaruit weder oprigtte, krachtiger en fierder dan ooit, hebben wij nu niet te spreken; veelmeer eischt ons onderwerp, dat wij omzien naar d'aubigny, om te weten, hoe hij intusschen had geleefd, en wat hij besloot bij die ongedachte wending in het lot zijner gade.
Hij was naar Rome gereisd; hij had in het eerst getracht, zich op nieuw aan de kunst toe te wijden, en in die toewijding vergoeding willen zoeken voor al het verlorene; maar de tijd was voorbij; de kunst is eene ijverzuchtige minnares; zij is het
| |
| |
liefst gediend om zich zelve; zij is niet altijd gewillig zich te laten gebruiken als het allerergste en het allerlaatste van iedere gekrenkte ziel. Voor françois d'aubigny was de tijd harer gunsten voorbij. Zijne jeugd had afgebloeid; de vlam zijner geestkracht had opgehouden te ffikkeren; zijn moed was weg; zijne vrolijkheid, zijn vertrouwen op zich zelven, zijn geloof aan de magt der kunst, waren uitgebluscht; hij was verlamd geworden naar ziel en ligchaam, verlamd voor de krachtige inspanningen, die zij eischt, en daarbij, Maestro francesco, als een onbekende uit haar gild getreden, kon er door françois d'aubigny niet weder worden binnengeleid; d'aubigny, een naam, die nu eene treurige vermaardheid had gekregen door Europa, verpersoonlijking van zijne schande, van zijn ongeluk, die hem bekend maakte te Rome als elders, en waarvan hij daar ten minste niet meer konde scheiden. En meester bojacci, al had zijn harde vloek hem niet van dezen teruggedrongen, was niet meer onder de levenden, om hem te beklagen en hem de hand te reiken, of om zich gewroken te zien! Toen de kunst hem faalde, dacht françois aan zijn kind; dat was wel de band, die hem aan deze orsini hechtte; maar zij was der moeder zeker meer vreemd gebleven dan hem: de moeder had de zuigeling aan eene vreemde borst vertrouwd; zij had der moeder niets te danken dan het leven; de moeder kende niet eenmaal hare trekken; de moeder had nooit door eene liefkozing de aandacht van de kleine tot zich getrokken. Hij
| |
| |
daarentegen had ieder jaar haren groei nagegaan, hare ontwikkeling bespied, haar liefkozingen afgetroond. Zij zoude hem kennen! Hij zou haar wederzien; in de nabijheid van het klooster wilde hij eene schuilplaats zoeken voor zijne schande en zijne smart; toen hij wegreisde uit Rome met dat doel..... trof de weêrklank van den val der Prinses orsini zijn oor; zij was van haar voetstuk afgestort; de trotsche vrouw lag verbrijzeld dáár onder het hoongelach van vijanden, van benijders, van lage gunstelingen, verbeeldde hij zich; alles, waarvan en waarvoor zij leefde, was haar gewelddadig uit de handen gerukt; zij moest geschokt zijn tot in het binnenste harer ziel; zij moest kracht noch bezinning hebben overgehouden, om zich op te rigten, of om voor zich zelve te handelen, meende hij; zij trok als eene verlatene naar Frankrijk henen, zeide men, veroordeeld alreede door de openbare meening, als eene misdadige, die haar vonnis gaat aanhooren. En waarom was zij gevallen, waarom verlaten? Waarom werd er als eene schuldige op haar gewezen? Zijn naam naast den haren, was dat niet hare grootste misdaad? Het was in het einde toch hare liefde voor hem, die dit lijden over haar bragt; het was voor het minst zijn pligt naast haar te staan in het ongeluk, haar helper, haar beschermer te zijn, waar alle bescherming haar faalde. Zijne natuurlijke edelmoedigheid; het diepe besef van het ongelijk, dat hij haar had aangedaan, en dat telkens weder bovenkwam; de geheime stem van zijn hart, die altijd weder voor haar sprak,
| |
| |
en - wie kent de duizende roersels eener ziel, die tot de schijnbaarste ongelijkmatigheden voeren, en die toch niets zijn dan haar karaktertrek - wie weet nog, welke onbestemde hoop daarnevens; maar hoe het ware - de eerzuchtige Vorstin, de hooghartige Camarera-Major had hij verlaten, en wilde hij niet wederzien. Maar Mevrouw orsini, die zich ging stellen in de magt van een' beleedigden meester, zou hij vinden, en.......... op het oogenblik, dat deze zich het meest vergeten waande, en verzaakt door de gansche wereld, stond de man voor haar, dien zij meer dan eenig mensch had verwaarloosd en beleedigd. Hij stond naast haar - liefderijk en krachtig, als een moedig vriend, als een kalm geleider, met een diep, maar ernstig medegevoel, en met al de omzigtige verschooning van eenen beleedigde, die vergeven heeft, omdat hij zich zelven niet rein kent van schuld. - Hij vond haar te Toulouse, maar niet als de gebogene, of de wanhopige, die nederligt onder de zwaarte van haren jammer, en die moed en goed beraad beide heeft verloren. Slechts toen zij snel begreep, hoe hij haar meende, welligt wenschte te vinden, veinsde zij te zijn, zoo als hij haar had gewacht, dichtte hem voor, dat hij haren toestand geraden had. Het was dien man niet gegeven, die vrouw te doorgronden, of haar te leeren kennen, anders dan door eene harde ondervinding. Het viel haar in, van zijne tegenwoordigheid partij te trekken, zoo als zij het vroeger van zijn afzijn had gedaan. Daartoe liet zij hem niets zien van hare
| |
| |
sterkte, niets van hare hoop, niets van de wijze omzigtigheid, waarmede zij in Spanje alles had weten te regelen op eene wijze, die haren terugkeer mogelijk, noodzakelijk zoude maken; niets, hoe zij bij iedere schrede in Frankrijk aan moed won, en met meer vastheid het plan durfde vormen ter harer verdediging; maar zij liet hem slechts zwakheid zien en volslagene moedeloosheid; zij sprak veel van de zeldzame hardheid, waarmede zij als verjaagd was uit Spanje, en van de sombere uitzigten, die dat haar geven moest voor het lot, dat haar in Frankrijk wachtte. Zij speelde als met de verschrikkelijkheden van haren toestand, met de vreesselijke aanklagt van d'estrées, die haar van eene verwaarloozing beschuldigde, welke naauw aan hoog verraad grensde; zij telde als met huivering al de groote vijanden op, die zij zich aan het Fransche Hof moest hebben verwekt; maar zij verzweeg, hoe vele en hoe magtige vrienden haar daar waren gebleven; zij scheen te sidderen voor den toorn van lodewijk XIV, zoo vaak door haar getrotseerd in zijne Afgezanten, zoo vaak gedwarsboomd in zijne plannen; maar zij vergat te zeggen, dat zij nog zeker was van de maintenon. Zij zinspeelde op het einde van menigen diplomatieken val, de Bastille; en d'aubigny, die niet anders kon oordeelen dan naar den schijn en naar hare berigten, vond dit alles waarschijnlijk genoeg, om voor de waarheid te vreezen. Hij was niet zoo voorzigtig in het uitspreken van zijn deelnemen en medegevoel, of zij bespiedde daarin iets van dat vroegere ge- | |
| |
voel van ongelijk, dat nog niet in hem was verstorven en waarmede zij hem zoo vaak overheerd had in zijne onhandelbare luimen. Toen waagde zij het, hem stout te misleiden over de uitkomst van zijne overijlde afreis van Madrid, die hare zaak had benadeeld als zij voorgaf; ‘en nu uwe terugkomst,’ vervolgde zij met een' weemoedigen glimlach, ‘hoe zij mij
verrast en noodig is voor mijn hart, zij doet mij schade in mijne belangen.’
‘Dat was mijn doel niet,’ antwoordde hij ontstemd en bitter.
‘Weet ik dat niet?’ hervatte zij met zachtheid; ‘maar dat zal niemand verhinderen onze hereeniging uit te leggen, zoo als men wil, en gij begrijpt, hoe zeer ik verloren zoude zijn, als na zulk een ontkennen de waarheid vermoed kon worden, als gij zelf tegen mij komt getuigen.’
‘Ik? - hebt gij niet mijnen eed, Mevrouw?’
‘Ik meen door uwe handelwijze, door gebrek aan inschikkelijkheid.....’
‘Mij dunkt, dat toch hebt gij mij niet te verwijten!’
Zij glimlachte. ‘Wat gij mistet, heb ik zoo gaarne verschoond; maar nu kan één blik van uw oog mij de vrijheid kosten, als gij mij volgt.’
‘Ik zal een' zoodanigen niet op u werpen.’
‘En toch zoudt gij mij willen volgen naar Parijs?’
‘Tot voor den troon van lodewijk, als het zijn moet. Gij moet immers gered worden, anna! Maar als gij gered zijt, wil ik ook een offer, Mevrouw! Als gij uit dezen nood de vrijheid redt en
| |
| |
de eer, zal toch wel uwe rol in de hofwereld zijn afgespeeld?’
‘Het zou vermetel zijn aan het tegendeel te denken,’ antwoordde zij.
‘Blijf dan leven voor mij, voor uwe pligten, voor uw kind, voor uw geluk; want het zal uw geluk zijn, als gij eens met moed hebt afstand gedaan van den ijdelen glans, waarvan gij nu al de onzekerheid hebt leeren kennen. Verbergen wij dan te zamen ons leven en onze liefde, in een oord van uwe keuze, waar Mevrouw d'aubigny zich echtgenoote zal durven erkennen, zonder der Prinses orsini te schaden; waar wij zoo gelukkig zullen zijn, als wij het nog kunnen wezen. Op die voorwaarde red ik den historischen naam der Camarera-Major; op die voorwaarde zal ik nog weder lakkei zijn, als het wezen moet.’
En hetzij Mevrouw orsini reeds zoo zeker was van hare herstelling, hetzij ze werkelijk aan die uitkomst dacht bij eenen mogelijken ondergang, als eene laatste toevlugt, zij vleide d'aubigny met die hoop; zij sprak er van op eene wijze, die hem in den waan moest brengen, dat zij zelve, zonder tegenzin, het oog vestigde op een rustig en vergeten lot; zij noemde zelfs de vallei in Zwitserland, waar eene eenvoudige villa hun vergetelheid zoude schenken van de wereld, en françois, die reeds te veel lotswendingen had beleefd, om ook niet aan eene zulke te kunnen gelooven, volgde haar op nieuw, zoo niet met het volle vertrouwen, zoo niet met vrolijken moed, dan toch met iets, dat veel naar
| |
| |
hoop geleek, en met eene goede verwachting van de toekomst.
Mevrouw orsini was uit Spanje getrokken met zeer weinig gevolg. Zij had geene andere vrouwen bij zich dan de jonge Barones de sesons, eene arme Fransche Edeldame, die haar tot gezelschapsjuffer was, twee deftige Spaansche dueña's en eene Cameriste. De Barones reed met haar in dezelfde reiskoets, de dueña's en de kamenier in eene andere, die tegelijk voor eenige reiskoffers werd gebruikt. Mannelijk geleide had zij niet dan de volstrekt noodige bedienden. Zij nam te Tarbes huurrijtuig voor de dienende vrouwen, en liet françois, dien zij van nu aan Monsieur d'aubigny noemde, de ontruimde reiskoets ten gebruike over, met opzet tegen hem aannemende eenen toon van achtingvolle beleefdheid, die verre was van de losse gemeenzaamheid, waarmede zij de gewoonte had met hem om te gaan, zelfs in het bijzijn van anderen.
Zoo was het bijna op dezelfde wijze en onder hetzelfde geleide, dat de man d'aubigny naar zijne moederstad wederkeerde, als de knaap françois er was uitgetrokken, en zonderling genoeg, dezelfde vrouw leende hem hare reiskoets, alleen met dit onderscheid, dat hij toen aan het medelijden van den bediende een plaatsje te danken had tusschen de pakkaadje, en dat nu de bedienden voor hem moesten plaats maken, omdat hij de meesteres volgde uit medelijden. Nu zeker zou françois niet met nieuwe schoenen, een' grooten wandelstok en zijns vaders beurs, Parijs binnentreden; maar d'aubigny
| |
| |
zou er ook niet het vrolijke hart binnenbrengen, de moedige ziel, den onbenevelden geest, de onschuld, den eenvoud, de opregtheid, die huiverde van bedrog, de sterkte, die de leugen haat als eene lafheid, noch dat fiere zelfvertrouwen, noch dat geloof in de toekomst, noch die heilige geestdrift; en wat was er van dat alles geworden? Hij had het verspeeld aan een' enkelen hartstogt, en hij kwam nu Parijs binnen als aan den leiband van eene vrouw, die hij wantrouwde, die hem gebruikte zoo als zij wilde, en die hij bijkans niet meer beminde, schoon hij telkens weder zich binnen haren toovercirkel waagde. o Hoe geheel anders had hij gemeend eenmaal weder tot die poort in te keeren! zijnen naam met fierheid uit te spreken, een' naam, waarvoor de voorbijgangers zich zouden hebben omgewend, uit belangstelling en bewondering. Parijs had hij willen binnenstappen als een groot overwinnaar! En hij zou het geweest zijn, want hij zou de zegepraal behaald hebben van het talent op de overmagt der omstandigheden.
Maar nu, wat was hij arm geworden, de man, dien men over de staatskas van Spanje had zien beschikken, ten behoeve van anderen; die eene vorstin had gehuwd, welke millioenen als jaarlijksche uitgaven te gebruiken had! Voorwaar, hij was armer dan de jongeling, die zijne boeken verwisselde voor een' schralen spaarpenning.
En nu, wat was hij gering geworden, die kunstenaar, die in zijn hart, vorsten te fier, niets hoogers kende dan de kunst, en niets boven zich achtte
| |
| |
dan de groote meesters, naar wier gelijkheid hij streefde! want hij was nu Monsieur d'aubigny, dien de Spaansche Granden boven zich hadden gesteld door hunnen haat, en de Franschen door hunne vleijerij, en die nu voor gansch Europa ten toon stond als de echtgenoot of de minnaar van eene vrouw, die hem verloochende en verdreef, zoodra zij het goedvond. Voorwaar hij was de mindere geworden van den onbekenden jongeling françois, die wegliep van zijnen vader, omdat hij vrij wilde zijn.
Wat was hij zwak geworden en afhankelijk, nu hij tot man was gerijpt, sinds hij de eerste overwinning had behaald op de magtigste vrouw van het Zuiden, over die, welke den sterksten geest had; zoo zwak, dat hij telkens het hoofd boog onder het juk, en zich veil gaf aan bedrog, omdat hij zich slingeren en beheerschen liet door hoop, door vrees, door medelijden, door de dwaasste liefde, hij, die nooit iets had gevreesd, dan zijnen God; die nooit iemand had gehoorzaamd dan éénen weldoener, en die nu de oogen nedersloeg voor den blik van een' handwerksman, en die zijne echtgenoot moest volgen, waarheen zij wilde, en op de wijze, die zij noodig vond! Voorwaar, tienmaal zwakker was hij dan de knaap françois, die ouderlijken dwang en stompe onbillijkheid durfde wederstaan, zonder andere hulp, dan zijn' wil en zijn' moed. Ook deed die terugtogt naar Parijs, in de eenzaamheid van de reiskoets, bij de werkeloosheid van de lange reize, hem met ernst tot zich zelven
| |
| |
inkeeren, en voerde hem tot al de sombere overwegingen en bittere gewaarwordingen, waartoe zulk een inkeeren hem moest henenleiden. Maar uit dat ongestoorde, lange en smartelijke gepeins, waarin zich zoo veel zelfverwijt mengde, en zoo veel zelfpijniging, als een menschelijk geweten, eens ontwaakt, en eene ziel als de zijne, eens aan het ontleden harer gewaarwordingen, aangeven moesten, ontkiemde en rijpte een vast en ernstig besluit, waartoe hij nog zielskracht genoeg voelde, om het op te vatten en zonder omzien uit te voeren. Als hij Parijs zoude verlaten, zoude het zijn met zijne echtgenoot, om haar over de Alpen te voeren, of het zou zijn als niets dan als de vader van diana, die zich ganschelijk en alleen ging toewijden aan zijn kind, en die de moeder overliet aan het lot, dat zij zich zelve zoude scheppen.
Die overwegingen en dat besluit maakten hem stroef en somber, in zich zelven teruggetrokken, maar kalm en ernstig, en gaven hem die soort van waardigheid terug, welke uit een hernemen van hoogachting voor zich zelven ontstaat. Zonder te weten waaruit zij ontsproot, was die stemming aan Mevrouw orsini hoogstwelkom bij hare plannen, waarvan zij hem nog niets had medegedeeld; eerst te Compiègne had zij een ernstig onderhoud met hem over de houding, waarop zij te Parijs met elkander zijn zouden, en over de wijze, waarop zij wenschte dat d'aubigny zich vertoonde.
‘Mijn écuyer heeft zich zelven zijn afscheid gegeven,’ begon zij met nedergeslagene oogen; ‘mijn'
| |
| |
echtgenoot kan ik nog niet naast mij zien, maar een schrander en vertrouwd vriend mag ik met mij voeren, dáár, waar zoo vele vijanden het oog op mij gerigt houden.’
‘Gij wenscht dus, dat ik onder een' vreemden naam.....’
‘Zeker niet! De Gravin van egmond, mijne nicht, bij welke ik mijn' intrek neem te Parijs, heeft mij gisteren geschreven, dat haar hôtel ruim genoeg is, om ook Mijnheer d'aubigny, mijn' vriend en raadgever, een verblijf te kunnen aanbieden; gij zult mij verpligten dit aanbod niet af te slaan, en u eenigzins te schikken in kleeding, zoowel als in wijze van u voor te doen, en in de lieden, welke gij kiezen zult ter uwer bediening, naar den voet, waarop Mevrouw van egmond u ontvangt. Het is van de eerste noodzakelijkheid, dat men u ziende vergete, of liever voor onwaar houde, dat gij ooit in eene betrekking zijt geweest, die iemand als de Graaf châtillon, of een ander, niet evenzeer had kunnen vervullen.....’
‘Ik begrijp u, Mevrouw! gij zoudt willen, dat de jammerlijke smet van dienstbaarheid, die gij op mij geworpen hebt, en waaronder wij onze ware betrekking verborgen, uitgewischt konde worden, of vergeten voor het minst.’
‘Ja, Mijnheer! zoo is het, en ik bid u, francesco! regel u daarnaar voor ditmaal; ik weet, gij kunt zijn, wat ik wensch, wat ik noodig heb; het is mijne vrijheid, mijn leven, dat ik van u vraag. Bedenk toch, het is bewezen, dat gij de
| |
| |
geheime despacho hebt bijgewoond, dat gij er uwe stem hebt gegeven, dat gij de gevoelens hebt geleid en beslist; gij zelf hebt dat toenmaals gewild en van mij afgedwongen; waarmede zal ik mij verantwoorden, indien.....’
‘Het zij zoo, anna! ik ben reeds zoo diep gezonken, dat het mij niet verlagen kan, zoo ik tooneelspeler word. Daarbij heb ik mij verbonden u te redden, en ik wil niets verzuimen, wat gij daartoe noodig acht; gij kunt nog eene wijle met mij spelen, Mevrouw! nog eene korte poos zal ik uw slaaf zijn, of uw vriend, of wat gij wilt, en gij zult mijne handelingen regelen; daarna zal ik u mijne eischen voorleggen, en wij zullen ieder onze beurt hebben.’
‘Zoo zij het!’ riep Mevrouw orsini, verheugd, dat zij voor het oogenblik overwonnen had, en zonder vrees voor die toekomst, welke hij aankondigde. François hield zijn woord. Zijne kleeding, waarin hij doorgaans het schilderachtig fantastische had gelegd van zijnen kunstenaarssmaak, en die zucht naar weelde, welke hem eigen was geworden bij het verliezen van zijne eenvoudigheid van hart, werd nu de kostbare soberheid van een groot heer, die zich liever onderscheiden wil dan schitteren. Het afgetrokkene en lijdelijke van zijne tegenwoordige stemming temperde de levendigheid van zijne manieren, die nooit anders waren geweest dan bevallig, en de bekendheid met het hof en met de gebruiken der eerste kringen maakte het hem ligt, niet slechts een' edelman na te bootsen, maar er
| |
| |
een te zijn, wien richelieu of beauvilliers de hand zouden reiken zonder aarzelen. Het was te dier tijde, dat hij dien jerôme bij zich in dienst nam, welken wij op Chante-Loup nog bij hem vonden, terwijl Mevrouw orsini hem raymon afstond, een' jongen Spanjaard, die hem reeds in Madrid had gediend, en die zeer aan hem gehecht was. De Gravin van egmond, die eene slimme vrouw was, en in d'aubigny den man zag, die eene bloedverwante, op welke zij trotsch was, kon doen vallen, oefende tegenover hem de pligten eener gastvrouw, met de ernstige onderscheiding, die men verschuldigd is aan eenen vreemdeling van rang. Maar zij deed het met de koude hoogheid, die hartelijkheid uitsluit, en iedere toenadering vermijdt. En d'aubigny was juist de man, om zoo iets met de stugge hoffelijkheid te beantwoorden, die geene schrede voorwaarts doet. Tegen zijne vrouw zelve nam hij den toon aan van eenen hoogen staatsbeambte tegenover eene vorstin, en Mevrouw orsini beantwoordde dit met al den tact, die haar eigen was. Hij bragt haar 's morgens een bezoek in haar vertrek; de jonge Barones was altijd tegenwoordig en verliet haar nooit. Zij spraken vlugtig en over onverschillige onderwerpen; de enkele malen, dat de Prinses hem iets te vertrouwen had, gebruikte zij de Portugesche taal, die de Barones niet verstond, en waarin zich françois had geoefend, omdat de Prinses hem eens gebruikt had tot eene vertrouwelijke zending naar Lissabon. Daarop kwam de Gravin van egmond hare nicht
| |
| |
begroeten; d'aubigny was verpligt eenige hoffelijkheden te wisselen met deze, en vervolgens verwijderde hij zich; aan het middagmaal vond men elkander terug, met nog twee of drie gewone bezoekers van het huis. D'aubigny, die vroeger nooit met de Prinses had gegeten, dan wanneer zij volstrekt alleen waren, werd geplaatst ter linkerzijde van de vrouw des huizes, zijne echtgenoot tegenover hem, en dit in een' tijd en in een land, waar de wetten der étiquette zoo streng werden gehandhaafd, was zoo goed als eene verklaring aan de vreemde gasten van den rang, waartoe d'aubigny geacht werd te behooren. Dan dit kalme leven duurde slechts kort. Reeds bij hare aankomst hadden zich lieden van rang bij de Prinses ten bezoeke aangemeld. Uit voorzigtigheid had zij ze niet ontvangen, onder voorwendsel van rust noodig te hebben na de reize. Die moeijelijkheid wekte de belangstelling van meerderen, en Monsieur le Prince zelf kwam haar zien; hij werd ontvangen; dit werd van toen aan een voorbeeld, dat allen, die daartoe het regt hadden, wilden volgen, en toegelaten te worden eene onderscheiding, die men elkander benijdde. Van toen af trokken nieuwsgierigheid, belangstelling, en boven alles de mode, de helft van Parijs en de hofwereld tot haar, schoon op zijn best slechts een derde daarvan werd toegelaten. De Ministers, die het meest tegen haar waren, schrikten over dezen voortgang, en de Koning beval torcy haar te gaan zien. Toen wist Mevrouw orsini, die onder dit alles niet stilgezeten had, al
| |
| |
scheen zij in diepe ruste, dat zij gered was, en dat zij hare redding nu zoowel uit Parijs kon wachten als uit Spanje. Dan wij spraken vroeger van die behendigheid, waarmede zij zich gedroeg, en hoe zij bij de grootsche uitzigten, die zij weder mogt opvatten, even koel en voorzigtig bleef, als vroeger bij den slag, die haar trof, en hoe volmaakt zij slaagde, en hoe zij gevierd werd dáár, waar zij gekomen was met vrees en als beschuldigde. Na het eerste bezoek van torcy, verzocht zij d'aubigny tegenwoordig te zijn, als er vreemden kwamen. Zij stelde hem voor aan allen, zelfs aan de Hertogin van Bourgondië.
Misschien hebben sommige mijner Lezers reeds het doel bemerkt van al deze bewegingen der Prinses orsini. Zoo d'aubigny voor haar de slaaf was, die achter hare triomfkar ging, om haar hare sterfelijkheid te herinneren, zij wilde zich van die herinnering ontslaan, door hem er op te tillen en nevens zich te zetten. Dat was zeker de gemakkelijkste wijze, om gezamenlijk het juk te dragen. En daarbij was het de fijnste wijze, om de aanklagt van d'estrées onschadelijk te maken en af te leiden. Toen lodewijk en zijne Ministers door de eerste personen van het hof over d'aubigny hoorden spreken, als over een hoogstbeschaafd, schrander, diepdenkend man, die in hunnen kring te huis behoorde, en wiens oordeel en doorzigt door de Prinses met vrijmoedige erkentelijkheid werden geprezen, en voor wiens inzigten zij eene onderscheidende hoogachting betuigde, begonnen zij zich
| |
| |
allengskens te gewennen hem genoemd te zien nevens deze vrouw, en zelfs daar, waar van gewigtige staatszaken de rede was, begon het minder vreemd te schijnen, dat hij zich daarin gemengd had, dat hij geraadpleegd was geworden, en zijne stem meermalen eene beslissende was geweest, en naar mate men hem meer berekend begon te achten voor die roeping, naar mate men een hooger gevoelen kreeg van zijne persoonlijkheid, die zijne bekwaamheden scheen te waarborgen, verzwakte de indruk van de grove beschuldiging, viel het denkbeeld weg, dat de Abt als grond van zijne aanklagt had vooruitgezet, dat aan eenen man zonder beduidenis, een' kamerdienaar, of iets daaraan zeer nabijkomende, het regt was gegeven zich te mengen in zaken van aanbelang, alleen ter wille van den dwazen hartstogt eener vrouw; werd het naauwelijks meer dan eene lastering, uitgevonden door een' wraakzuchtigen vijand; en toen het eindelijk kwam tot dat merkwaardige gesprek, waarbij Mevrouw orsini lodewijk XIV zoo geheel voor zich innam, dat zij als beschuldigster durfde optreden, en voorwaarden durfde stellen voor den nieuwen vrede, was het haar mogelijk over d'aubigny te spreken met zoo veel gemak als over iemand, wiens kracht en degelijkheid zij noodzakelijk had moeten stellen tegen de slapheid en oppervlakkigheid van d'orry, dat ook de laatste argwaan moest wegvallen bij zulk eene stoute openhartigheid. En toen later d'aubigny zelf werd voorgesteld, en zich aan het hof moest vertoonen,
| |
| |
was er niets in de stroeve statigheid, waaronder hij zijne ergernis verborg, dat de gesmoorde vermoedens opwekte; in tegendeel was er in zijnen kouden en vreemden toon tegen Mevrouw orsini iets, dat veeleer denken deed aan een' verborgen' haat, dan aan eene verborgene liefde. Het was ook zijn masker, dat hem ondragelijk begon te worden, en de vermomming, die hem drukte, als een looden pantser. Zoodra hij zag, dat van dat somber afgeschetste gevaar geen zweem was gebleven; dat de vernedering een' schitterenden triomf tot uitkomst had gehad; dat er niets meer behoefde gedaan te worden ter redding van die vrouw, die welligt nooit in ernst aan haar ongeluk had geloofd, maar die het gebruikt had, om hem langzaam en ongevoelig mede te verwikkelen in een plan, waarvan zij weten kon, dat hij het niet zou goedkeuren, werd het hem naauwelijks meer mogelijk zijne spijt en zijne verontwaardiging van eene uitbarsting te wederhouden en onder een goed gelaat te verbergen. Het is zeker dat de Prinses in haar ontwerp reeds zoo verre was gevorderd, en zoo nabij de bereiking van haar doel was gekomen, dat zij, na den Koning met fijne omzigtigheid getoetst te hebben, de overtuiging had, dat zijn terugkeer naar Spanje, tegelijk met den haren, zou kunnen mogelijk gemaakt worden door eenigen voegelijken titel, en als gewettigd door eenige eervolle waardigheid; en wie weet, tot hoever zij dezen wensch zou hebben opgevoerd, zoo niet françois, dien zij toch in het einde raadplegen moest, met die korte
| |
| |
stugheid, die zich niet liet ompraten of misleiden, haar zijn ‘tot hier toe en niet verder,’ had toegeroepen, en ronduit had verklaard, hoe het besluit, dat hij haar had medegedeeld op hunnen togt naar Parijs, onveranderlijk was.
‘Het zij misleiding van uwe zijde,’ sprak hij, ‘het zij eene ongedachte wending in de kans, maar het onwaarschijnlijke is gebeurd; gij gaat uwe plaats in de staatkundige wereld en in Spanje hernemen; ik heb mijne rol voor u afgespeeld, ik kan aftreden. Ik zal u nu den nutteloozen en belagchelijken eisch niet doen, om die heerlijkheid, door u met zoo veel zorg nagejaagd, op te offeren voor uwe pligten aan mij, maar daarom behoude ik mij de vrijheid voor, de mijnen te betrachten, zoo als ik het versta. Monsieur d'aubigny, dien gij misschien tot vicomte of chevalier, of wat ook, gemaakt zoudt hebben, dekt u nog met zijne vermomming tot buiten de muren van Parijs; maar daar ook scheidt zich zijn weg van den uwen - en voor eeuwig; wij kunnen niet meer zamengaan. Bij eene geheime of openlijke poging, om mij te dwingen eene andere te kiezen, werp ik de tooneelkleeding van een groot Heer af, en de écuyer françois zal de Camarera-Major den regentstaf ontrukken, nog vóór zij dien weder heeft opgevat.’
Meer was er niet noodig. Mevrouw orsini was verpligt, den volgenden dag tot den Koning te zeggen; ‘dat d'aubigny zich alleen had vertoond ter harer regtvaardiging, doch een te zonderling en te fier karakter had, om na het gebeurde iets anders
| |
| |
te wenschen dan afzondering en rust. Zij verloor veel,’ voegde zij er bij, ‘maar zij hoopte in den nieuwen Franschen Gezant amelot terug te vinden, wat zij moest opgeven.’
Kort daarop volgde hare afreize naar Madrid, in een schitterend geleide en een luisterrijk gevolg; d'aubigny verliet Parijs een' dag te voren; hij had afscheid genomen van zijne echtgenoot, in tegenwoordigheid van de Gravin van egmond en de Barones de besons!
Het is wel zeker, dat nooit echtgenooten met meer koelheid en met meer overlegde onverschilligheid van elkander zijn gegaan, nadat zij met meerdere wederzijdsche verblinding en hartstogt tot elkander waren gekomen; het was hier geen misverstand, dat verbitterd had tot onbillijke verwijten, tot onregtmatigen toorn, tot ruwe mishandeling, niet eens zelfs wederzijdsche gebreken, die de afgerukte blinddoek der liefde op eenmaal in al hunne zwartheid had aanschouwelijk gemaakt, en die wederzijdsch ongeduld nu onverdragelijk maakte; neen, zij erkenden en waardeerden nog altijd in elkander dezelfde eigenschappen, die hen ieder van zijnen kant hadden aangetrokken; Mevrouw orsini was nog altijd voor françois de vrouw, die zijne eerste liefde had weten op te wekken, die zijne eenige liefde was gebleven, en die nooit eene andere mededingster in zijn hart had gehad dan zich zelve; françois was voor Mevrouw orsini nog altijd de schoone belangwekkende man, voor wien zij eens eenen hartstogt had opgevat,
| |
| |
magtiger dan hare rede en hare voorzigtigheid, en in wien ze nog niet opgehouden had dat welgevallen te vinden, hetwelk haar wenschen deed, hem naast zich te zien, te allen tijde, slechts op voorwaarden, door haar gesteld. Het was ook niet de storm der jaloezij, of van eenigen anderen grooten hartstogt, die hen van elkander dreef; het was van hare zijde niets dan koude eigenbatige eerzucht, die haar den raad gaf en de kracht, om alles op te offeren aan hare berekeningen en aan hare behoefte om te heerschen; van zijne zijde dat fiere terugtreden uit gewonde eigenliefde en eergevoel, en die stille verbittering, welke nog toeneemt met alles, wat er van liefde in het hart is overgebleven na eene krenking. Zóó verlieten zij elkander, en wij hebben gezien, dat zij elkander zóó wedervonden. Zoo de kortstondige hereeniging met haren gemaal voor de belangen der Prinses orsini goede vruchten had gedragen, voor dezen zelven was zij ook niet vergeefs geweest. Hij had verkregen, dat de opvoeding van hunne dochter, zoodra deze niet meer vrouwelijke hulp behoefde, geheel aan zijne leiding zou worden overgelaten; alleen had Mevrouw orsini bedongen, dat het eene zulke zoude wezen, die met haren rang in de maatschappij overeenkomstig was, een' eisch, dien françois te eerder toestond, naar mate hij vast besloten had diana te versieren en toe te rusten met alle voordeelen van mannelijke kennis en vrouwelijke talenten, die het in menschenmagt zoude staan haar te geven. Daarentegen ontving hij de zekerheid,
| |
| |
dat de Prinses het kind nooit van hem scheiden zoude, dan met zijnen wil, en moest in ruiling daarvan de bepaling aannemen, dat het meisje geen huwelijk zoude aangaan, dan met medeweten en goedkeuring der moeder. Met de gerustheid in het hart, die hem deze schikkingen moesten geven, en losgemaakt, zoo veel een menschelijke geest het vermag, van de boeijen zijner vroegere liefde, trok d'aubigny naar de kleine Italiaansche vallei nabij het Urselinenklooster, waar zijne dochter verzorgd werd, en verborg daar zijnen naam, zijn lijden en zijn aanwezen voor de gansche wereld, al kon hij zich dan niet verbergen voor zich zelven. Het zedigste landhuis in de nabuurschap bewoonde hij alleen met jerôme en eene verarmde pachtersweduwe tot huishoudster.
Mevrouw orsini, die geene bekrompenheid kende bij dergelijke handelingen, had reeds vroeger de geheele fortuin, die haar restte van de erfenis des Hertogs bracciano, aan d'aubigny ter beschikking gesteld voor de verzorging van hun kind, en daarbij genoot hij zelf een schitterend jaargeld, dat de Camarera-Major hem door den Koning had laten toekennen als belooning zijner diensten in Portugal! en dat hij bleef aannemen, uit nooddwang, en - omdat hij vader was; want voor zich zelven levende, in de afzondering van eenen kluizenaar, met de soberheid van eenen Italiaanschen boer, bespaarde hij groote sommen tot een edel doel. De ongelukkige man, door zoo bittere levenservaringen en zoo vreemde lotwisselingen, van
| |
| |
een werkzaam kunstenaarsleven tot een bespiegelend monnikenleven heengebragt, vormde van toen aan zich zelven tot den aanstaanden opvoeder van zijne dochter; want schoon hij zich had losgewrongen van de moeder, te naauwer en inniger hechtte hij zich aan het kind, dat zijn eenig onbetwiste eigendom was gebleven, totdat hij het openlijk het zijne zou noemen; dat zich geene moeder zou herinneren, maar dat eenen vader te inniger zoude liefhebben. Hij nam haar echter vooreerst niet tot zich; zijne vaderliefde was niet die weeke teederheid, die op iedere voorwaarde de tegenwoordigheid van het geliefde wezen tot behoefte heeft, maar die verstandelijke trouwe, welke zich ieder offer durft opleggen en wil volbrengen. Na met angstige omzigtigheid de handelwijze der kloosterzusters met diana te hebben getoetst en bespied, besloot hij dus, haar vooreerst te laten in het gewijd en kalm verblijf, en zich te vergenoegen met haar dikwijls te komen zien. Hare teêre jeugd, die nog zoo zeer behoefte had aan beschaafde vrouwelijke leiding, was er niet de eenige oorzaak van; maar de Sieur françois, de eenige naam, waarbij hij zich voortaan noemde, was een van die weinige wijzen, die zich zelve kennen, en die helder zien op hunne eigene gebreken. Hij wist niet slechts, hoe oneindig veel hem ontbrak, om een verstandig opvoeder, om een kundig onderwijzer te zijn voor een kind, voor een meisje, eene vreugde, waarin hij toch voortaan zijn eenig geluk wilde vinden, als zijne eenige taak; maar ook, dat hij beginnen moest,
| |
| |
om zich zelven meester te wezen, zou hij het worden van zijn kind. Eerst moest de smartelijke opruijing zijner hartstogten, zijner teleurstelling, zijner gekrenkte eigenliefde, zijner geknakte trotschheid, zijner verdemoedigde ijdelheid, tot kalme berusting worden heengebragt; eerst de verbittering zijner ziel tegen de menschen en tegen de maatschappij worden verzacht tot een vergevend medelijden en eene wijsgeerige beschouwing, die alles durft zien met koelheid en zonder haat; eerst moest hij in zich zelven verstompt en verkoeld hebben die prikkelbaarheid van gevoel, welke hem kon opwinden tot de overspanning, die in zwakheid onderging, of kon doen opsteigeren tot vlagen van drift en eigenzin; waarbij zijne kracht zich in baldadige ruwheid uitte; eerst moest hij zijne vastheid van wil, die tot blinde hardnekkigheid kon versteenen, lenigen tot die zachte gelijkmoedigheid en onverzettelijkheid van beginsels, die, gewapend tegen indrukken, als tegen wederstand, zich door de eerste niet laat wegslepen, of ophitsen door de andere, maar beide onderwerpt aan een beraden oordeel; hij moest de stroeve heerschzucht van den lakkei, die geen midden kon kiezen tusschen bevelen ontvangen of geven, matigen tot het vriendelijke meesterschap van den vader, die gehoorzaamheid kan eischen als een' pligt, maar die haar weet te vragen als eene gave der dankbaarheid; hij moest zijne grillige prachtliefde, ook al eene ondeugd, aangewonnen in de dagen zijner vernedering, hervormen tot zijne oorspronkelijke eenvoudigheid van
| |
| |
wenschen, tot zijnen zuiveren kunstzin, uit de dagen zijner reinheid van hart; hij moest, met één woord, de francesco worden, zoo als die kwam uit de handen van Maestro bojacci, maar verzacht, maar verfijnd, maar verdemoedigd, maar gerijpt en beschaafd onder den scherpen, harden beitel des ongeluks en de overpeinzingen der zelfkennis. Dat eene zoodanige hervorming, ondernomen op den middag des levens, voortaan eene niet afgedane taak zou blijven tot den dood toe, wist de Sieur françois zoo goed, als wij gezien hebben, toen wij hem het eerst ontmoetten, dat hij slechts ten deele was geslaagd; maar hij moest het in die volmaking ten minste zoo ver gebragt hebben, dat hij voor zijne dochter en in zijne betrekking tot haar voordeelig konde zijn. En twee jaren lang was dat de eenige aanwending van zijnen tijd, de eenige bezigheid van zijn leven. Als onderdeel van zijn ontwerp behoorde ook eene veelzijdige, vooral eene meer grondige kennis, dan die hij bezat tot hier toe, daar hij alleen van anderen, en als bij verrassing en zonder doel, had opgevangen, wat hij wist. Wat vaderdwang nooit had kunnen verkrijgen, volbragt vaderliefde; daarbij, als een wild paard tegen den teugel, had zich de woelige levendigheid van zijne eerste jeugd verzet tegen de muren eener studeercel en hare oefeningen, die slechts den geest werkzaamheid geven; nu de hartstogten en het leven hem vermoeid hadden tot uitputtens toe, en de kracht en het vuur daarhenen waren, die tot handdadige werkzaamheid voortjoegen, moesten die
| |
| |
zelfde oefeningen de leêgte aanvullen; nu werden zij behoefte. Zijne uitmuntende geestvermogens leenden zich tot iedere oefening; hetgeen hij had afgeluisterd in de kringen van bojacci, hetgeen hij had weggedragen uit de salons der Hertogin bracciano; hetgeen hem als werd ingeënt door den omgang met de Prinses orsini, vergoedde de bloesems, die zijne jeugd niet had gegeven, en waren als de zonnestraal en de dauw, die de vruchten, welke hij nu van den zomer eischte, zouden mogelijk maken. Zijn vlug vernuft en zijn stalen wil vulden het andere aan; letteren, talen, geschiedenis, wijsgeerte, tot aan de stelsels van de godsdienst toe, werden beurtelings de voorwerpen van zijn onderzoek. Volkenkunde had hij verkregen bij ondervinding; zijne praktische kennis van landen en steden verbeterde hij door de overwegingen hunner beschrijving, en daartusschen in was het hem een wellust, als eene verpoozing, om op den weligen grond van Italië, die zoo weinig menschenhulp noodig heeft, met de nieuwe uitvindingen in de landhuishoudkunde zijne proeven te nemen. Zijne inkomsten en de geringheid, waartoe hij voor het overige zijne behoeften had teruggebragt, veroorloofden hem, zich dit alles uit den vreemde aan te schaffen, boeken, werktuigen, een' rijkdom van menschelijke gedachten en van menschelijke vorderingen.
Toen hij genoegzaam van zich zelven meende zeker te zijn; toen hij tevreden was met hetgeen hij aanwon in kennis, en zich genoegzaam toege- | |
| |
rust oordeelde voor zijne teedere en grootsche taak, sprak hij diana voor het eerst van zijn plan, om haar bij zich te nemen. Het arme kind was er onthutst over, meer dan verblijd; zij had den man wel lief, die daar op eens bij haar was gekomen, en zich haren vader had genoemd, en die haar vaderliefde en vaderzorg scheen te willen toonen; maar een geheim gevoel van vrees, een opzien, dat haar niet op haar gemak bragt, een eerbiedige schroom, die bijna huivering was, mengden zich in het gevoel van teedere dankbaarheid, dat hij in haar had willen opwekken. Het was niet enkel, omdat hij de eerste, de eenige man was, wiens meer krachtige gestalte en zwaardere stem zich in de kloosterlijke afgeslotenheid voor haar vertoonde, die aan de zachte vormen en aan de eentoonige weekheid der kloosterzusters was verwend geworden. Het was ook, omdat die gestalte somber en statig was; omdat die oogen, welke haar weleer met een woest vuur hadden tegengeflikkerd, nu eene kalme zwaarmoedigheid uitdrukten, die haar ontrustte, en dat de strengheid dier trekken, hoe bevallig ook, door geene glimp van vrolijkheid werden verhelderd; omdat die stem zoo dof klonk, waarmede hij haar zachte woorden toesprak; omdat in 't eind een kind de belangstelling, die hij opwekte, niet wist te scheiden van schuw ontzag; omdat er nooit eene overwinning wordt behaald, waarbij niet iets wordt gebroken, en omdat in de zegepralen op zich zelven, francesco zijne levendigheid, zijne blijmoedigheid en zijne aantrekkelijke
| |
| |
gave der bevalligheid had ten ondergebragt, totdat hij de Sieur françois was geworden, dien wij hebben gezien. Dat komt, omdat de opgeruimdheid van ons wordt weggenomen met de jeugd en de onschuld, en dat het geene menschelijke magt gegeven is, terug te nemen, wat alzoo is verloren gegaan; omdat de blijmoedigheid eene liefelijke gave Gods is, die de mensch niet meer kan herkrijgen, al vermag hij op zich zelven het hoogste en het meeste. Beschroomd en aan kloostertucht gewoon, gaf diana echter van haren geheimen tegenzin geen ander bewijs, dan door een zacht en droevig woord der onderwerping, en vele maanden duurde het, eer hare schuwheid zich de rilling der vreeze kon ontwennen bij zijne stem, als hij haar onvoorziens toesprak, en hare blooheid het oog durfde opslaan naar zijnen blik. En deze opvatting van diana, hoe diep zij françois bij de eerste opmerking griefde, was hem tot groot voordeel bij zijn werk; want ondanks zijn vast besluit, ondanks zijne ernstige voorbereiding, gaf het genot, zijn kind bij zich te hebben, de zoete betoovering harer aanvalligheid, hare zachte aandoenlijkheid, de opmerking van haren heerlijken aanleg, het bespieden harer afhankelijke zwakheid, de overweging, dat hij haar alles moest vergoeden, gelijk zij hem, haar een overwigt op zijn' geest, of wel deed de liefelijke toon harer stem, geheel die van de Prinses orsini, een onwillekeurig gebaar, of de opslag van haar oog, hem terugzinken tot dat verstrooide gepeins, dat beide de oorzaken konden worden van groote fouten bij
| |
| |
eenen opvoeder. Het toeval, of liever de natuurlijke uitkomst der oorzaken, voorkwam ze hier. En toen diana haren schroom had afgelegd, was voor hem ook de nieuwheid harer tegenwoordigheid afgesleten, en hij zich weder geheel meester. Maar ook toen zij hem leerde begrijpen in die diepte van liefde, in dat onuitputtelijke geduld, in dien rijkdom van teederheid, dien zij nog beter waardeerde uit hetgeen hij verborg, dan uit hetgeen hij er van toonde; toen zij begreep, dat die man, die niet kalm, niet geduldig, niet zacht en niet gelijkmoedig was, zich tot dat alles dwong, om harentwil alleen; dat hij dagelijks eenen strijd streed met zich zelven, te haren nutte, en dat hij tot de vrolijkheid toe bijwijlen voor haar bemagtigde, toen kreeg zij hem lief met al de volheid der liefde en der hoogachting beide; toen betaalde zij met al de zachte teederheid van haar hart, met al den overvloed van haar gevoel, met al de gulle openheid van haar karakter; en toen de Sieur onder zijne hand dat heerlijk verstand zich zag ontwikkelen, dien edelen geest rijpen, die kennis zich vormen, die schoone ziel zich openen, en toch dien eenvoud bewaren, toen genoot hij eene zaligheid, eene weelde, die hij niet had durven wachten, en dacht hij met een bitter medelijden aan de moeder, die vergat dat zij moeder was, die intusschen Koningen bestierde, en die de schoonste en edelste taak aan hem alleen overliet, juist die taak, welke der goddelijkheid het meest nabijkomt, en die hare zoetste voldoening vindt in zich zelve. Hij was ter wille
| |
| |
van diana eenigzins afgeweken van de eerste eenvoudigheid zijner leefwijze; hij wilde, dat zij zich gewennen zoude aan de genietingen van rijkdom en weelde, waartoe zij zeker eenmaal zoude genoodigd worden, opdat die niet te eeniger tijd met de verblinding der nieuwheid hare weinige ervaring verrassen mogten, en haar glans haar niets meerder mogte toeschijnen, dan wat hij was, eene flikkering, die niets degelijks aanbrengt. Hij wilde ook zoo veel mogelijk de poëzij des levens voor haar bewaren, die het allersnelst wegschrikt voor de kleine zorgen der bekrompenheid, en onder de angstige berekeningen der spaarzaamheid. Behalve zijne goede huishoudster, nam hij eene jonge Italiane te harer bediening, en tegelijk rosa, eene oudere Juffer van betere afkomst, om haar bij de kleine vrouwelijke talenten voort te helpen, die niet tot zijne taak behoorden. De oude muzijkmeester der naburige kleine stad vulde ook een talent aan, dat de Sieur zelf niet in zijne magt had.
Lang duurde voor vader en dochter dit kalm vergenoegen, dat den laatsten het geluk bijna hergaf, toen de Prinses orsini, met welke hij geene briefwisseling hield, dan alleen over zaken en de belangen van diana, hem een verzoek deed. De zaak was deze: Mevrouw orsini wilde een zeker grondgebied aangekocht hebben in Frankrijk, en bepaald in Touraine. Zij wilde daar een kasteel laten opbouwen, en zij wenschte van françois, dat hij die onderneming aanving, bestierde en voltooide,
| |
| |
als ware het voor zich zelven; hij zoude alles slechts inrigten naar zijnen smaak, en met den meesten spoed; eene aanwijzing op eenen Franschen bankier voor aanzienlijke sommen moest hem de uitvoering van dit ontwerp gemakkelijk maken. Deze bezitting zoude een deel van diana's erfgoed uitmaken, schreef zij; ze had daarmede evenwel nog andere plannen, die ze hem later ontwikkelen zoude, en die het noodig maakten, dat het als een vorstelijk verblijf mogt worden ingerigt, dat hare naam bij dit alles niet genoemd werd, en zelfs de zijne strikt verborgen bleef. - Hoezeer françois zich verwonderde en zelfs ontrustte over dit nieuwe plan, waarbij zij weder zijne hulp inriep; hoe weinig het hem aantrok, zijne stille wijkplaats te verlaten voor een vreemd tooneel van werkzaamheid en zorgen, waar hij zelf in het eerst diana niet met zich kon verplaatsen, wilde hij toch, om de belangen van zijn kind, niet met eene weigering, met tegenstreving, tot tegenwerking en vergelding tergen, waar de zonderlinge vrouw niet meer onredelijks vroeg dan eene dienst als deze, een verzoek, dat tegelijk getuigenis gaf van haar vertrouwen in hem en van haren goeden wil voor diana. Deze was nu reeds zoo ver gevorderd, dat hij haar veilig eene wijle aan zich zelve konde overlaten; hij wilde zelfs weleens zien, welken indruk de scheiding van hem op haar maken zoude; maar om haar te zekerder te beveiligen tegen de indrukken van de buitenwereld, welke hij niet zou kunnen tegengaan of leiden, liet hij haar weder naar het
| |
| |
klooster terugkeeren, welks Abdis er gaarne in toestemde, om haar als kostgangster op te nemen.
De werkzaamheid, die hem riep, was intusschen zoo zeer geschikt zijne krachten en zijnen lust op te wekken, dat, zoo hij haar aanving met eenigen tegenzin, de smaak en de geestdrift er voor steeg, naar mate hij vorderde. Zijne eigene vinding niet meer betrouwende, had hij bouwmeesters uit Italië laten komen, met welke hij zijne plannen regelde of verbeterde, en daar zijne verbeelding of hun ondernemingsijver door geenerlei geldelijke overwegingen behoefden te worden beperkt, werd er van Chante-Loup, wat wij reeds voorheen gezegd hebben - een vorstelijk kasteel, dat met de fraaiste paleizen, in den tijd van lodewijk XIV in Frankrijk opgebouwd, konde wedijveren zonder blozen, en daarbij het landhuisje, dat de Sieur voor zich zelven ter woning bestemde, wat wij reeds gezien hebben. De Prinses orsini wantrouwende, sinds hunnen gezamenlijken togt in Parijs, had françois zich voorgenomen het kasteel niet te bewonen, dan wanneer hij haar plan geheel zou hebben doorgrond en goedgekeurd. Hij vermoedde, dat zij hem in Frankrijk wilde doen doorgaan voor eenig groot Heer, en onder dien schijn hem op nieuw gebruiken bij eenige intrigue; daarom vermeed hij, wat in zulk een denkbeeld de openbare meening kon versterken, hetgeen maakte, dat men hem voor den rentmeester van een voornaam persoon begon aan te zien, en aanleiding gaf tot die gissingen, welke wij reeds hebben genoemd. Dat was hem meer
| |
| |
welkom dan verdrietelijk; het werkte zeker de ontwerpen der Prinses tegen! Daarom voor zich geen rijtuig - daarom voor zich de slechtstgemeubelde kamer van het huis - daarom die kleeding niet veranderd, welke hij in zijne Italiaansche vallei had aangenomen - daarom die burgerlijke eenvoudigheid in de manieren, welke het hem geene moeite zou hebben gekost, door meerdere hoofschheid te laten vervangen. Toen Chante-Loup zoo verre gevorderd was, dat hij diana met zich hereenigen konde; toen de kleine villa haar wachtte, gesierd en gemeubeld als meest haren smaak kon voldoen, begreep de Sieur, dat, gelegen zoo als dit landhuis was, en bij de voorzorgen, die hij had genomen en zoude blijven nemen, hij zijn stelsel van afzondering in Touraine even goed zou kunnen doorzetten als in Italië. Hij reisde dus af, om zich weder in bezit te stellen van zijnen dierbaarsten schat; dan, toen hij aankwam, zag hij zich bedreigd met het verlies daarvan. De schrikkelijke vervolger der schoonheid en van het leven, de kinderziekte, welker sloopende aanvallen toenmaals nog niet gebroken werden door ontdekkingen en uitvindingen van lateren tijd; - Lady montague moest nog naar Turkije reizen, jenner had nog niet geleefd; - had met zijnen pestadem ook de stille wijkplaats der Urselinen aangestoken; vele zusters waren reeds bezweken, de Abdis zelve was herstellende, en diana was op het punt het slagtoffer te worden; de berigten, door jerôme aan zijnen meester afgezonden, hadden zich gekruist met diens
| |
| |
afreize, en hij kwam slechts, om zijnen jammer onvoorbereid te aanschouwen, om al het wigt daarvan opeens op zijn hoofd te voelen nederdrukken. Eene reden tot hoop vond hij in de opmerking, dat de vrouwelijke geordenden meer met het geloof hadden gestreden dan met de middelen; dat zij van het gebod: ‘werkt en bidt,’ het laatste het meest hadden betracht, dat wil zeggen: zij hadden de vasten verstrengd, omgangen in hare kerk gedaan, hoogmissen laten lezen, de ondersteuning van haren beschermheilige ingeroepen, en de behandeling der zieken zelve aan de goedwillige, maar niet oordeelkundige verpleging van barmhartige zusters overgelaten. Hierin kon françois niet berusten voor zijn kind; in dezen wanhopigen toestand verloor hij zijne beradenheid niet; hij begreep, dat er nog iets gedaan konde worden - hij voelde het innig; de vaderangst zelf drong hem de overtuiging op, dat Goddelijke hulp hier redden moest; maar hij begreep ook, dat zij het niet versmaadt zich van middelen te bedienen, en dat de besten gekozen moesten worden, zou men op eene goede uitkomst rekenen. Hij reisde naar *** en bewoog den kundigsten arts van het stadje, om hem te volgen. Deze behandelde de ziekte juist in tegenoverstelling van de goede soeurs de Charité, en hij overwon haar; hij ontwrong haar ten minste het leven van haar gekozen offer; maar hare schoonheid was verloren; de frissche blos was voor altijd weg van de wangen; de donsachtige blankheid der fijne huid was met duizend voren door- | |
| |
groefd, en de stuiptrekkingen der pijnen hadden tegelijk de vlugge rapheid der kinderlijke jonkvrouw voor altijd tot den loomen sleeptred der waggelende zwakheid veroordeeld. Maar toch zij was verrezen, zijn troost, zijne hoop, zijn alles; en had hij vroeger uit hare kinderlijke trekken reeds kunnen gissen, dat zij niet tot die fijne regelmaat zouden uitgroeijen, welke de schoonheid geeft, hij had zich daarin getroost
door de overtuiging, dat zij nooit zou bemind worden om een vergankelijk voorregt, nooit door een' onbeduidenden ligtzinnige, die hoogere voorregten niet wist te schatten; niet, zoo als hij zelf, ter prooije zou worden eener verleiding, om den wille van eene liefde, die geen zuiverder bron had dan hartstogt. Nu, daar zij meer was dan ‘niet schoon,’ nu hij zelf haar leelijk moest noemen, en hij vreezen moest, dat wel nooit een mannenoog zoo helder zoude zien, om door die mismaaktheid henen hare ziel te onderscheiden, nu leed hij vooruit met haar, om het leed, dat dit over haar zou kunnen brengen, dat hij nog hoopte te weren, door de strikste volharding bij zijn stelsel van afzondering, van onwetendheid, en hij verborg zijne smarte voor diana, die hij reeds zoo veel gesterkt en geoefend had in de berusting der vroomheid en der wijsheid, in het kleinere, dat hij niet wanhoopte, haar de grootste grieve eener aankomende jonkvrouw verdragelijk te maken; weldra deed hij meer; uit zijne herinneringen, uit zijne vrees, uit zijn wantrouwen in Mevrouw orsini, putte hij stof tot danken voor
| |
| |
die ramp, en hij leerde haar deze inzien van zijn standpunt. Toen hare krachten het haar vergunden de reis te ondernemen, voerde hij haar naar Frankrijk; jerôme, rosa en vrouw nina volgden hen, en daar vond hij eenen brief van de Prinses, waarop hij met volle waarheid en met een innig en diep gevoel van dankbaarheid ontkennend konde antwoorden. Zij wilde weten, of diana, die nu reeds den jonkvrouwelijken leeftijd had bereikt, een zoodanig deel van schoonheid en bevalligheid bezat, als haar aanspraken kon geven op bewondering en opmerking in de wereld, en in hoeverre zij geschikt zoude zijn, in eenigen hoogen kring zich te bewegen. Welke plannen de Camarera-Major met deze vragen mogt gehad hebben, in eenen tijd, toen juist verscheidene Fransche Prinsen het Hof van Spanje bezochten, is nooit opgehelderd geworden, daar het antwoord van den Sieur françois ze zeker alle in de opvatting heeft verstikt.
Verandering is de behoefte der jeugd, zoo als rust de behoefte is van den ouderdom. De reis, de ongekende landstreken, het zoete gevoel eener herstelling, hergaven diana de lagchende levendigheid, die zij onder het lijden harer ziekte en der scheiding van haren vader eenigermate had verloren. En het bevallige verblijf, waarin zij werd binnengeleid, eindigde met haar gansch te verzoenen met de verplaatsing. De weelde, die wij hebben zien heerschen in de huisselijke inrigting van den Sieur, was van hare aankomst gedagteekend. Niet dat het lieve kind het eischte of noodig had; maar
| |
| |
wij kennen de bedoeling van françois, die zijner dochter alles toevoegen wilde, wat haar met hare opsluiting kon verzoenen, en die afwisselen; daarbij, en dit is eene der onverklaarbare schakeringen in zijn, liever in het menschelijk, karakter, sedert zijn hartstogt hem eenmaal in hertogelijke hofzalen had binnengeleid, kon zijn oog zich niet meer gewennen aan burgerlijke bekrompenheid, schoon hij zich de matigheid in tafelgenot tot pligt had gemaakt, eene zeldzame deugd in zijne eeuw, waarin hij volhardde tot strengheid toe. Alleen hij moest licht zien; hij moest verguldsel zien; hij moest weelde hebben; hij moest zich bewegen tusschen spiegels, geuren inademen, al ware het slechts voor oogenblikken, en de strenge onthouding van dit alles, die hij zich vroeger had opgelegd, was hem meer zwaar gevallen, dan hij het zelf had verwacht; het was misschien eene laatste herinnering, die hij onwetend vasthield, die hij niet vermogt op te geven, en die natuurlijk sterker was opgewekt geworden bij het opbouwen van Chante-Loup. Ingerigt, zoo als hij het nu was; geheel naar eigen wil en wensch zijnen tijd verdeelende tusschen lievelingsarbeid en oefening van den geest, gezegend met diana's bijzijn en teederste liefde, had hij gelukkig moeten zijn, zoo er nog geluk voor hem bestaanbaar was. Welnu! hij was het niet. Dat somber en naargeestig wantrouwen, dat zoo vaak achterblijft in eene menschelijke ziel na langdurig lijden en groote teleurstellingen, vergalde hem alles. Hij verkeerde in eene gedurige vreeze en arg- | |
| |
waan voor de Prinses orsini; hij gevoelde onbestemd, dat hij, altijd door, moest gewapend zijn tegen eenigen aanslag van hare zijde; dat hij nog niet had afgedaan met den strijd en met het lijden; dat hij nog kon getroffen worden in diana; daar waren oogenblikken, waarin hij alles voor haar vreesde, tot zelfs zijn' eigen' dood toe, die haar zonder steun zoude
achterlaten tegen hare moeder en tegen de wereld. Zorgen als deze verduisterden plotseling zijn voorhoofd, te midden van zijne helderste oogenblikken, en deden hem te midden van een gesprek wegzinken in dat somber en smartelijk gepeins, dat wij reeds meer dan eenmaal hebben doen opmerken. De kennismaking met de sainbertôt, de overtuiging, dat deze diana waarderen kon en waardig zou zijn, verhelderde hem plotseling het verschiet, dat hij met zoo duistere beelden had geschakeerd; haar over te laten aan de bescherming van een achtingswaardig en onafhankelijk echtgenoot, die haar zoude liefhebben om al wat het edelste en liefelijkste was in hare ziel, om den eenvoud van haar hart, om de zuivere beschaving van haren geest, was eene kans, die hij niet de vermetelheid had gehad onder zijne berekeningen op te nemen. Hoe vast hij dus besloten was die kans niet op te geven, en hoe zeker hij alle krachten zoude inspannen, om die vast te houden, is af te leiden uit alles, wat die man voor zijn kind was geweest; dat de overhaasting van den Graaf, die diana's rust in de waagschaal stelde, hem verschrikte en onaangenaam moest zijn, was natuur- | |
| |
lijk, daar hij niet zeker kon zijn van orsini's toestemming, en daar hij sinds lang over de wijze nadacht, hoe die te verkrijgen, en door de uiterste voorzigtigheid nog niet tot een bepaald plan was gekomen. Het dringen van de sainbertôt, de vreeze eener onbescheidenheid van d'erlanges in Madrid, dwongen hem nu zelven tot zulk eenen spoed, dien hij liever had vermeden. Hij voelde in het gegeven geval het onvermijdelijke van een mondgesprek met Mevrouw orsini, te eerder, naar mate zij eene lastige omzigtigheid in geschrevene uitdrukkingen eischte, en hij haar talent kende, om daar, waar zij niet wilde beslissen, in eindelooze uitwijkingen en
listige kunstgrepen eene zaak te verwarren, ter zijde te schuiven, onbeslist te laten, en het noodzakelijkste antwoord te vermijden. Intusschen had zij iederen maatregel kunnen nemen, dien zij wilde, en dus in Frankrijk zelf, hem dwingen door den arm van de maintenon of van eenigen magtigen vriend; maar, voor haar te staan, plotseling, zonder dat zij op zijne tegenwoordigheid gewapend was, zonder dat zij zich had kunnen voorbereiden, haar vrijuit de groote vraag voor te leggen en een bepaald antwoord te eischen, dat gaf zeker de meeste kans op eene goede uitkomst. En hoezeer dit hem blootstelde aan alle soort van gevaar; hoezeer hij orsini's list vreesde en hare behendigheid, meer nog dan hare magt; hoezeer hij huiverde bij de noodzakelijkheid, om op nieuw zich te wagen onder den invloed, dien hij bijna eenen magnetischen waande, dien hij ten
| |
| |
minste ondergaan had, zoo vaak als hij dien trotseerde - het was toch voor diana! Hij moest het beproeven. De aanvang van die proefneming scheen niet gelukkig. De Prinses orsini had nog geene gewaarwording verraden, die van zwakheid getuigde, noch een woord gesproken, dat op inschikkelijkheid van hare zijde hoop gaf, en de Sieur françois had reeds verrassing, bitterheden, smeekingen en bedreiging verspild, slechts ter eigene overspanning, die hem te zwakker maakte tegen het wapen der kalmte, dat zij had gevat, totdat hij zelf schrikte bij het besef van zijne zwakheid en van zijne fout.
Wij echter meenen nu onze lezers genoegzaam ingelicht te hebben over de verhouding der sprekenden tot elkander, en hen geplaatst te hebben op een standpunt, van waar hunne woorden en handelingen moeten beschouwd worden; wij kunnen dus zonder verdere stoornis voortgaan met een gesprek, dat welligt te lang is afgebroken voor het geduld en geheugen van menigeen, en zeker te lang voor alle regelen der kunst.
Beiden mogen ons de fout vergeven, in den naam der duidelijkheid.
|
|